Centrale voor Kredieten aan Particulieren
De becommentarieerde artikelen
zie ook : website van de Nationale Bank van België
De eigenschappen
Ontstaan
De Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP) werd opgericht bij koninklijk besluit van 15 april 1985. Het strekte ertoe om bepaalde betalingsgebreken betreffende verkoop overeenkomsten, persoonlijke leningen en leningen op afbetaling te registreren. Bij de invoering van de WCK, werd de raadpleging van de CKP verplicht gemaakt door art. 71 maar de raadpleging ervan was niet verplicht voor de kredieten die gedeeltelijk werden beheerst noch voor de hypothecaire kredieten. De wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor kredieten aan Particulieren (CKP) heeft de activiteiten van de Centrale uitgebreid door een positief luik toe te voegen.
Sinds de wet van 10 augustus 2001, zorgt de Centrale voor een volledig bestand, zowel negatief als positief: de kredietgevers dienen kredietcontracten die zijn aan consumenten toekennen te registreren (op uitzondering van welbepaalde gereglementeerde contracten – zie hieronder-). De kredietgevers moeten bovendien de vastgestelde betalingsgebreken aan de Centrale ter kennis te geven. De Centrale bevat bovendien ook de berichten van collectieve schuldenregelingen (art. 19 van de wet van 5 juli 1998).
Sinds de omzetting van richtlijn 2008/48, registreert de Centrale voor Kredieten aan Particulieren ook de identiteit van de persoon die een zekerheid (zowel zakelijk of persoonlijk) verschaft in het kader van een consumentenkrediet of in het kader van een hypothecair krediet.
De Centrale voor Kredieten aan Particulieren wordt heden beheerst door de artikelen VII.148 tot VII159 van het WER en door het KB van 23 maart 2017.
Doelstelling van de Centrale
De ervaring van de negatieve Centrale die sinds 1985 in functie was, had aangetoond dat er bij de aanvraag van het krediet een grote verleiding bestond om het bestaan van lopende kredieten te verbergen om een laatste krediet te bekomen om de reeds bestaande betalingsmoeilijkheden trachten op te lossen. Door een systematische registratie van kredietovereenkomsten op te leggen, heeft men de informatie van de kredietgever willen objectiveren. Tezelfdertijd benadrukt men de verantwoordelijkheid bij de beoordeling van de opportuniteit van het krediet. Het is slechts een hulp bij de beslissing in de mate waarin de Centrale slechts de consumentenkredieten en de hypothecaire kredieten registreert. De evaluatie van de solvabiliteit moet de financiële situatie in het geheel in beschouwing nemen: alle inkomsten en alle schulden (hierbij inbegrepen degenen die niet in de Centrale worden ter kennisgegeven).
Het bestand van de niet gereglementeerde registraties (niet onderworpen aan het WER)
Sinds 1 september 2004, beheerst de Nationale Bank van België het bestand van de «niet gereglementeerde registraties» op basis van een overeenkomst die zij met de kredietgevers heeft afgesloten (“het ENR-bestand”). Dit bestand registreert de betalingsachterstanden in de kredietovereenkomsten, rekeningen of kaarten die geen gereglementeerde kredieten zijn en die werden aangegaan door natuurlijke personen, zoals bv. de betalingsachterstanden voor kredietovereenkomsten met een beroepsdoel. Dit betreft in het bijzonder de kredietovereenkomsten die gedeeltelijk gereglementeerd zijn maar niet worden geregistreerd bij de CKP zoals kredieten van minder dan 200 EUR. (Zie website Nationale Bank).
Het Begeleidingscomité
Artikel VII.156 voorziet dat de werking van de Centrale wordt gekadreerd door “een Begeleidingscomité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de kredietgevers, de consumenten, de Bank, de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de minister”.
Dit Begeleidingscomité wordt belast met het verlenen van advies op een reeks van vragen, de goedkeuring van de werkingsmodaliteiten en minstens eenmaal per jaar het opstellen van een verslag m.b.t. de werking van de Centrale.
De rol van de Nationale Bank van België
Het WER kent aan de Nationale Bank van België geen enkele macht toe om verkeerde registraties te corrigeren of te schrappen. Zij beschikt bovendien over geen enkele informatie die haar kan toelaten om een registratie te beoordelen (Brussel (8e kamer), 10 oktober 2006, D.C.C.R., 2007, nr. 75, p. 189 met noot G.L. BALLON). Deze informatie is in het bezit van de kredietgever die de informatie aan de Nationale Bank van België overmaakt. Art. VII.152 verduidelijkt dat, in geval van een verzoek tot rechtzetting, de Bank gehouden is om aan de door art. VII.149, 1e en 3e lid bedoelde persoon de gegevens over te maken en de verantwoordelijke van de correcte informatie aan te duiden. In voorkomend geval, vraagt deze persoon de verbetering aan van de geregistreerde gegevens.
