VII.96 en VII.97 : Vervroegde terugbetaling
Artikel VII.96
Artikel VII.97
Principe
In de regeling van het Burgerlijk Wetboek, levert de in een overeenkomst vastgelegde termijn voor beide partijen voordelen op: de kredietnemer kan zijn terugbetalingen spreiden in de tijd en voor de kredietgever brengt het kapitaal de hele looptijd rente op. In de wet op het consumentenkrediet levert de termijn enkel voordelen op voor de consument, die immers altijd het recht heeft vervroegd terug te betalen.
Artikel VII.2, § 4 verbiedt de partijen in de overeenkomst van dit recht af te wijken. In ruil voor het recht op vervroegde terugbetaling dat aan de consument wordt verleend, bepaalt de wet een vergoeding voor de winstderving van de kredietgever. Deze regel is niet van toepassing op kredietopeningen waarbij de consument, per definitie, te allen tijde de keuze heeft het verschuldigde saldo terug te betalen.
Artikel VII.96 is van openbare orde.
De beoogde kredieten
Het recht op volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling wordt door de wet aan de consument toegekend voor alle kredietovereenkomsten. Het recht op vervroegde terugbetaling is niet van toepassing op kredietopeningen. Bij deze kredietvorm blijft de consument immers vrij om op elk moment het kredietbedrag terug te betalen. Dientengevolge dient men ervan uit te gaan dat de terugbetaling op elk ogenblik geoorloofd is voor kredietopeningen en dat het niet toegelaten is een vergoeding te vragen of kosten aan te rekenen voor de terugbetalingen die de consument zou wensen te verrichten (VII.97, §2, 3°.
Het recht op de totale of gedeeltelijk vervroegde terugbetaling wordt aan de consument toegekend voor kredieten die gedeeltelijk worden gereglementeerd (VII.3, § 3, 3° - de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever; VII.3, § 3, 6° - consumentenkredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen en VII.3, § 4 – kredieten toegekend door de werkgever aan de werknemer en sociale leningen).
De inhoud van de overeenkomst en het recht op vergoeding
De plicht voor de kredietgever om dat recht in de vermeldingen van de overeenkomst op te nemen wordt voorzien in artikel VII.78, § 3, 13°. De overeenkomst moet melding maken van het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald. Wie de vermelding niet opneemt, begaat dus een overtreding van de wet die wordt bestraft overeenkomstig artikel VII.195, WER, (annulatie of vermindering tot de contante prijs of tot het geleende bedrag). Een wederbeleggingsvergoeding is niet van rechtswege verschuldigd. Zij moet worden opgenomen in de overeenkomst. Als de overeenkomst geen melding maakt van een recht op vervroegde terugbetaling of het bedrag van de vergoeding niet verder preciseert, kan de consument de terugbetaling verrichten zonder betaling van een vergoeding. De consument verkrijgt dit recht rechtstreeks van de wet en indien er geen verduidelijking is inzake het bedrag van de berekening, is het niet mogelijk zich te baseren op de wet die slechts maxima vastlegt.
Voorafgaande kennisgeving en het recht om ten alle tijde terug te betalen
De wet laat de consument toe te allen tijde terug te betalen. Het heeft dan ook weinig belang dat men zich aan het begin of het einde van de overeenkomst bevindt en dat de terugbetalingsdatum al dan niet overeenkomt met een vervaldag van het krediet. De consument bepaalt het moment naar keuze. Hij mag zelfs onmiddellijk zonder voorafgaande kennisgeving terugbetalen. Artikel VII.96 raadt de consument wel aan om in geval van vervroegde terugbetaling een aangetekend schrijven te versturen ten minste tien dagen voor de terugbetaling maar deze formaliteit heeft een zuiver bewijskrachtige functie: toelaten in het belang van de consument de datum te bepalen waarop de berekening van de vergoeding moet plaatsvinden. De afwezigheid ervan geeft geen aanleiding tot nietigverklaring ((D. BLOMMAERT et F. Nichels, "Artikelsgewijze commentaar financieel recht", Consumentenkrediet - Wet van 12 juni 1991, art. 23,5, nr 4; Vred. Landen - Zoutleeuw, 27 december 2012, T. Vred. 2013, 656, noot BIQUET-MATHIEU C.). Bovendien valt de verplichting om een gedetailleerde afrekening binnen 10 dagen na ontvangst van de aangetekende brief of van ontvangst, op de rekening van de door de consument terugbetaalde sommen, aan de kredietgever opgelegd.
