VII.78, § 1 : De totstandkoming van de overeenkomst (CK)
Artikel 78, § 1
Ontstaan
In de oorspronkelijke wettekst (1991) had de wetgever een regeling ingesteld waarbij aanbiedingen die door de professional aan de consument werden overgemaakt, 15 dagen geldig waren, teneinde deze laatste de kans te geven om voorstellen van verschillende kredietgevers te vergelijken. Bij deze regeling was de wet van toepassing op de inhoud van het aanbod en werd de kredietovereenkomst gesloten op het moment van ondertekening van het aanbod door de consument. Dit systeem heeft geen vruchten afgeworpen (consumenten vergeleken nauwelijks aanbiedingen) en kon in sommige gevallen zelfs averechtse effecten hebben (in het geval waarin consumenten, die te kwader trouw waren, in één dag tijd verschillende verzoeken deden).
De wijziging van 2003 schafte het beginsel van het aanbod af, maar om de mogelijkheid te behouden om de voorstellen van de kredietgevers te vergelijken, werd bij wet van 24 maart 2003 de verplichting ingevoerd om een prospectus ter beschikking te stellen van de consument (oud artikel 5, §3).
De richtlijn2008/48/EG heeft de Belgische wetgever verplicht om artikel 14 nogmaals te wijzigen. De richtlijn bevat eenregeling van voorafgaande informatie, de SECCI, en bepaalt op precieze wijze de inhoud van de overeenkomst. De inhoud van de voorafgaande informatie(SECCI) gelijkt overigens heel erg op de inhoud van de overeenkomst zodatmen terug uitkomt bij het oorspronkelijke mechanisme van de Belgische wet: eenofferteregeling om de vergelijking door de consument mogelijk te maken.
De Memorie van toelichting merkt bovendien op: Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om ook het elektronisch krediet mogelijk te maken door iedere verwijzing naar de woorden "geschrift" of "handgeschreven" ongedaan te maken. De ondertekening kan dus ook elektronisch gebeuren (Parl. St., Kamer, Zitting 52,2468/001, p. 35).
Bij het hypothecair krediet daarentegen is het aanbodmechanisme voorzien in artikel VII.134. Het is evenwel alleen verplicht voor hypothecaire kredieten met onroerende bestemming en voor hypothecaire kredieten met roerende bestemming die gepaard gaan met de vorming van een hypothecaire zekerheid (VII.127, §3). De kredietgever moet een kredietaanbod voorleggen dat voor hem minstens 14 dagen bindend is. Het volstaat dat de consument het kredietaanbod tekent om een kredietovereenkomst te doen ontstaan.
Ontstaan van de verplichtingen
Ondertekening van de overeenkomst door beide partijen - verzending van een overeenkomst die niet is ondertekend door de kredietgever (?)
De verbintenis van de consument ontstaat uit zijn handtekening op de kredietovereenkomst. Het moet uiteraard door beide partijen worden ondertekend. Indien een van de medeschuldenaren overlijdt voordat het contract is ondertekend, ontstaat er geen kredietovereenkomst, zelfs wanneer de kredietgever en de consument een akkoord hadden afgesloten. Indien een verkoop wordt gesloten onder de voorwaarde dat een kredietovereenkomst wordt verkregen die uiteindelijk niet wordt ondertekend door een van de kredietnemers die intussen is overleden, moet ervan worden uitgegaan dat aan de opschortende voorwaarde van de verkoop nooit zal worden voldaan (Burg. Mons, 19 mei 2010, DCCR 2012, n° 97, 163, nota van de PATOUL F., "L'incidence de la conclusion du contrat de crédit à la consommation sur le contrat d'achat du bien financé").
Mag de kredietgever de overeenkomst ter ondertekening naar de consument sturen en zich het recht voorbehouden de overeenkomst zelf later te ondertekenen, bijvoorbeeld na onderzoek van het dossier?Het antwoord wordt besproken. (rechtsleer) en is zeker niet wat de wetgever voor ogen had bij het opstellen van de oorspronkelijke tekst van de WCK.