De verplichte voorafgaande raadpleging van de Centrale voor het toekennen van een krediet
Principe
De raadpleging van het bestand is verplicht (VII.77, § 12e lid 2, VII.133, § 1, 3e lid en VII.149) voorafgaand aan het sluiten van een kredietovereenkomst of voor de overmaking van een kredietaanbod zoals bedoeld onder de artikelen VII.127, § 3, en VII.133 (VII.149, WER).
Deze raadpleging wordt zelfs opgelegd voor de kredietovereenkomsten die gedeeltelijk worden gereglementeerd behoudens de volgende kredieten:
- de kredietovereenkomsten voor bedragen die minder dan 200 euro bedragen (art. VII.3, § 3, 1°);
- de geoorloofde debet standen, die terug te betalen zijn binnen een termijn van één maand (art. VII.3, § 3, 2°);
- de kredietoverschrijdingen zoals bedoeld onder art. VII.3, § 3, 4°.
De raadpleging van de Centrale is een minimale verplichting waarvan de uitvoering niet volstaat om aan de in hoofde van de kredietgever te voldoen (Vred. Kortrijk, 17 oktober 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 68). De kredietgever beschikt dus niet over een alternatief en kan dus ook geen ander gegevensbestand raadplegen. De raadpleging van de Nationale Bank van België wordt in alle gevallen opgelegd, zelfs wanneer het gaat om een gewoonlijke klant die door de kredietgever gekend is (Vred. Izegem, 6 januari 1999, Jaarboek Kredietrecht, 1999, p. 53, noot J. T’JAMPENS).
Om de Centrale te kunnen raadplegen, om de consumenten en de personen die een zekerheid verschaffen te identificeren, gebruiken de kredietgevers het identificatienummer van het Nationaal Rijksregister van natuurlijke personen. Bij de aanvraag van een kredietovereenkomst deelt de consument het voormelde nummer mee (VII.150, lid 2).
Een exclusieve raadpleging voor het beheer van kredieten en betaaldiensten.
Artikel VII.153, § 2 bepaalt:
«De inlichtingen die door de Bank worden medegedeeld mogen enkel gebruikt worden in het raam van het verstrekken van of het beheer van kredieten of betalingsdiensten, die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen kan voortgezet worden. Deze inlichtingen mogen niet worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden».
De Centrale mag enkel worden geraadpleegd in de toegelaten gevallen: de toekenning en het beheer van kredieten. De kredietgever is niet gehouden om over een ondertekende kredietaanvraag te beschikken om een raadpleging van de Centrale uit te voeren met het oog op een toekenning van een krediet. Hij moet echter wel kunnen aantonen dat de consument daadwerkelijk een krediet heeft aangevraagd bij gebreke waaraan de raadpleging van de Centrale zou kunnen worden beschouwd als een commercieel doeleinde zoals bedoeld onder art. VII.153, § 2 WER. De kredietgever (die is ook kredietbemiddelaar) die de Centrale raadpleegt voor zijn activiteit als kredietbemiddelaar en die de raadpleging verricht met het oog op het aanbieden van krediethergroeperingen, schendt deze
Termijn en het bewijs van de raadpleging
De raadpleging moet plaatsvinden (art. 10 van de KB van 23 maart 2017):
- in geval van een consumentenkrediet of een hypothecair krediet met een roerende bestemming waarvoor geen verplichting geldt tot het voorleggen van een kredietaanbod, binnen een termijn van twintig dagen die aan het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaat;
- in geval van een hypothecair krediet waarvoor de verplichting geldt tot het voorleggen van een kredietaanbod, binnen een termijn van vijftien dagen die aan het overhandigen van het aanbod voorafgaat. Deze raadpleging blijft gedurende vijfenveertig dagen geldig Het Verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB vermeldt: Voorgesteld wordt om deze in alle redelijkheid en gelet op het verloop van de totstandkoming van het kredietaanbod en de akkoordbevinding van de consument de geldigheidsduur op vijfenveertig dagen vast te stellen. Een nieuwe raadpleging is nodig eens deze termijn werd overschreden. Als de consument het kredietaanbod heeft ondertekend binnen de gestelde termijn dan is het aanbod bindend, geldt het als kredietovereenkomst en is er geen nieuwe raadpleging nodig. Als het kredietaanbod wordt uitgebracht voor een termijn die langer dan 45 dagen zou duren dan zal de kredietgever hiermee rekening moeten houden, bv. door het voorzien van een ontbindende voorwaarde mocht na 45 dagen bij het verrichten van een nieuwe raadpleging er een nieuw krediet opduiken in de Centrale. Ander alternatief is om het kredietaanbod te beperken tot 45 dagen en zo nodig een nieuw aanbod uit te vaardigen.