Zelfs indien er geen kennisgeving is, moet de schuldeiser de betaling aanvaarden, rekening houdend met het recht toegekend door artikel VII.96. De kredietgever kan bovendien uitdrukkelijk of stilzwijgend afzien van de kennisgeving. Een kredietgever zal dus het vervroegd betaalde bedrag om maand na maand het nodige bedrag in te houden om de maandelijkse termijnen die vervallen te betalen, niet kunnen blokkeren. De kredietgever is ertoe gehouden om deze betaling als een vervroegde terugbetaling die toe te rekenen is aan het resterend verschuldigd kapitaal onder voorbehoud van de door de wet toegelaten wederbeleggingsvergoeding, te registreren. Hij is er dus toe gehouden ten gevolge van deze toerekening een nieuw aflossingstabel berekend op het resterend verschuldigd saldo in kapitaal over te maken. Zelfs indien de consument niet zou reageren op de vragen van de kredietgever, mag dit niet worden beschouwd als een afstand van de wil om vroegtijdig terug te betalen (Vred. Landen - Zoutleeuw, 27 december 2012, T. Vred. 2013, 656, noot BIQUET-MATHIEU C.).
Indien de consument geen kennisgeving heeft verstuurd, gebeurt de berekening van de vermindering waar de consument aanspraak op kan maken op basis van de datum waarop de termijn verstrijkt die hij had moeten naleven. De spontane betaling zonder voorafgaande kennisgeving moet worden beschouwd als geldige kennisgeving en doet de termijn van 10 dagen ingaan. Dat betekent dat het termijnbedrag dat komt te vervallen tussen de datum van vervroegde terugbetaling en de vervaldatum van de kennisgeving die hij had moeten naleven, volledig is verschuldigd. Voor de periode tussen de laatste betaalde termijn en de vervaldatum van de kennisgeving, wordt de vergoeding pro rata temporis berekend. In de memorie van toelichting van de wet van 24 maart 2003 wordt wat dat betreft gesteld: de opzeggingstermijn van een maand wordt vervangen door een termijn van tien dagen. Deze termijn is niet meer te rechtvaardigen ten aanzien van de voortdurende verandering op technologisch- en informaticavlak. Indien de consument nalaat om in zijn vooropzeg de datum van vervroegde terugbetaling aan te duiden stelt de kredietgever zijn afrekening vast op datum van het verstrijken van de vooropzeg van tien dagen. De terugbetaling kan geschieden op gelijk welk ogenblik en derhalve tussen twee vervaldagen in. De kredietgever kan dan daarenboven pro rata temporis het jaarlijkse kostenpercentage toepassen op het verschuldigd saldo tussen de datum van de laatste vervallen en betaalde betalingstermijn en de datum van vervroegde terugbetaling. Het is de consument die deze laatste datum dient te bepalen (Memorie van Toelichting, Parl. St., Kamer, (50), 1730/001, 25-26).
De berekening van de wederbeleggingsvergoeding
Artikel VII.96 voorziet dat indien de termijn tussen de vervroegde aflossing en het overeengekomen einde van de overeenkomst meer dan één jaar bedraagt, mag dergelijke vergoeding niet hoger zijn dan 1 pct. van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost. Indien de termijn niet meer dan een jaar bedraagt, mag de vergoeding ten hoogste 0,5 pct. bedragen van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost. Het WER stelt bovendien in artikel VII.97, § 3, een maximum vast: Een vergoeding mag niet hoger zijn dan het rentebedrag dat de consument zou hebben betaald gedurende de termijn tussen de vervroegde aflossing en de overeengekomen datum waarop de kredietovereenkomst eindigt.