Zoals hierboven uiteengezet, had de wetgever in de oorspronkelijke tekst van de wet een systeem van kredietaanbiedingen van professionals aan consumenten ingevoerd die 15 dagen geldig waren en de consument in staat moesten stellen om de verschillende voorstellen van kredietgevers te vergelijken. In de oorspronkelijke regeling was de wet van toepassing op de inhoud van het aanbod en werd de kredietovereenkomst gesloten door de ondertekening van het aanbod door de consument. Na de wijzigingen die door de wet van 2003 werden ingevoerd, wordt de kredietovereenkomst afgesloten op het moment waarop de partijen hem ondertekenen.
Het blijft echter de bedoeling van zowel de Europese als de Belgische wetgever om de consument in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken en de aanbiedingen die hij ontvangt, te vergelijken. De overeenkomst moet bovendien de uitdrukking zijn van het advies van de kredietgever ten aanzien van het type krediet, dat het best moest aansluiten bij de financiële situatie van de consument en het doel van het krediet.
Het recht van de consument op een exemplaar van de standaardkredietovereenkomst van de kredietgever is geregeld in punt 18 van de SECCI. De hypothese die hier wordt bedoeld, is een andere. Het betreft hier een overeenkomst die meer vereist dan alleen de ondertekening door de partijen. Dit is een contract dat aangepast is aan de specifieke kenmerken van het geval.
Door de consument een ontwerpkredietovereenkomst "op maat" toe te sturen, neemt de kredietgever een standpunt in en geeft hij advies. Dat mag hij alleen nadat hij zijn precontractuele plichten heeft vervuld, met name ten aanzien van de verzameling van informatie (vragenlijst in te vullen door de consument - VII.69, §2) en de raadpleging van de Centrale en andere databanken (VII.77, §1).
Tenzij het tegen de ratio legis ingaat, is het moeilijk denkbaar dat een kredietverstrekker eerst een contract op maat van de behoeften van de consument toestuurt en vervolgens weigert om de kredietovereenkomst te ondertekenen. Een overeenkomst die aan de consument werd gericht en die door hem ondertekend teruggestuurd moet worden, bevat dus in feite een onherroepelijke verbintenis van de kredietgever om de overeenkomst te sluiten. Een weigering om een overeenkomst te sluiten zou gezien kunnen worden als een oneerlijke en misleidende handelspraktijk. Bovendien maakt de kredietgever, door het toezenden van een ontwerpovereenkomst die hij op een later tijdstip zou weigeren te ondertekenen, het moeilijk om aanbiedingen te vergelijken en kan hij de consument misleiden.
Uitgaande van de legitieme procedure (waarom een niet-ondertekend aanbod tot ondertekening van het contract verzenden wanneer de kredietgever zich niet onherroepelijk heeft verbonden?), wat moet worden aangetoond, is de administratie van mening dat een kredietgever er alleen gebruik van kan maken voor zover hij alle precontractuele verplichtingen nakomt die voortvloeien uit het Wetboek en hij de kredietovereenkomst sluit zodra hij het door de consument ondertekende exemplaar ontvangt.
Bij hypothecaire kredietcontracten met onroerende bestemming is de overmaking van een offerte die de kredietgever bindt, verplicht (Zie commentaar van artikel VII.127, § 3). Het contract ontstaat in principe uit de ondertekening door beide partijen. Als de handtekeningen niet gelijktijdig worden geplaatst, ontstaat het contract wanneer de laatste handtekening is aangebracht.
In een arrest van 9 november 2016 herinnerde het EHvJ eraan dat de geldigheidsvoorwaarden voor de contracten worden bepaald door de nationale rechtssystemen en dat de vereiste inzake ondertekening deel uitmaakt van de geldigheidsvoorwaarden van het contract. Het nationale recht kan derhalve de voorwaarden voor de ondertekening van consumentenkredietovereenkomsten regelen en, indien de overeenkomst afzonderlijke documenten bevat, eisen dat elk document wordt ondertekend.(Zaak C-42/15 - Arrest v/h Hof (Derde kamer) vann 9 november 2016 - Home Credit Slovakia a.s. tegen Klára Bíróová). (Zie de relevante punten).