De kredietgever dient de Centrale ten nuttige tijde te raadplegen, alvorens de consument een contract aan te bieden, om, desgevallend, de consument te kunnen inlichten van het resultaat van de raadpleging en dit te bespreken. De raadpleging na het sluiten van het contract voldoet niet aan de wettelijke vereiste en de wettelijke sanctie kan toegepast worden, zelfs wanneer op de datum waarop de raadpleging zou moeten verricht zijn, er geen enkele betalingsachterstand zou zijn vastgesteld.
Het betreft dus een resultaatsverbintenis waarvan de goede uitvoering ervan dient bewezen te worden aan de hand van raadplegingsberichten waarop de unieke identificatiecode, het tijdstip van de raadpleging en de identiteit van de persoon voor wie de raadpleging werd verricht, staat vermeld (art. 15 van het KB van 21 juni 2011 tot wijziging van verschillende besluiten inzake consumentenkrediet en tot uitvoering van de artikelen 5, § 1, tweede lid, en § 2, en 15, derde lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet). Het Verslag aan de Koning voorafgaand aan dit KB verduidelijkt:
Bij iedere raadpleging verstrekt de Centrale voor Kredieten aan Particulieren in haar antwoord de datum en tot op de seconde het tijdstip waarop het antwoord werd verstrekt met toevoeging van een code die toelaat het antwoord te identificeren. De kredietgever dient op verzoek van de bevoegde ambtenaren of de rechtbanken rechtstreeks of onrechtstreeks op zijn minst deze elementen uit het raadplegingsantwoord van de Centrale te kunnen voorleggen en dus in principe tot zolang de kredietovereenkomst loopt. De voorgestelde bepaling doet geen afbreuk aan de overige bewijsregelen die door de bevoegde rechtbanken worden gehanteerd met betrekking tot de toepassing van de artikelen 11 en 15 WCK, in het bijzonder aan de plicht van de kredietgever om mee te werken aan de bewijslast van de consument binnen de wettelijk bepaalde grenzen (vergelijk met Cass. 10 december 2004).
Rekening houdend met de verplichting om het kredietdossier te documenteren zoals opgelegd door art. VII.77, §1, 4e lid, dient de kredietgever in het betreffende dossier alle informatie die door de Centrale wordt overgemaakt te bewaren. De kredietgever bewaart niet alleen de Request ID van de raadpleging maar ook alle informatie die door de Centrale wordt meegedeeld. Hij neemt deze informatie op in het kredietdossier.
Wanneer de kredietgever het bewijs van de raadpleging van de Centrale niet overmaakt (of weigert over te maken), kan de vrederechter de verplichtingen in hoofde van de consument herleiden tot het ontleende bedrag (art. VII.201, 1°) (Vred. Kortrijk, 2 juli 2013, Jaarboek Kredietrecht 2013, 40). De Vrederechter van Doornik heeft de kredietgever veroordeeld tot de ter beschikking stelling van de gelden wanneer bleek dat er een fout werd gepleegd inzake de raadpleging van de Centrale, na de ondertekening van de kredietovereenkomst (Vred. Doornik, 8 oktober 2008, Jaarboek Kredietrecht 2008, p. 48).
Registratie bij het sluiten van het contract
Principe
In toepassing van art. VII.149, § 2, delen de kredietgevers die erkend zijn of ingeschreven zijn om kredietovereenkomsten te sluiten en de personen die door de Koning worden aangeduid, aan de Centrale de gegevens mee inzake elke gereglementeerde kredietovereenkomst. Dezelfde bepaling voorziet bovendien dat: «Indien de bevoegde ambtenaren van de FOD Economie vaststellen dat een kredietgever kredietovereenkomsten sluit zonder hiertoe over de nodige vergunning of registratie te beschikken dan kunnen zij de kredietgever verplichten om de overeenkomsten en wanbetalingen toch te laten registreren door de Centrale. Zij brengen de Centrale en het begeleidingscomité hiervan op de hoogte».
De kredietgever die op systematische wijze de kredietovereenkomst registreert wanneer het wordt gericht aan de consument en deze registratie gedurende 30 dagen bewaart, zelfs wanneer het contract niet door de consument werd ondertekend, leeft zijn verplichtingen niet na(zie het PV van vaststelling)
Informatie over de betrokken persoon
In toepassing van de artikelen VII.78, § 2, 10° tot 13°, en VII.134, § 2, 10° tot 13°, moet elke kredietovereenkomst die geregistreerd dient te worden, de volgende vermeldingen te bevatten:
10° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII. 148 van het Wetboek van economisch recht";
11° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
12° de naam van de Centrale;
13° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.
Enkel de afgesloten contracten, dienen geregistreerd te worden bij de Centrale, m.a.w. de contracten die het voorwerp uitmaken van een instemming van de twee partijen, waarbij de instemming van de partijen wordt gesymboliseerd door de handgeschreven of elektronische handtekening op een duurzame drager. De Belgische wetgever heeft inderdaad niet het Duitse systeem (SHUFA) willen kopiëren waar ook de kredietaanvragen moeten worden geregistreerd.
