VII.87, § 3 : Verbod op het stelsel van wedersamenstelling van kapitaal

Artikel VII.87, § 3

Het stelsel van wedersamenstelling van het kapitaal, is verboden.

Definitie

Volgens artikel I.9, 62°, wedersamenstelling van kapitaal betekent

Artikel I.9, 62° - Wedersamenstelling van kapitaal

De wijze van terugbetaling van het kapitaal waarbij de consument de verbintenis aangaat om, tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst, stortingen te doen die, alhoewel contractueel aangewend voor de terugbetaling van het kapitaal, niet onmiddellijk een overeenkomstige bevrijding tegenover de kredietgever meebrengen. Zij komen slechts in mindering van het kapitaal op de tijdstippen en volgens de voorwaarden die in de overeenkomst of door dit boek bepaald worden.

Commentaar

De techniek van de reconstitutie, doordat ze een aangehechte overeenkomst oplegt, eenvoudigweg verboden is door paragraaf 1 van artikel VII.87 (verbod voor de kredietgever om een overeenkomst te sluiten waarvan hij de begunstigde is op hetzelfde ogenblik als de totstandkoming van een kredietovereenkomst).

De specifieke toevoeging van het wettelijke verbod op herkapitalisatie door een aangehechte overeenkomst gaat echter verder dan dat. Men wil niet alleen de techniek van herkapitalisatie door een aangehechte overeenkomst verbieden, maar ook de contractuele bepalingen die beogen de betalingen van de consument op uitgestelde wijze toe te rekenen op de vordering van de kredietgever, ook al zou met het effect van het uitstel rekening worden gehouden bij de berekening van het JKP en zou men onder de door de Koning bepaalde maxima blijven.

Bepaalde vormen van consumentenkrediet kunnen onder het verbod van artikel VII.87, §3 vallen. Dat kan het geval zijn voor een bullet-krediet of voor een krediet dat (gedeeltelijk en hoofdzakelijk) is bestemd voor de belegging in producten van tak 23, indien en voor zover het deel in kapitaal bij de terugbetalingen van de consument niet overeenstemt met een onmiddellijke en evenwaardige vermindering van het verschuldigd blijvend saldo.

De handhaving van de bepaling bij de omzetting van de richtlijn 2008/48/EG

Bij de omzetting van de laatste richtlijn heeft de wetgever beslist om het herkapitalisatieverbod te handhaven hoewel de Raad van State uiting heeft gegeven aan enkele twijfels. De Memorie van toelichting verduidelijkt:

De Raad van State stelde, met betrekking tot dit artikel, dat de bepalingen van artikel 31, § 3, onverlet worden gelaten: “Deze laatste bepaling verbiedt het stelsel van reconstitutie van het kapitaal, zoals bedoeld in artikel 5, 2/, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Artikel 10, lid 4, van de richtlijn regelt de informatieverplichtingen bij reconstitutiekredieten. Weliswaar betekent dit niet dat de lidstaten ertoe verplicht zijn om effectief in reconstitutiekredieten te voorzien. Niettemin rijst de vraag of het behoud van het absoluut verbod ten aanzien van buitenlandse kredietverleners, in artikel 31, § 3, van de wet van 12 juni 1991, in het licht van de in de richtlijn vermelden informatieverplichtingen, niet als een ongeoorloofde belemmering van het vrij verkeer van diensten zou kunnen worden opgevat.”

De stellers van dit ontwerp zijn de mening toegedaan dat het stelsel van reconstitutie van kapitaal geenszins beantwoordt aan de fundamentele beginselen van de WCK, met name het op de markt brengen van “veilige” kredieten die normaliter geen aanleiding geven tot overmatige schuldenlast. De terugbetaling van een krediet koppelen aan de resultaten van een investeringsfonds is doorgaans zeer risicovol en kan consumenten in ernstige financiële moeilijkheden brengen. Bovendien heeft de kredietcrisis aangetoond dat er een grote terughoudendheid moet aan de dag worden gelegd met betrekking tot dergelijke financiële producten. Overigens zijn dergelijke producten in het licht van de artikelen 11 en 15 WCK absoluut niet geschikt voor kortlopend consumentenkrediet. Ze worden in het buitenland meestal gekoppeld aan langlopende woonkredieten die in principe uitgesloten zijn van de toepassing van de WCK. Ten slotte moet er ook uitdrukkelijk verwezen worden naar de argumentatie die reeds vervat was in de memorie van toelichting bij de wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991: “een dergelijk stelsel van reconstitutie van kapitaal staat immers haaks op het beginsel vervat in artikel 23 WCK, namelijk dat de betalingen door de consument onmiddellijk een overeenkomstige bevrijding meebrengen tegenover de kredietgever.” (Zie in dat verband ook Tom VAN DYCK, “De hervormde wet op het consumentenkrediet — kritische analyse van het vernieuwd “algemeen deel”, van de WCK, R.W., 2003-2004, blz. 699, nr. 60). De Europese regelen zijn op dat vlak onveranderd gebleven, de nieuwe richtlijn bevat dezelfde tegenstrijdigheid. Daarentegen verwijst overweging 22 van de richtlijn uitdrukkelijk naar de mogelijkheid voor de lidstaten om bepaalde gecombineerde aanbiedingen van financiële producten te verbieden. De bestaande bepaling van artikel 31, § 3, WCK raakt de openbare orde en is derhalve, onder meer op grond van bovenvermelde argumentatie, ook tegenstelbaar aan buitenlandse kredietgevers.

(Parl. St., Kamer, 52, 2468/001, bl. 49 en 50)

Specifieke sanctie

In artikel VII.200, tweede lid wordt gesteld: Indien de consument, in weerwil van het verbod van artikel VII. 87, § 3, tot wedersamenstelling van het kapitaal van het krediet is overgegaan, kan hij de onmiddellijke terugbetaling van het wedersamengestelde kapitaal eisen, inclusief de verworven intresten, dan wel de terugbetaling van het krediet, tot beloop van het wedersamengestelde kapitaal inclusief de verworven intresten.

Deze bepaling werd ingevoegd in de WCK op voorstel van de Raad van State die van oordeel was dat de beoogde sanctie (enige andersluidende bepaling wordt als ongeschreven beschouwd) niet voldoende concreet was. Dankzij het beding kan de consument alle kapitaal terugkrijgen vermeerderd met de intresten in afwachting van de vervaldag van het kredietkapitaal of de toerekening van het gestorte kapitaal vragen op het kredietbedrag.

Deze bijzondere sanctie komt bij de algemene sancties voor inbreuken op artikel 31 (zie commentaar op artikel VII.87 (VII.196) en in het bijzonder bij de vermindering van het kredietbedrag exclusief intresten.

Back to top