De informatieplicht van artikel VII.70 maakt deel uit van het opstellen van contracten. De Vrederechter van Charleroi is van oordeel dat de solidariteit tussen de echtgenoten niet van toepassing is wanneer slechts één van hen een lening heeft afgesloten voor de aankoop van een tweede voertuig voor het huishouden. De rechter stelt vast dat de kredietgever niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de consument (niet-aangeslotene) nuttige informatie te verstrekken over zijn verplichtingen. Bovendien, zo stelde de rechter vast, zijn de echtgenoten gehuwd volgens het wettelijk stelsel van de gemeenschap en vereist artikel 1418 van het Burgerlijk Wetboek de toestemming van beide echtgenoten (J.P. Charleroi, 24 februari 2016, J.L.M.B. 2019/18, 864).
Vertaald met www.DeepL.com/Translator
Opschorting van de verplichtingen van de consument tot aan de levering
De ondertekening van de overeenkomst volstaat om de overeenkomst te doen ontstaan, maar artikel VII.91, WER, schorst de verplichtingen van de consument op tot de levering van het goed of de dienst voor overeenkomsten waarin het te financieren goed of dienst wordt vermeld of wanneer de prijs van deze laatste rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper wordt overgemaakt.
Wat als de consument na ondertekening van de overeenkomst afziet van het contract?
Er kunnen zich verschillende scenario's voordoen:
- Indien de consument een herroepingsrecht heeft en nog steeds binnen de termijn is, moet de consument de kredietgever, onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal en de op dit kapitaal lopende rente betalen vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald (zie de toelichting bij artikel VII.138).
- Als hij het bedrag van het krediet heeft opgenomen, heeft hij het recht het vervroegd terug te betalen. Indien nodig zal hij een vergoeding moeten betalen, tenzij het een kredietlijn betreft of het krediet tegen een variabele rentevoet wordt toegekend (zie de toelichting bij de artikelen VII.96 en VII.97).
- Als hij afstand doet van het krediet voordat hij de hoofdsom heeft opgenomen, kan er geen terugbetaling plaatsvinden. De artikelen VII.96 en VII.97 zijn in dit geval niet van toepassing. Het zal dus een vorm van niet-uitvoering zijn en artikel VII.106 moet worden toegepast bij de berekening van de verschuldigde bedragen. In dit geval is er echter geen openstaand saldo en en kan de betaling van de totale kosten niet worden geëist. Uit deze bepaling volgt dat geen vergoeding kan worden geëist van de consument die het bedrag van het krediet niet aanneemt en afziet van de overeenkomst. Artikel VII.85, verbiedt de kredietgever ook een clausule op te nemen op grond waarvan hij van de consument een vergoeding kan eisen wanneer deze het toegekende krediet niet of slechts gedeeltelijk heeft opgenomen.
Uitzonderingen – de overeenkomst op afstand
Artikel VI;59, § 1, verduidelijkt dat gedurende de herroepingstermijn met de uitvoering van de op afstand gesloten overeenkomst (in casu de kredietovereenkomst) pas na toestemming van de consument een begin mag worden gemaakt. Het staat aan de kredietgever om aan te tonen dat de consument heeft gevraagd dat met de uitvoering van de overeenkomst onmiddelijk een begin zou worden gemaakt. Voor een op afstand gesloten overeenkomst van consumentenkredietloopt de herroepingstermijn vanaf de sluiting van de overeenkomst(VI. 58, § 1) :
- hetzij op de dag waarop de overeenkomst op afstand wordt gesloten;
- hetzij op de dag waarop de consument de in artikel VI.57, § 1 of § 2, bedoelde contractsvoorwaarden en informatie ontvangt, indien deze dag valt na die welke is bedoeld in het eerste streepje.
Opgesteld op een duurzame drager
Om de wet aan te passen aan de elektronische omgeving, laat de wet toe dat de overeenkomst wordt opgesteld op eenduurzame drager. Dit begrip wordt omschreven in artikel I.1, 15°.elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling. artikel I.1, 15°. Naast papier, wordt gewoonlijk verwezen naar CD-ROM's, DVD's, USB-sleutels en harde schijven van computers. Een bestand dat vanaf een webpagina gedownload kan worden op de harde schijf van een computer lijkt eveneens te voldoen aan de definitie, net zoals de internetsites, op voorwaarde dat deze later kunnen geraadpleegd worden gedurende een periode die aangepast is aan het doel waarvoor de informatie bestemd is en deze de identieke reproductie van de opgeslagen informatie toelaten(memorie van toelichting, p. 21).