De termijn voor de mededeling aan de Nationale Bank van België
De gegevens m.b.t. de kredietovereenkomst moeten aan de Centrale worden overgemaakt binnen een termijn van twee werkdagen na het sluiten van de overeenkomst. Dezelfde termijn is van toepassing voor het verwijderen van de gegevens bij een voortijdige terugbetaling of een opzegging van de kredietopeningsovereenkomst en in zoverre er na terugbetaling geen nieuwe kredietopneming meer mogelijk is (art. 3 KB van 23 maart 2017).
Wanneer het krediet een einde neemt bij de contractuele vervaldatum, worden de gegevens bewaard tot drie maanden en 8 werkdagen.
De datum van het sluiten van de overeenkomst is ofwel de datum van het sluiten van de kredietovereenkomst in toepassing van de artikelen VII.78 of VII.134 WER, ofwel de datum van ontvangst door de kredietgever van het door de consument ondertekende bij een overeenkomst gesloten op afstand. Het verslag aan de Koning duidt aan dat de datum van het passeren van de authentieke akte niet kan worden weerhouden gezien dit laattijdig is.
Het verslag voegt hieraan toe:
Zogenaamde "shopping" op basis van kredietaanbiedingen van verschillende kredietgevers blijft perfect mogelijk, zolang de consument niet één van de betrokken aanbiedingen ondertekent. Sommige kredietgevers aanvaarden dat het door de bank ondertekende aanbod slechts wordt tegengetekend door de consument op het ogenblik van het verlijden van de authentieke akte. Indien de consument het krediet wil nemen, zal de notaris gecontacteerd worden voor het voorbereiden van de akte en het is pas bij het verlijden van de notariële akte kredietopening met hypotheekvestiging, dat de kredietnemer zal tekenen. Deze praktijk is in het licht van de nieuwe regelgeving inzake hypothecair krediet onaanvaardbaar. De bedoeling van de Centrale voor kredieten aan particulieren is hoofdzakelijk maar niet uitsluitend het vermijden van de overmatige schuldenlast. Het is dan ook belangrijk dat iedere kredietgever, ook zij die consumentenkrediet verstrekken, van meet af aan op de hoogte zouden zijn van alle kredietmogelijkheden, bestaande of toekomstige verbintenissen, enz. Het is inzake hypothecaire kredietverstrekking immers schering en inslag dat de consument aan wie reeds het maximale kredietbedrag werd toegekend, elders bijkomende financiering vraagt omdat zijn "bouw" te duur uitvalt, omdat hij plots een tegenslag heeft (bv. auto total loss), enz.
De registratie dient geschrapt te worden ingeval het door kredietgever en consument ondertekende kredietaanbod uiteindelijk toch niet wordt gerealiseerd. Zelfs in geval van niet-betaling door de consument van verschuldigde kosten zoals de dossier- of schattingskosten, kan evenmin een negatieve registratie in de Centrale plaatsvinden, aangezien niet aan de criteria voorzien in artikel 5, § 1, 1°, van dit ontwerp van koninklijk besluit kan worden voldaan, omdat deze steeds de niet-betaling van termijnbedragen vereisen
De meegedeelde vermeldingen voor de registratie
Artikel VII.148, § 2,heeft de Koning de opdracht toevertrouwd om de vermeldingen die door de Nationale Bank van België moeten worden vermeld te verduidelijken. Het KB van 23 maart 2017 (art. 2) bevat de opsomming van deze vermeldingen, nl.:
- het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, de naam, de eerste officiële voornaam en het geslacht van de consument;
- zijn geboortedatum, uitgedrukt door het nummer van de dag, van de maand en van het jaar
- zijn woonplaats of, wanneer deze onbestaand of ongekend is, de verblijfplaats bepaald door de naam van de straat, het nummer van het gebouw en desgevallend het busnummer, de naam van de plaats evenals de postcode;
- de naam en het adres van de kredietgever en, in voorkomend geval van de overnemer of van de kredietverzekeraar;
- de kredietsoort, het nummer, de taal en de datum van het sluiten van de kredietovereenkomst. Voor hypothecaire kredieten wordt bovendien aangeduid of het krediet een roerende dan wel een onroerende bestemming heeft, of het krediet gedekt is door een hypothecaire zekerheid en of het gaat om een herfinanciering; Wat betreft het krediettype, verduidelijkt het verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB:
Wat het begrip "kredietsoort" onder artikel 2, § 1, 5°, betreft wordt verwezen naar de algemene inleiding supra. Tot op heden werd in het raam van het consumentenkrediet onder kredietsoort verstaan een verkoop op afbetaling, een lening op afbetaling een financieringshuur of een kredietopening. Deze "soorten" krediet kunnen met uitzondering van de financieringshuur eveneens gelden voor het hypothecair krediet. Het klassieke woonkrediet beantwoordt volkomen aan de definitie van "lening op afbetaling" zoals bedoeld in artikel I.9, 48°, WER : "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen".