De berekening van de wederbeleggingsvergoeding voor overeenkomsten die een veranderlijke rentevoet voorzie
Het recht van de kredietgever om een vergoeding te bekomen is slechts voorzien mits de vervroegde aflossing valt in een termijn waarvoor een vaste debetrentevoet geldt. Indien het gaat om een periode waarvoor een veranderlijke rentevoet geldt, kan het krediet vervroegd worden terugbetaald zonder vergoeding (artikel VII.97, § 2, 4° § 3, 4°). Deze mogelijkheid dient verduidelijkt te worden in de kredietovereenkomst, onder dezelfde titel als de andere voorwaarden voor de vervroegde terugbetaling. De ratio legis hierachter is dat de veranderlijkheid van de rentevoet een aanzienlijke verzwaring van de kosten kan teweegbrengen voor de consument en dat in het perspectief van de bescherming van de consumenten, het goed is te voorzien dat een consument, zonder een vergoeding te betalen, een einde kan stellen aan een krediet waarvan de kost verzwaart, zonder dat hij hierop enige invloed kan uitoefenen.
De veranderlijkheid kan zich voordoen volgens een ritme zoals voorzien in de overeenkomst (per trimester, semester, jaarlijks, …). Met zou kunnen stellen dat binnen elk van deze periodes, de rentevoet die in het begin van deze periode wordt bepaald, vast blijft. Maar de vaste debet rentevoet is de debetrentevoet voorzien door een bepaling in de kredietovereenkomst waarbij de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast specifiek percentage wordt gebruikt (art. I.9, 45°). Zelfs als de variabele rentevoet vast blijft gedurende een zekere periode, mag er geen enkele vergoeding van de consument gevraagd worden bij een vervroegde terugbetaling. In geval van een vervroegde terugbetaling, kan de kredietgever slechts een vergoeding vragen bij het begin van het krediet, voor de eerste herziening. Eens de eerste herziening zich heeft voorgedaan, is de debet rentevoet niet vast en geen enkele vergoeding is dan verschuldigd.
De herfinanciering van een bestaande schuld en de kosten van de wederbeleggingsvergoeding
De wederbeleggingsvergoeding is een van de parameters die moet worden onderzocht om te beoordelen of het al dan niet aangewezen is een bestaande schuld te herfinancieren. Deze verrichting houdt een bijzondere raadgevingsplicht in voor de professional. Dat is in het bijzonder het geval wanneer het oude en het nieuwe krediet bij dezelfde kredietgever worden verleend. Het is immers toegestaan de gepastheid van een wederbeleggingsvergoeding in vraag te stellen, als de terugbetaalde fondsen opnieuw worden geleend voor een langere duur. Deze aansprakelijkheid is nog groter wanneer de kredieten worden toegestaan door verschillende kredietgevers, maar door toedoen van eenzelfde kredietbemiddelaar. De wet suggereert het zelf aangezien ze de kredietbemiddelaar verbiedt de commissie te vragen waarop hij normaal aanspraak kan maken (artikel 65 §4) behoudens bijzondere omstandigheden.
Vervroegde terugbetaling zonder vergoeding
Artikel VII.97, § 2 werkt 4 gevallen uit waarin de kredietgever geen aanspraak kan maken op een vergoeding:
- Elke vergoeding wordt uitgesloten wanneer de vervroegde terugbetaling het gevolg is van een burgerlijke sanctie die als gevolg heeft dat de verplichtingen van de consument verminderd worden tot de contante prijs of het ontleende bedrag.
- Elke vergoeding wordt eveneens uitgesloten wanneer de vervroegde terugbetaling het resultaat is van de uitvoering van een schuldsaldoverzekering. De parlementaire voorbereidingen van de wet van 24 maart 2003 stellen in dit kader: Het nieuwe artikel 23, § 3, 2, volgens dewelke geen vergoeding verschuldigd is in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt, wordt gerechtvaardigd door de vaststelling dat een dergelijke overeenkomst een aleatoir voorval waarborgt dat onafhankelijk is van de wil van de verzekerde-consument en bovendien meestal door de kredietgever in zijn voordeel wordt opgelegd (Parl. St., Kamer , Zitting 50, 1730/01, bl. 26). Deze bepaling is van toepassing in de mate waarin de verzekeringsovereenkomst er conventioneel toe strekt om de terugbetaling van het krediet te waarborgen. Dit betekent dat de kredietgever conventioneel als begunstigde van de verzekeringspolis wordt aangeduid en dat de betaling van het verzekerde kapitaal dan dus door de verzekeraar aan de kredietgever wordt betaald.