Slechts één document?
Het Europese Hof van Justitie werd door een Slovaakse nationale rechtbank gevraagd of het toegestaan is om een overeenkomst op te maken die enerzijds specifieke voorwaarden bevat en anderzijds algemene voorwaarden die niet door de consument worden ondertekend maar waarvan de consument bij middel van een bijzondere voorwaarde verklaarde, er kennis te hebben van genomen. Volgens het Hof zegt de Richtlijn nergens dat de kredietovereenkomst uit één enkel document moet bestaan. Het Hof benadrukt evenwel:
33 Ofschoon, gelet op die doelstelling, niet alle in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 bedoelde informatie in één document hoeft te worden opgenomen, moet er wel op worden gewezen dat gelet op het bepaalde in het eerste lid van dat artikel alle in dat lid 2 genoemde informatie moet worden opgenomen op papier of op een andere duurzame drager en deel moet uitmaken van de kredietovereenkomst.
34 Voor zover de in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 bedoelde informatie duidelijk en beknopt moet worden vermeld, dient de kredietovereenkomst, zoals de advocaat-generaal in hoofdzaak in punt 52 van haar conclusie heeft opgemerkt, duidelijk en nauwkeurig te verwijzen naar de aan de consument vóór het sluiten van de overeenkomst daadwerkelijk overhandigde andere papieren dragers of de andere duurzame dragers die informatie bevatten, opdat deze laatste daadwerkelijk kennis kan nemen van al zijn rechten en verplichtingen.
De verwijzing veronderstelt dus ten minste dat de kredietgever (die de bewijslast draagt) aantoont dat de voorwaarden die in de bij de kredietovereenkomst gevoegde bijlagen zijn opgenomen, daadwerkelijk onder de aandacht van de kredietnemer zijn gebracht vóór de sluiting van de overeenkomst (zie ook Vred. Grâce-Hollogne, 17 januari 2012, Jaarboek Kredietrecht 2012, p. 42, dat stelt dat de normatieve verwijzing door een contract naar externe documenten die het contract als gezien verklaart, geen vermeldingen kan vervangen die ontbreken in de kredietovereenkomst).
Ondertekening door de consument en handgeschreven vermeldingen
De wet eist dat de handtekening van de consument wordt voorafgegaan door bijzondere geschreven vermeldingen: Bij een kredietopening laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Aangezien de bepaling tot doel heeft de aandacht van de consument te vestigen op de verbintenis die hij aangaat, moet het maximale bedrag van de kredietopening worden vermeld (aangezien op voorhand onmogelijk kan worden voorzien hoe de consument de kredietopening zal gebruiken).
Bij alle overige kredietovereenkomsten laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen." Het totale terug te betalen bedrag wordt gedefinieerd door artikel I.9, 66° :
De som kan worden ingeschreven in cijfers.
De vermelding moet door de consument zelf worden geschreven. Wanneer de formule "gelezen en goedgekeurd voor ... euro op krediet" door de tussenpersoon werd aangebracht, dient de formule als onbestaand te worden beschouwd, zelfs wanneer de handtekening wel degelijk die van de consument is (Vred. Zottegem - Herzele, 24 december 2015, Jaarboek Kredietrecht 2015, 9). Het bewijs hiervan moet door de consument worden geleverd maar kan ook het resultaat zijn van een vergelijking met het geschrift op andere documenten die bij het sluiten van de overeenkomst werden opgemaakt. Het feit dat de consument geen schade leed, is niet relevant (Vred. Zottegem - Herzele, 24 december 2015, Ibid.).