- voor een consumentenkrediet onder de vorm van een verkoop op afbetaling, een financieringshuur of een lening op afbetaling, of voor een hypothecair krediet met een roerende bestemming onder een van deze vormen, het totale door de consument te betalen bedrag, het termijnbedrag indien de termijnbedragen gelijk zijn, het bedrag van de eerste betalingstermijn indien de termijnbedragen ongelijk zijn, het aantal betalingstermijnen, de initiële periodiciteit van de betalingstermijnen en de datum van de eerste en van de laatste betalingstermijn;
- voor een kredietopening, het kredietbedrag en, desgevallend, de datum van het einde van de overeenkomst;
- voor een hypothecair krediet met een onroerende bestemming onder de vorm van een lening op afbetaling, het kredietbedrag, het termijnbedrag indien de termijnbedragen gelijk zijn, het bedrag van de eerste betalingstermijn indien de termijnbedragen ongelijk zijn, het aantal betalingstermijnen, de initiële periodiciteit van de betalingstermijnen en de datum van de eerste en van de laatste betalingstermijn.
De ambtshalve registratie van contracten met niet erkende kredietgevers
Artikel VII. 149 (het vroegere artikel 4 WCKP) wordt aangevuld met een derde lid dat voorziet in een tussenkomst van de bevoegde ambtenaren van de FOD Economie wanneer zij tot de vaststelling zouden komen dat een kredietgever, die niet erkend is, toch kredietovereenkomsten zou hebben gesloten. Voorgesteld wordt om dit in de praktijk meer dan eens voorkomend geval op te lossen door alsnog tot registratie over te gaan ook al heeft de betrokken kredietgever geen toegangsrecht. De derden kredietgevers hebben er in casu alle belang bij dat zij op de hoogte zouden worden gebracht van deze bijkomende informatie. De betrokken ambtenaren duiden dan, rekening houdend met de mogelijke toepassing van burgerlijke sancties wegens bv. niet vergunning of toepassen van woekerrentes het bedrag en de werkelijke looptijd aan van deze kredietovereenkomsten (Memorie van toelichting van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht (...).Parl. St., Kamer,, Zitt. 53, 3429/001, 32).
Verplichte Registratie bij wanbetaling
Principe
In toepassing van art. VII.149, § 2, moeten de kredietgevers die beschikken over een vergunning of geregistreerd zijn om kredietovereenkomsten te sluiten en de door de Koning aangewezen personen delen aan de Centrale de gegevens mee betreffende elke kredietovereenkomst en elke wanbetaling, bedoeld in artikel VII. 148, § 1. Deze mededeling is verplicht en de kredietgever beschikt over geen appreciatiebevoegdheid wanneer de objectieve voorwaarden van de registratie vervuld zijn (Bergen, 10 september 2007, DCCR, 2008, nr. 79, 93. noot VAN DEN STEEN L).
Welke wanbetalingen moeten geregistreerd worden?
Wanneer de betalingsachterstand bij de eerste registratie meer dan 50 € bedraagt, worden zij als wanbetaling beschouwd (art. 5, KB van 27 maart 2017 zoals gewijzigd door het KB van 16december 2018 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren) :
1° in geval van een verkoop op afbetaling, financieringshuur en lening op afbetaling:
- drie termijnbedragen zijn op hun vervaldag niet of onvolledig betaald, of
a) Heeft de kredietgever de keuze om de wanbetaling pas te melden als drie termijnbedragen geheel onbetaald zijn of is hij daarentegen verplicht de melding te doen van zodra drie termijnbedragen niet volledig betaald zijn?
Interpretatie van de registratiecriteria van een wanbetaling : artikel 5, §1, 1°, a) van het KN van 23 maart 2017
Antwoord : De melding is verplicht van zodra drie termijnbedragen niet volledig betaald zijn. De kredietgever heeft niet de keuze om de melding uit te stellen tot wanneer drie termijnen volledig onbetaald gebleven zijn.
b) Volstaat het dat elke termijnbedrag op zijn eigen vervaldag niet volledig betaald werd of is het noodzakelijk dat de eerste twee termijnbedragen nog steeds niet volledig betaald zijn op het ogenblik dat vastgesteld wordt dat ook het derde termijnbedrag niet of niet volledig is betaald?
Antwoord : Indien de registratie van een wanbetaling gebeurt op basis van het criterium dat drie termijnbedragen op hun vervaldag niet of onvolledig betaald zijn, moet dit ook nog steeds het geval zijn op het ogenblik van de vaststelling dat aan het criterium is voldaan. Concreet, indien drie termijnbedragen onbetaald gebleven zijn op hun respectievelijke vervaldag, mag er geen wanbetaling gemeld worden indien één van die termijnen alsnog betaald werd vooraleer de niet-betaling van de derde termijn wordt vastgesteld.
c) Moet het gaan om drie opeenvolgende termijnen?
