Financiering van een goed of van een dienst (HK)

Het algemene kader van de gereglementeerde kredieten die bestemd zijn voor het financieren van de aankoop van goederen en diensten

De verrichtingen inzake consumentenkrediet houden vaak rechtstreeks of onrechtstreeks verband met de aankoop van goederen of van diensten. In die gevallen verbindt een relatie tussen drie partijen de consument met de verkoper/dienstverlener enerzijds, en met de kredietgever anderzijds. Bij de verkoop op afbetaling en de financieringshuur zijn de verkoper/verhuurder en de kredietgever een en dezelfde persoon. In andere gevallen gaat het om twee verschillende partijen die soms banden met elkaar hebben of soms volledig onafhankelijk van elkaar zijn. Boek VII heeft bepaalde aspecten van die relaties geregeld:

  • Het wetboek verplicht de kredietgever de consument te ondervragen over het doel van het krediet (VII.69, § 2, lid 2, [CK] en VII.126, § 2, lid 3 [HK]) en in de SECCI (VII.70, §1, 5°) en in de kredietovereenkomst het goed of de dienst te vermelden dat/die door het krediet zal worden gefinancierd (artikel VII.78, § 3, 2°, [CK] en VII.134, § 3, 2, [HK]) alsook de contante prijs;
  • Het is de kredietgever of de kredietbemiddelaar verboden het goed te leveren of de dienst te verlenen voordat de kredietovereenkomst is gesloten (artikel VII.91 [CK] - VII.147/5 [HKRB]);
  • Het wetboek verbiedt de kredietgever of de kredietbemiddelaar een betaling van de consument te ontvangen voordat de kredietovereenkomst is gesloten (artikel VII.84, [CK] en VII.139 [HK]);
  • De verplichtingen van de consument gaan pas in op het ogenblik van de levering van het goed of de dienstverlening (artikel VII.91 [CK] - VII.147/5 [HKRB]) en het wetboek verbiedt de kredietgever daarenboven het kredietbedrag aan de verkoper/dienstverlener over te dragen vooraleer de kennisgeving van levering werd afgegeven (artikel VII.91 [CK] - VII.147/5 [HKRB]);
  • Het wetboek biedt de consument tot slot in bepaalde gevallen de mogelijkheid tegen de kredietgever de verweermiddelen in te roepen die hij kan inroepen tegen de verkoper (artikel VII.92, lid 1, [CK] - VII.147/6, [HKRB]).

Sedert de omzetting van richtlijn 2008/48/EG erkent de wet bovendien dat de consument bevrijd is van de verplichtingen van de kredietovereenkomst, indien hij gebruik maakt van het verzakingsrecht betreffende de verkoop van het goed of dienstlevering. Deze laatste twee gevallen worden geregeld door de artikelen VII.92 en VII.147/6. Indien de goederen of diensten die het voorwerp uitmaken van de kredietovereenkomst niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst, laat boek VII de consument toe om tegen de kredietgever de verweermiddelen in te roepen waarover hij beschikt ten aanzien van de leverancier van de goederen of de dienstverlener. Dat recht is echter beperkt en de uitoefeningsvoorwaarden zijn strikt gedefinieerd. De artikelen VII.82 en VII.147/6 wijken dus af van de relativiteit van de overeenkomsten zoals die is bepaald in artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek.

Back to top