Behalve in het geval van overeenkomsten op afstand dient de consument al deze informatie met de hand te schrijven. De informatie mag noch voorgedrukt zijn, noch toegevoegd worden door een medewerker van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Wanneer wordt aangetoond dat de informatie niet door de consument is aangebracht, kan de rechter de in artikel 86 van de WCK vastgelegde sanctie toepassen (voor een zaak waarin dit het geval was, zie: Vred. Zottegem-Herzele, 13 januari 2011, Jaarboek Kredietrecht 2011, p. 21). Artikel 86 van de WCK werd later gewijzigd en is thans vervangen door artikel VII.195 van het WER. De sanctie beperkt zich nu tot het niet overmaken van de aflossingstabel.
Datum en adres
In beide gevallen vermeldt de consument de datum en het juiste adres van de ondertekening van het contract.
De aanduiding van de datum en het adres is belangrijk voor de toepassing van de bepalingen met betrekking tot het leuren aan de woonplaats, alsmede voor de berekening van de verzakingstermijn. Deze vermeldingen moeten door de consument met de hand worden aangebracht. Het doel van de wetgever is met name om het antidateren van overeenkomsten te voorkomen, een precieze berekening van de herroepingstermijn mogelijk te maken en het verbod op leurhandel (tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de consument) te handhaven (STEENNOT R. noot onder Vred. Zottegem-Herzele, 13 januari 2011, Jaarboek Kredietrecht 2011, bl. 21; T. Vred. 2013, 649).
In de WCK, bij gebrek aan eenduidige datum en adres van ondertekening, konden de verplichtingen van de consument verminderd worden tot het nominale bedrag van de lening (Vred. Kortrijk (II), 18 maart 1997, T. Vred. 1997, p. 421; Jaarboek Kredietrecht, 1997, 110). Sinds 2010 is het ontbreken van deze vermeldingen niet langer onderworpen aan een burgerlijke sanctie, wat sommige auteurs ten aanzien van de essentiële vermeldingen - datum, adres, gelezen en goedgekeurd - betreuren (zie de commentaren van R. STEENNOT sub Vred. Zottegem-Herzele, 13 januari 2011, Jaarboek Kredietrecht 2011, bl. 21; T. Vred. 2013, 650). Bovendien, en bij gebrek aan vermelding van de datum, zijn sommigen van mening dat de verzakingstermijn nog niet is ingegaan. De kredietgever stelt zich zo bloot aan de uitoefening van het verzakingsrecht op elk moment tijdens de uitvoering van de overeenkomst. Bovendien kan het voor de kredietgever moeilijk zijn om aan te tonen dat hij heeft voldaan aan zijn verplichting om de Centrale voor Kredieten aan Particulieren te raadplegen alvorens de kredietovereenkomst te sluiten.
Het ontbreken van bepaalde vermeldingen zoals "gelezen en goedgekeurd" zou ertoe kunnen leiden dat de nietigheid van de overeenkomst wordt bepleit wegens een gebrek aan toestemming uitgedrukt in de bij wet vereiste vormen. Deze optie niet noodzakelijk de meest geschikte aangezien ze veronderstelt dat de consument het openstaande saldo in één keer terugbetaalt. Hij kan zich beroepen op de aansprakelijkheid van de kredietgever, die de verplichting heeft om zijn schade evenals het oorzakelijke verband aan te tonen, wat moeilijk is (STEENNOT R. et al., "Overzicht van rechtspraak consumentenbescherming (2005-2014)", T.P.R. 2015 - 3/4, nr. 438, p. 1756).
Deze vermeldingen moeten door elke kredietnemer worden aangebracht (Vred. Sint Niklaas (II), 4 december 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 161).
Handtekening van de borg
De handtekening van de borg moet worden voorafgegaan door de handgeschreven vermelding die vereist is door artikel1326 BW (naast zijn handtekening moet hij met de hand een "goed voor" of een "goedgekeurd voor"hebben geschreven, waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt) of, indien het een kosteloze borgstelling betreft,door deze die wordt bepaald door artikel 2043 quinquies §3 BW. ("door me borg te stellen voor ... voor de som beperkt tot ... (in cijfers) als dekking van de betaling van de hoofdsom en interesten voor een duur van ..., verbind ik me ertoe aan de schuldeiser van ... de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en inkomsten, indien, en in de mate dat, ... er niet zelf aan heeft voldaan " (art. 2043 quinquies, § 3 B.W.).