Antwoord : Het KB bepaalt inderdaad niet dat het moet gaan om drie opeenvolgende termijnen, maar echter dat dit in de praktijk toch meestal het geval zal zijn.
d) Dient na het verstrijken van de derde vervaldag nog een bijkomende “respijttermijn” in acht te worden genomen vooraleer tot de melding te mogen overgaan of is de melding direct verplicht bij
het verstrijken van de derde vervaldag, zijnde binnen de acht werkdagen na het verstrijken van de derde niet of niet volledig betaalde vervaldag?
Antwoord : Van zodra drie termijnen op hun vervaldag niet volledig betaald zijn (en dit nog steeds het geval is bij het verstrijken van de derde vervaldag), moet de melding binnen de acht werkdagen na deze derde vervaldag gebeuren, zonder dat een bijkomende termijn mag worden toegekend ( art.7)
- een vervallen termijnbedrag is gedurende drie maanden niet of onvolledig betaald,of
- de nog te vervallen termijnbedragen zijn onmiddellijk opeisbaar geworden;
2° in geval van een kredietopening:
- een bedrag aan kapitaal en/of totale kosten van het krediet voor de consument komt te vervallen overeenkomstig de voorwaarden van de kredietovereenkomst en dit werd niet of onvolledig terugbetaald binnen een termijn van drie maanden, of
- het kapitaal is volledig opeisbaar geworden, zelfs voor de termijn bedoeld in a) verstreken is, en de consument heeft het verschuldigde bedrag niet of onvolledig terugbetaald;
- in afwijking van b) zal, in geval van niet betaling van het bedrag bedoeld in de artikelen VII.95, § 2, en VII.147/10, § 2 WER, de registratie plaats vinden een maand na het verstrijken van de nulstellingstermijn
De negatieve registratie vermeldingen die aan de Centrale moeten meegedeeld worden
De mededeling aan de Centrale van een wanbetaling omtrent een kredietovereenkomst bevat volgende gegevens (art. 6 KB van 27 maart 2017):
- het nummer en de taal van de kredietovereenkomst en de identificatiegegevens van de consument bepaald in artikel 2, § 1, 1° en 2°;
- in voorkomend geval, de overdracht of de indeplaatsstelling voor de vordering uit de kredietovereenkomst, de identiteit van de overnemer of de kredietverzekeraar;
- voor een consumentenkrediet onder de vorm van een verkoop op afbetaling, een financieringshuur of een lening op afbetaling, een hypothecair krediet met een roerende bestemming onder een van die vormen of een hypothecair krediet met onroerende bestemming onder de vorm van een lening op afbetaling, de datum van de wanbetaling en
a) ofwel, het vervallen en niet-betaalde kapitaal vermeerderd met het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
b) ofwel, in geval van opeisbaarheid, de datum van opeisbaarheid, het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo vermeerderd met het bedrag van de vervallen en niet- betaalde totale kosten van het krediet voor de consument; - voor de kredietopening de datum van wanbetaling en
a) ofwel, de vervallen en niet-betaalde bedragen bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, a);
b) ofwel, in geval van opeisbaarheid bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, b) en c), de datum van opeisbaarheid, het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo vermeerderd met het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument, tenzij in geval van een overschrijding van hetzij het beschikbare tegoed van een rekening waarvoor geen geoorloofde debetstand is voorzien, hetzij de geoorloofde debetstand op een rekening die binnen een maand moet worden afgelost, in welk geval de mededeling aan de Centrale de volgende gegevens bevat :
a) de gegevens bedoeld in artikel 2, § 1, 3° tot 5°, eerste lid;
b) de datum van opeisbaarheid, het overschreden bedrag op het ogenblik dat het eisbaar is geworden, vermeerderd met het bedrag van de vervallen en niet betaalde totale kosten van het krediet voor de consument alsook de datum van het verstrijken van de opzeggingstermijn
c) in voorkomend geval, de datum van de regularisatie.
Dezelfde bepaling verduidelijkt dat in de gemelde bedragen, niet worden begrepen: nalatigheidsintresten, boetes of schadevergoedingen, kosten voor brieven betreffende aanmaning of ingebrekestelling, gerechtskosten en wederbeleggingsvergoedingen.
Bovendien is, de datum van de wanbetaling bedoeld in dit hoofdstuk is de datum waarop voldaan is aan de wettelijke registratiecriteria bedoeld in artikel 5 (art. 6,in fine, KB van 23 maart 2017). Deze vermelding strekt ertoe om de consument te beschermen tegen vertragingen en fouten in de mededeling van de gegevens aan de Centrale en om te vermijden dat de negatieve gegevens ingeschreven blijven na de duurtijd van de door de wetgever voorziene bewaartermijn.
