VII.85 - VII.140: Het verbod op de reserveringscommissie

Artikel VII.85

Artikel VII.85

Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in de kredietovereenkomst dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.

Artikel VII.140

Artikle VII.140

Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in een hypothecair krediet met een roerende bestemming dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.
Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in een hypothecair krediet met een onroerende bestemming dat de kredietgever toelaat om gedurende een periode langer dan twee jaar een vergoeding te vragen aan de consument voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen. De Koning kan de hoogte en de berekeningsmodaliteiten van deze vergoeding vastleggen.

De reserveringscommissie

De reserveringscommissie wordt doorgaans toegepast door kredietinstellingen wanneer het krediet in opeenvolgende schijven ter beschikking wordt gesteld, bijvoorbeeld naargelang de uitvoering van de werken. Deze commissie heeft als doel om de kredietgever te vergoeden voor de diensten die hij biedt door de consument te waarborgen dat hij het kredietbedrag gedurende een bepaalde periode ter beschikking zal houden. Over het algemeen roepen de kredietgevers de verplichting in, waarin zij zich bevinden om hun verbintenis te dekken door de posities op de markten en hen te verzekeren van hun capaciteit om hun verbintenissen na te leven. De commissie wordt geacht de kosten van deze verrichtingen te dekken. Het WER verbiedt vorderingen tot schadevergoeding voor consumentenkredietovereenkomsten en staat een beperkte reserveringsvergoeding toe, maar alleen voor hypotheekleningen voor vastgoeddoeleinden.

Ratio legis

Deze bepaling werd aangenomen bij de hervorming van 2010. De memorie van toelichting stelt als volgt voor: “Vandaar het voorstel om deze bepalingen op te heffen en ze te vervangen door een nieuw artikel 32 met een andere inhoud, met name een verbod tot het opleggen van een “reserveringscommissie” of een “commissie voor niet-opneming”. Dergelijke vergoeding maakt het gebruik van een debetrentevoet ondoorzichtig: de werkelijke rentevoet zal in dat geval hoger zijn» (Parl. St., Kamer, 2009 -2010, 2468/001, p. 49). De reden die hierbij naar voren geschoven wordt is dat deze praktijk toelaat om lage debetrentevoeten toe te passen die de consument kunnen misleiden terwijl in werkelijkheid de kredietkost hoog is. De debetrentevoet wordt in werkelijkheid ruim gecompenseerd middels belangrijke commissies die verschuldigd zijn voor het niet opgenomendeel van het krediet.

Verbod op deze commissie in de overeenkomsten van consumentenkrediet en de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming

Het verbod van artikel VII.85 op consumentenkrediet heeft een algemene draagwijdte. De consument vragen om voor een gedeelte van het krediet te betalen dat hij niet (of nog niet) heeft gebruikt, is verboden. De door artikel VII.85, beoogde stelling veronderstelt de voortzetting van de kredietovereenkomst, maar (tijdelijk of definitief) voor een lager bedrag dan het overeengekomen bedrag of het maximum toegelaten bedrag door de kredietovereenkomst. In dat geval heeft de kredietgever op geen enkele vergoeding recht. Dit begrip dekt alle vormen van vergoedingen, of het nu gaat om kosten, interesten of commissie en wat de naam (reserveringscommissie,...) of de berekeningswijze van deze vergoeding ook mag zijn.

Voor de overeenkomsten van het hypothecair krediet met roerende bestemming stelt de Memorie van Toelichting: Artikel VII.140, eerste lid herneemt voor het hypothecair krediet met roerende bestemming het huidige verbod om een reserveringscommissie te vragen zoals opgenomen in artikel VII.85 inzake consumentenkrediet. De voorgaande opmerkingen zijn dus van toepassing op deze kredieten.

De omkaderde praktijk van de reserveringscommissie in de overeenkomsten van hypothecair krediet met een onroerende bestemming

Voor de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming is het beding verboden en wordt deze voor niet geschreven gehouden indien zij de kredietgever toelaat een vergoeding te eisen voor een periode van meer dan twee jaar.

De Memorie van Toelichting bij het artikel VII.140 stelt: Het tweede lid laat de reserveringscommissie toe doch beperkt in de tijd : maximaal twee jaar te rekenen vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst. Artikel VII.140, lid 2 machtigt de Koning om de hoogte en de berekeningsmodaliteiten van de reserveringscommissie vast te leggen. Volgens de memorie van toelichting van de wet van 22 april 2016, zou dit het geval kunnen zijn wanneer deze vergoedingen dermate hoog worden dat zij een impact kunnen hebben op de hoogte van de gevraagde intrest-voeten waardoor deze onderling niet meer vergelijkbaar zouden zijn. De reserveringscommissie wordt immers niet opgenomen in de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage (Parl. St., Kamer, Zitting 54, 1685/1, p. 40). De Koning heeft nog geen gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.

Sancties

Inzake consumentenkrediet

Het Wetboek bepaalt geen burgerlijke sanctie in geval van schending van artikel VII.85. Artikel XV.90, 4° voorziet in een strafsanctie voor de kredietgever die het beding "gebruikt" dat onrechtmatig wordt geacht door artikel VII.85. Begaat eveneens een strafrechtelijke overtreding zij die, bij ontstentenis van het beding, een vergoeding van deze aard zouden eisen vermits het dan een praktijk zou betreffen die wordt veroordeeld door artikel XV.90, 7°, (zij die enige betaling of vergoeding eisen buiten de gevallen bepaald bij boek VII). De ten onrechte ontvangen sommen zouden dus volledig moeten teruggegeven worden aan de consument onverminderd schadevergoeding.

Inzake hypothecair krediet

Door toepassing van artikel VII.211 kan de consument de terugbetaling eisen van de door hem gestorte bedragen, verhoogd met de som van de wettelijke intresten, wanneer een betaling gebeurd is ondanks het verbod van artikel VII.140. De kredietgever die een onrechtmatig beding gebruikt omdat het in strijd is met artikel VII.140, stelt zich bloot aan een strafsanctie van niveau 5 (XV.90, 4°).

Back to top