Handgeschreven vermeldingen en elektronische handtekening
Maken de door de wet voorgeschreven handgeschreven vermeldingen het gebruik van de elektronische handtekening door de consument onmogelijk? Overeenkomstig artikel XII.15, WER:
§ 1. Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, moet in overweging worden genomen dat :
- aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een geheel van alfabetische tekens of van enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, welke ook de drager en de transmissiemogelijkheden zijn;
- aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereiste van een handtekening is voldaan wanneer deze laatste beantwoordt aan de voorwaarden van ofwel artikel 3.10. van verordening 910/2014, ofwel van artikel 3.12. van verordening 910/2014;
- aan de vereiste van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt, kan worden voldaan door om het even welk procédé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.
Het toegepaste proces moet du garanderen dat het wel degelijk de consument is die (op elektronische wijze) de vereiste vermeldingen plaatst en hij de handtekening authentificeert volgens de wettelijke vereisten (artikel 1322 lid 2 B.W.): Kan, voor de toepassing van dit artikel, voldoen aan de vereiste van een handtekening, een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de akte aantoont.
Overeenkomstig artikel XII.25, § 3, Onverminderd de artikelen 1323 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van rechtspersonen, wordt een gekwalificeerd elektronisch zegel, aangewend in het kader van juridische akten die enkel door of tussen fysieke en/of rechtspersonen plaatsvinden die in België zijn gedomicilieerd of gevestigd, gelijkgesteld met de handgeschreven handtekening van de natuurlijke persoon die de rechtspersoon die het zegel heeft aangemaakt, vertegenwoordigt.
Niets staat het sluiten van een kredietovereenkomst langs elektronische weg in de weg, op voorwaarde dat de procedure voor de ondertekening door de consument voldoet aan de vereisten van artikel XII.15.
Aantal exemplaren
Hoeveel?
De wet bepaalt dat de overeenkomst moet worden opgesteld in zoveel exemplaren als er partijen met een onderscheiden belang bij de kredietovereenkomst zijn. Volgens hetzelfde eerste lid van artikel 14 §1, moet een bijkomend exemplaar worden overhandigd aan de kredietbemiddelaar. Met betrekking tot deze laatste eis, stelt de Memorie van toelichting: Artikel 65, §§ 2 en 4, van de wet, legt een band tussen het sluiten of het uitvoeren van een kredietovereenkomst en de betaling van commissies aan de kredietbemiddelaar. Het spreekt derhalve voor zich dat de kredietbemiddelaar over een exemplaar van de kredietovereenkomst dient te beschikken. Anderzijds laat dit onder meer toe om bij controles het leuren, het opleggen van een verzekering, enz. na te gaan. (Memorie van Toelichting, Parl. St., Kamer, (50), 1730/1,17).
Wat is een exemplaar?
Het moet gaan om een origineel (P. Lettany, Het consumentenkrediet, De Wet van 12 juni 1991, Kluwer, 1993, 98) voorzien van alle door de wet opgelegde vermeldingen en voorzien van de originele handtekening van alle partijen tussen dewelke de overeenkomst is gesloten. Een kopie van de handtekening bekomen door gebruik van carbonpapier voldoet niet aan de eisen van de wet (rechtsleer). Als de overeenkomst via een elektronisch procédé wordt gesloten, moet elke partij in het bezit zijn van een elektronisch exemplaar, voorzien van de elektronische handtekening van elke partij.
De stellers van een persoonlijke zekerheid hebben een onderscheiden belang
Het is verboden in de overeenkomst een bepaling op te nemen, waarin de borgen of de stellers van een persoonlijke zekerheid (mechanisme van solidariteit-zekerheid) erkennen dat zij hetzelfde belang hebben als de consument. Dit is in strijd met de inhoud van artikel VII.109, dat bepaalt dat de kredietgever dient hiertoe voorafgaandelijk en gratis aan de borg en, desgevallend, aan de steller van een persoonlijke zekerheid een exemplaar van het kredietcontract te overhandigen. Deze bepaling wijkt dus af van het gemene recht van artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek in de interpretatie van een arrest van het Hof van Cassatie van 7 februari 2019.