De termijn voor de mededeling van de informatie inzake de wanbetalingen
De mededeling van de in artikel 6 bedoelde gegevens aan de Centrale gebeurt binnen acht werkdagen die volgen op de vaststelling van de wanbetaling zoals bedoeld in artikel 5 of op de regularisatie. Het bedrag van de debetstand op het einde van elke maand, wordt binnen acht daaropvolgende werkdagen medegedeeld, voor zover dit bedrag werd gewijzigd (art. 7, KB van 23 maart 2017).
Informatie bij de registratie van een wanbetaling
Bij de registratie van een eerste wanbetaling met betrekking tot een kredietovereenkomst, verduidelijkt art. VII.151 dat de Bank de betrokken persoon informeert en de volgende informatie meedeelt:
- de referentie van de betrokken overeenkomst;
- de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
- de naam en het adres van de persoon die de gegevens heeft medegedeeld;
- het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;
- de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie en van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer
De verplichting om de gegevens up to date te houden
Artikel 5, 1), d) van de GDPR legt een verplichting van correctheid op in hoofde van de kredietgevers: alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren („juistheid”). Het betreft een resultaatsverbintenis die een frequente en regelmatige controle op de juistheid van informatie die aan de Centrale wordt meegedeeld inhoudt (zonder vertraging). Zelfs hoewel het WER noch het KB van 23 maart 2017 deze welbepaalde modaliteiten specifiëren, volstaan de regels van de GDPR om vast te stellen dat deze updates in het bijzonder moeten doorgevoerd worden in geval van een wijziging van de rentevoet, integrale of gedeeltelijke terugbetaling, wijziging van de duur van het krediet, …
De termijn voor de bewaring van de registraties in het negatieve luik (betalingsachterstallen)
De regel
De gegevens inzake de wanbetalingen worden, met het oog op de raadpleging ervan, bewaard:
1° tot twaalf maanden vanaf de datum van de regularisatie van de kredietovereenkomst;
2° tot maximum 10 jaar vanaf de datum van de eerste wanbetaling bedoeld onder art. 5, ongeacht of de kredietovereenkomst intussen al dan niet werd geregulariseerd.
Indien op de vervaldag van deze maximumtermijn van tien jaar, er zich een nieuwe wanbetaling voordoet, zal er dan opnieuw een termijn van 10 jaar beginnen te lopen vanaf de datum waarop de voorwaarden voor de registratie van deze nieuwe wanbetaling zich hebben vervuld.
De verjaring legt de schrapping op
Het Verslag aan de Koning (KB 23 maart 2017) verduidelijkt dat: Als er verjaring van de schuldvordering wordt vastgesteld dient de kredietgever onverwijld de schrapping van de registratie van de kredietovereenkomst aan te vragen bij de Centrale. Overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan geen extra bewaringstermijn worden voorzien voor verjaarde schulden, hetgeen disproportioneel zou zijn.
De bewaring van de gegevens voor gebruik ervan voor wetenschappelijke of statistische doeleinden
Artikel VII.153, § 4, laat de Nationale Bank van België toe om de in de Centrale geregistreerde gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden. Met het oog op de verwerking voor de doeleinden kan de Bank deze gegevens voor langere duur bewaren, na codering wat betreft de persoonsgegevens. (art. 8, § 3, van het KB van 23 maart 2017)(voorwaarden voor de verwerking worden omschreven in het Verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB).
De rechten van bij een registratie betrokken personen
Informatie bij de registratie van het contract of van de wanbetaling
De informatie van de persoon op het moment van de registratie van de kredietovereenkomst wordt voorzien door de verplichte vermeldingen van de kredietovereenkomst (artikelen VII.78, § 2, 10 ° tot 13 ° en VII.134, § 2, 10 ° tot 13 °).
In geval van registratie van een wanbetaling verzend de Nationale Bank een mededeling aan de consument overeenkomstig artikel VII.151. Deze mededeling bevat:
1° de referentie van de betrokken overeenkomst;
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° de naam en het adres van de persoon die de gegevens heeft medegedeeld;
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;
5° de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie en van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Het recht op toegang, verbetering of schrapping
In toepassing van art. VII.152 1e lid en volgens de modaliteiten die door de Koning worden vastgesteld heeft elke consument en elke zekerheidssteller kosteloos toegang tot de op zijn naam geregistreerde gegevens en kan hij, vrij en kosteloos, de rechtzetting vragen van verkeerde gegevens. De consument die zijn recht op toegang wenst uit te oefenen moet zijn identiteit aantonen aan de hand van een identiteitsdocument (art. 13 van het KB van 27 maart 2017). Bij een aanvraag tot rechtzetting of een schrapping van gegevens, moet de consument bij zijn aanvraag hiertoe elk document die de gegrondheid van zijn verzoek staaft bijvoegen. De consument kan dit recht ofwel persoonlijk uitoefenen of middels tussenkomst van een advocaat, ministerieel ambtenaar of een gerechtsmandataris in het kader van de uitvoering van de kredietovereenkomst.