- Elke vergoeding wordt uitgesloten indien de terugbetaling zich voordoet in geval van een kredietopening. De terugbetaling op ieder ogenblik valt onder de essentie van deze overeenkomst (zie hierboven).
- Tenslotte wordt iedere vergoeding uitgesloten wanneer de terugbetaling zich voordoet gedurende de termijn waarin de debetrentevoet veranderlijk is (vgl. hierboven).
De administratie is van mening dat deze bepaling ook voordelen biedt voor de borgen die niet verplicht kunnen worden om de vergoedingen te betalen die de hoofdschuldenaar niet meer verschuldigd is.
Voorafgaande informatie van de consument
De wet verplicht de kredietgever om de consument te informeren: de kredietgever deelt aan de consument de gevraagde vergoeding mee, op een duurzame drager, binnen de tien dagen vanaf de ontvangst van de brief bedoeld in § 1, of vanaf de ontvangst van de sommen teruggestort door de consument. Deze mededeling omvat onder meer de berekening van de vergoeding. Uit deze bepaling leidt men af dat de vergoeding niet verschuldigd is, zolang de mededeling niet werd gedaan aan de consument. Deze mededeling dient binnen een bepaalde termijn worden verzonden, zonder dat de wet een sanctie voorziet. De vertraging in de mededeling van de informatie is een fout die aanleiding kan geven tot schadevergoedingen.
Berekening van de wederbeleggingsvergoeding van kredieten die niet aan artikel 23 zijn onderworpen:
Artikel 1907 bis van het Burgerlijk Wetboek verbiedt bij de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van een lening op intrest – ongeacht het terugbetaalde kapitaal en de betaalde intresten, - een vergoeding voor wederbelegging te vorderen, groter dan zes maanden interest, berekend over de terugbetaalde som en naar de in de overeenkomst bepaalde rentevoet. De wederbeleggingsvergoeding voor gedeeltelijk door de WCK gereglementeerde kredieten waarop artikel 23 niet van toepassing is, wordt dus door deze regel uit het Burgerlijk Wetboek beperkt.
Gedeeltelijke vervroegde terugbetaling
Artikel VII.97 laat de gedeeltelijke vervroegde terugbetaling toe. De berekeningswijzen voor de wederbeleggingsvergoeding zijn dezelfde zoals degene die voorzien zijn in geval van een volledige vervroegde terugbetaling. Het recht op een gedeeltelijke terugbetaling mag niet worden beperkt door een contractuele bepaling dat ingaat tegen wat door art. VII.147/11 voor de hypothecaire kredieten wordt voorzien. Het is dus niet mogelijk om een minimumbedrag te voorzien of de frequentie van de gedeeltelijke terugbetalingen te beperken, op straffe van rechtsmisbruik (BIQUET-MATHIEU C., « Remboursement volontaire anticipé et décompte », noot sub Vred. Landen-Zoutleeuw, 27 december 2012, T. Vred., 2013, p. 665).
Advies van de administratie
Het beding waarin wordt vastgelegd dat de vervroegde terugbetaling niet tot gevolg heeft dat het bedrag van de nog verschuldigde maandelijkse overmakingen wordt verminderd, maar dat de duur van de lening die in de overeenkomst is bepaald, wordt verminderd, is in strijd met de wet. De kredietgever kan de oorspronkelijke duur van de lening niet verminderen en de consument moet de keuze hebben de oorspronkelijke duur van de lening te behouden die een essentieel element van de overeenkomst vormt. Dit beding kan bijvoorbeeld als volgt worden aangepast “in geval van gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van de kredietovereenkomst kan de consument kiezen tussen een aanpassing van het bedrag van de maandelijkse betaling en een aanpassing van het aantal maandelijkse betalingen. De kredietnemer deelt zijn keuze mee via een aangetekend schrijven waarin hij ook aangeeft dat hij gedeeltelijk vervroegd wenst terug te betalen. Indien de consument zijn keuze niet meedeelt, wordt hij verondersteld een aanpassing van het bedrag van de maandelijkse betaling te hebben gevraagd en het behoud van het aantal maandelijkse betalingen die oorspronkelijk in de overeenkomst waren bepaald.”