Het belang van de borg is dus altijd onderscheiden, enerzijds van het belang van de kredietnemers en, anderzijds van het belang van elke andere borg. Indien de verbintenis van een consument als kredietnemer is gebaseerd op het mechanisme van de hoofdelijke medeschuld (1216 B.W.), heeft die consument een ander belang dan de consument-kredietnemer. Hij dient daarom een eigen exemplaar van de kredietovereenkomst te ontvangen.
Als de verbintenis van de borgen dus in hetzelfde instrumentum is opgenomen als de verbintenis van de hoofdschuldenaar, moet elke borg zijn originele handtekening plaatsen onder alle exemplaren en een origineel exemplaar van de overeenkomst ontvangen. Sinds 1 december 2007 voorziet de wet op de kosteloze borg bovendien dat, op straffe van nietigheid, de verbintenis van de (kosteloze) borg moet worden vastgesteld in een instrumentum dat formeel gescheiden is van de kredietovereenkomst.
De verplichte aflossingstabel
De verplichting om een aflossingtabel toe te voegen, werd ingevoerd in de LCC door de wet van 7 januari 2001 en werd gehandhaafd na de omzetting van Richtlijn 288/48 / EG, hoewel niet expliciet voorzien. De aflossingstabel moet zijn bijgevoegd voor alle kredietovereenkomsten van bepaalde duur die een aflossing van het kapitaal voorzien (VII.78, §1, lid 2), behalve voor kredietopeningen.
In de zaak C-42/15 (Arrest van het Hof (derde kamer) van 9 november 2016 - Home Credit Slovakia a.s. contre Klára Bíróová) (ook. in Jaarboek Kredietrecht 2016, p. 115 met nota Moreau S.), oordeelde het Hof van Justitie dat het nationale recht niet kan voorzien in de verplichting om een aflossingstabel bij te voegen op grond van het feit dat deze eis niet is opgenomen in de verplichte vermeldingen die binnen de werkingssfeer van de maximale harmonisatie vallen (artikel 10 van Richtlijn 21008/48/EG) (punten 55 tot 59). Het Hof bepaalde overigens dat de kredietovereenkomst niet iedere door de consument te verrichten betaling met vermelding van een nauwkeurige datum hoeft aan te geven, mits de consument aan de hand van de voorwaarden van die overeenkomst zonder problemen met zekerheid kan weten op welke data hij moet betalen (punt 50). De Belgische wetgeving is sedert die beslissing niet meer aangepast. Er zij echter op gewezen dat de aflossingstabel de methode is die de consument het duidelijkst in staat stelt om de betalingstijdstippen en de verrekening ervan te identificeren. Bij gebrek aan een aflossingstabel moet de inhoud van de overeenkomst veel gedetailleerder worden toegelicht zodat de consument te allen tijde het openstaande saldo kan controleren, verwijlintresten kan berekenen, enz.
In zaak C-331/18 heeft het Hof van Justitie zijn rechtspraak bevestigd door daaraan toe te voegen dat artikel 10, lid 2, onder h) tot en met j) van richtlijn 2008/48/EG zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke de kredietovereenkomst de uitsplitsing van elke terugbetaling in – in voorkomend geval – afgelost kapitaal, interesten en de andere kosten moet preciseren.
Volgens het Hof, uit artikel 10, lid 2, onder i), en lid 3, van deze richtlijn volgt dat de kredietgever enkel op verzoek van de consument op enig ogenblik tijdens de loop van de overeenkomst gratis een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel moet verstrekken (punt 44).
Inhoud van de tabel
De inhoud van de aflossingstabel wordt bepaald doorartikel VII.78, §3, 4°: Deze geeft aan :
- de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden;
- elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;
- indien krachtens de kredietovereenkomst de debetrentevoet niet vast is, een duidelijke en beknopte vermelding dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;
De verplichting om een nieuwe aflossingstabel op te maken wordt bepaald bij de sluiting van de overeenkomsten de overeenkomst moet het recht van de consument verduidelijken om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht in de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen. De aflossingstabel verstrekt de nodige informatie voor de toepassing van verschillende wetsbepalingen, bijvoorbeeld de berekening van de sommen die verschuldigd zijn in geval van niet-uitvoering of van vervroegde terugbetaling.