Deze regels werden vastgesteld voor de inwerkingtreding van de GDPR maar uit het Verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB blijkt dat de regels werden ingevoerd, rekening houdend met de principes die door de GDPR worden weerhouden.
Wat betreft het recht op toegang stelt het Verslag aan de Koning: merkte de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op dat inzake het inzagerecht het ontwerpbesluit bijkomende voorwaarden oplegt die niet zijn voorzien door artikel 12.6 van de hierboven vermelde verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. Deze bepaling stelt het volgende : "Onverminderd artikel 11 kan de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer hij redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de natuurlijke persoon die het verzoek indient als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 21, om aanvullende informatie vragen die nodig is ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.". Vanzelfsprekend hebben de diensten van de Centrale een zekere manoeuvreerruimte om zich te vergewissen van de identiteit van de consument maar vermits reeds sowieso naar het identiteitsdocument dient te worden gevraagd zoals bedoeld in artikel 2 van het ontwerp lijkt artikel 8 niet in tegenspraak te zijn met de verordening.
Artikel 13 van het ontwerp lijkt ook niet in tegenspraak te zijn met artikel 15 van de verordening dat het inzagerecht regelt. Artikel 15 kent enkel een inzagerecht toe aan de "betrokkene". Artikel 13 voorziet dat dit kan gebeuren door specifieke lasthebbers of gerechtelijke mandatarissen in specifieke omstandigheden zoals omschreven in het derde lid. De verordening heeft deze casussen waaronder het mandaat gewoon niet geregeld. Op grond van artikel 13 kan de consument in ieder geval geen mandaat geven aan een kredietbemiddelaar.
Geen enkele bepaling roept het recht op de beperking van de verwerking voorzien onder art. 18 GDPR of het recht op verzet voorzien onder art. 21.1. GDPR in. Art. 23GDPR laat echter de nationale wetgever toe om de rechten van de betrokken personen in te perken om belangrijke doelen voor het publieke doel te waarborgen.
Het gebruik van de gegevens van de Centrale
Wie heeft toegang tot de CKP?
De CKP kan slechts worden geraadpleegd door de hiertoe toegelaten personen die in de artikelen VII.119 en VII.147/35 worden opgesomd, en onder welbepaalde uitzonderingen (art. VII.153, GDPR), met name:
- de vergunning houdende of geregistreerde kredietgevers;
- de personen die zijn toegelaten om kredietverzekeringsverrichtingen uit te voeren met toepassing van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
- de FMSA en de Bank in het raam van hun opdrachten;
- de betalingsdienstaanbieders, in de mate dat deze personen hun gegevens inzake betalingsdiensten op basis van regelen inzake wederkerigheid meedelen, maar enkel in de mate dat zij beschikken over een vergunning als kredietgever ;
- een advokaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris, in de uitoefening van zijn mandaat of ambt, en in het raam van de uitvoering van een kredietovereenkomst;
- de schuldbemiddelaar bij de uitvoering van zijn opdracht in het kader van een collectieve schuldenregeling, zoals bedoeld in de artikelen 1675/2 tot 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek
- de ambtenaren van de FOD Economie bevoegd om op te treden in het raam van boek XV;
- de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de FOD Economie maar enkel voor wat betreft de gegevens van de kredietovereenkomsten die effectief zijn hernomen in hun activiteit van minnelijke schuldinvordering.
- de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer binnen de uitvoering van haar opdracht.
- de mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector.
In toepassing van het finaliteitsprincipe hernomen in de artikelen VII.119 en VII.147/35, kunnen de inlichtingen die door de Bank worden medegedeeld mogen enkel gebruikt worden in het raam van het verstrekken van of het beheer van kredieten of betalingsdiensten, die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen kan voortgezet worden. (art. VII.153, § 2).
Elke prospectie op basis van deze gegevens wordt uitgesloten.
De kredietbemiddelaars en de Centrale voor Kredieten aan Particulieren
Sancties
Het gebrek aan raadpleging of de laattijdige raadpleging van de Ventrale wordt gesanctioneerd door art. VII.195, 2e lid, 2°: Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, kan de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag, wanneer de kredietgever de in 77, § 1, lid 2.
De wet voorziet eveneens in een strafrechtelijke sanctie onder art. XV.88:
Met een sanctie van niveau 4 wordt gestraft zij die de bepalingen overtreden:
1° van artikel VII. 149, § 1, betreffende de verplichting tot raadpleging van de Centrale;
2° van artikel VII. 149, § 2, betreffende de mededeling van gegevens aan de Centrale en van de besluiten ter uitvoering van dat artikel;
3° van artikel VII. 153, § 2, betreffende het gebruik van de ontvangen inlichtingen;
4° van artikel VII. 153, § 2, derde en vierde lid, betreffende de gegevens van de Centrale die de kredietbemiddelaar mag verkrijgen.