VII.143, § 1 en VII.144: Periodieke en debetrentevoet, vast of veranderlijk
Artikel 143, § 1
Artikel VII.144
Vaste rentevoet, veranderlijke rentevoet
De vaste debetrentevoet verschilt van de variabele rentevoet in die zin dat hij vermeld wordt in de leningsovereenkomst (of in het kredietaanbod in het geval van een hypothecair krediet) voor de duur van de overeenkomst. In het geval van een variabele debetrentevoet kan alleen de initiële debetrentevoet in het contract worden gespecificeerd. De variabele debetrentevoet kan niet worden gewijzigd tijdens een periode, bijvoorbeeld tijdens het kwartaal als de wijziging driemaandelijks is of tijdens het jaar als de wijziging jaarlijks is. In het geval van een hypothecair krediet mag het tijdens het eerste jaar niet veranderen (artikel VII.143, § 3, 2° WER).
Uit deze definitie volgt:
- dat de vaste debetrentevoet de debetrentevoet is waarvan het percentage nauwkeurig wordt vermeld in de overeenkomst terwijl de variabele rentevoet de rentevoet is waarvan het percentage wordt bepaald in functie van parameters die worden overeengekomen in de overeenkomst.
- Wanneer de rentevoeten worden vastgesteld in de overeenkomst, zijn de bepalingen van boek VII dat de schommeling van de rentevoeten omkaderen, nietvan toepassingin geval van een vastedebetrentevoet.
Er kunnen ook meerdere vaste of veranderlijke debetrentevoeten overeengekomen worden in functie van een bepaald opname- of terugbetalingsschema. Bijv. bij een kredietopening kunnen – gelijktijdig - meerdere vaste of veranderlijke debetrentevoeten i.f.v. een bepaalde aankoop (kredietopname) overeengekomen worden. In dat geval dient voor de berekening van het JKP de debetrentevoet genomen te worden die leidt tot het hoogste JKP (“worst case scenario”), zie ook de guidelines van de EC op p. 37 en 38.
De bepaling vermeldt de debetrentevoet en de periodieke rentevoet. De berekeningsmethodes verschillen naargelang het een hypothecair krediet met een roerende dan wel een onroerende bestemming betreft.
De debetrentevoet en de periodieke rentevoet voor het hypothecair krediet met een onroerende bestemming
De periodieke rentevoet is noodzakelijk voor de berekening van de interesten van de periode dit wil zeggen het vaakst (maar niets verbiedt de interesten te berekenen voor andere periodes) maandelijks, tweemaandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks.
De debetrentevoet is het resultaat van de omzetting van de periodieke rentevoet in een jaarlijkse rentevoet die, net zoals het JKP, wordt meegedeeld als een vergelijkingsinstrument. Hij laat, als dusdanig, niet toe om het bedrag van de interesten te berekenen. De formule van conversie van de periodieke rentevoet in een debetrentevoet wordt verduidelijkt in artikel I. 9, 44°: Bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming is de debetrentevoet op jaarbasis I het resultaat van de vergelijking: (1 + i)n = (1 + I), waarbij i de periodieke rentevoet is en n het aantal periodes begrepen in het jaar. De conversie houdt rekening met de interesten die betaald worden aan een minder dan jaarlijks ritme. Een driemaandelijkse rentevoet van 1,8% stemt dus overeen met een jaarlijkse debetrentevoet van (1+0,018)4 = 1,07397 = (1+I), d.i. een jaarlijkse rentevoet van 1,07397-1 = 0,07397 = 7,397%. Omgekeerd stemt een jaarlijkse rentevoet van 7,397% overeen met een driemaandelijkse rentevoet van = (1 + 0,07397)(3/12) – 1 = 1,8%.
De berekening van de debetrente voor de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming
De bepalingen betreffende de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming (consumentenkredieten in de vroegere regeling) zijn meestal afgestemd op de bepalingen die van toepassing zijn op de consumentenkredieten. In het consumentenkrediet wordt de periodieke rentevoet niet gebruikt. Het staat de kredietgevers vrij de berekeningsmethode van de interesten te kiezen. De actuariële conversieformule zoals die van artikel I.9, 44°, lid 2 voor de onroerende kredieten is niet verplicht voor de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming. De kredietgever kan dus een nominale jaarlijkse rentevoet gebruiken en deze door 12 delen om een maandelijkse rentevoet te bekomen maar hij kan ook de actuariële methode gebruiken. In alle gevallen moet de berekeningswijze duidelijk en beknopt vermeld worden in de kredietovereenkomst. De duidelijkheid zal onder meer beoordeeld worden in het licht van de mogelijkheid van de consument om zelf de verschuldigde interesten te berekenen.
Rentevoetverminderingen