Er moet geen afschrijvingstabel worden bijgevoegd voor de kredietopeningen vermits de terugbetalingen in deze kredietvorm, meestal als minima worden beschouwd die kunnen overschreden worden en de verrichte kortingen nieuwe kredietopnames mogelijk maken. Een aflossingstabel zou dus geen enkele nuttige inlichting verstrekken.
Het sluiten van de overeenkomst en de opschortende voorwaarden
De kredietgever mag de consument geen voorstel van kredietovereenkomst voorleggen voordat hij de kredietwaardigheid heeft beoordeeld. De kredietgever kan opschortende bepalingen voor de terbeschikkingstelling van het krediet opnemen, maar in geen geval mogen die voorwaarden betrekking hebben op de beoordeling van kredietwaardigheid van de consument. Die voorwaarden kunnen bijvoorbeeld gaan over het verschaffen van bewijstukken over de zekerheidsstelling. (Guidelines v/d administratie)
De kredietwardigheidsbeoordeling is daarom een verplichte voorwaarde voordat een kredietovereenkomst, project of contractvoorstel wordt toegestuurd. Dit is het noodzakelijke gevolg van de verplichtingen van de kredietverstrekker:
- om voorafgaande informatie te verkrijgen (VII.69, §1 (CK) en VII.126, §1 (HK)),
- de verplichting om de consument in te lichten dat de kredietgever het krediet zal moeten weigeren als hij de kredietwaardigheid niet kan beoordelen (VII.126, §1, derde lid (HK)),
- de verplichting om op basis van de van de consument verkregen informatie en overeenkomstig het standaardformulier te gelegener tijd, voordat de consument door de overeenkomst wordt gebonden, gepersonaliseerde informatie te verstrekken (SECCI : VII.70 - VII.71 (CK) en ESIS : VII.127 (HK)),
- zijn adviesplicht (de consument het soort krediet en het kredietbedrag aanbieden dat het best is aangepast, rekening houdend met zijn financiële toestand en het doel van het krediet - VII.75, § 1 (CK) en VII.131 (HK)).
Sancties
Paragraaf 1 van artikel 78 voorziet geen burgerrechtelijke sancties, met uitzondering van het tweede lid, waar de overhandiging van de aflossingstabel aan bod komt. Artikel VII.195 bepaalt in dit geval dat de rechter de overeenkomst kan annuleren of de verplichtingen van de consument beperkt tot maximaal de contante prijs of het geleende bedrag.
Wat zijn de gevolgen van het ontbreken van een andere vermelding voorzien in deze paragraaf die het vormvoorschrift regelt voor het sluiten van de overeenkomst? Artikel VII.90 bepaalt evenwel dat zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, geen betaling mag worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever. Artikel VII.198 koppelt aan dit verbod een bijzonder ernstige burgerlijke sanctie: Wanneer, ondanks het in artikel VII. 90, §1, eerste lid bedoelde verbod, de kredietgever of de kredietbemiddelaar een bedrag stort of een levering van een goed of een dienst verricht, is de consument niet gehouden dat bedrag terug te betalen, de geleverde dienst of het geleverde goed te betalen noch dit laatste terug te zenden.
Het is daarom van essentieel belang dat het vormvoorschrift voorzien in artikel VII.78, eerste paragraaf, in acht wordt genomen. Immers, de ondertekening zou anders als onbestaand kunnen worden beschouwd en de kredietgever zou zich kunnen verzetten tegen de strenge sanctie van artikel VII.198.
Voorbeelden - Advies van de administratie
- Wanneer, in strijd met artikel [VII.78],de kredietovereenkomst geen vermelding van de precieze datum of plaats van ondertekening bevat, is de bedenktermijn nog niet beginnen lopen.
- De bepaling die stelt dat de borgen hetzelfde belang hebben als de kredietnemers is strijdig met de wet (zie supra).
- De juiste vermelding voor de lening op afbetaling is: "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen (bedrag uitgeschreven in woorden).