VII.139 : Krediet, opschortende voorwaarde v/d verkoop (HK)

VII.84 en VII.139: De kredietovereenkomst, opschortende voorwaarde van de verkoop

Artikel VII.84

Artikel VII.84

Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend.
Nietig is elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen

Artikel VII.139

Artikel VII.139

Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend.
Nietig is elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen.

Ratio Legis: De sluiting van de kredietovereenkomst als een opschortende voorwaarde voor de verkoop

Deze bepaling strekt tot bescherming van de consument die een goed koopt of een dienstverlening bestelt terwijl hij daarnaast moet lenen om de verrichting te financieren. De bekommernis van de wetgever is te vermijden dat de consument gehouden zou zijn tot de aankoop van een goed of dienst terwijl hij het krediet dat bestemd is om de aankoop te financieren niet zou verkrijgen.

Indien de verkoper van het goed of de dienstverlener tussenkomst als kredietgever of als kredietbemiddelaar, maakt artikel VII.84 van de sluiting van de kredietovereenkomst een opschortende voorwaarde van de overeenkomst van aankoop van het goed of van dienstverlening: Geen enkele verbintenis kan geldig worden aangegaan door de consument zolang de consument de kredietovereenkomst niet ondertekend heeft.

De verkoop van het goed of de sluiting van de dienstenovereenkomst kan dus pas gebeuren op het moment van de sluiting van de kredietovereenkomst. Artikel VII.91 verduidelijkt daarnaast dat:

  • de verplichtingen van de consument pas uitwerking krijgen vanaf de levering van het goed of de verlenging van de dienst;
  • het kredietbedrag pas aan de verkoper of de dienstverlener mag overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst.

Zie : Chronologie van het verloop van een krediet voor de aankoop van een goed of dienst

De overeenkomst die naast de verkoop wordt gesloten, kan van om het even welk soort krediet zijn (zie de parlementaire voorbereiding van de hervormingswet van 24 maart 2003). In de hervormde wet wordt benadrukt dat de bepaling enkel van toepassing is op gevallen waarbij de verkoper tussenkomt in de kredietovereenkomst. . Er werd geoordeeld dat de bepaling in een verkoopovereenkomst, die de consument een schadevergoeding oplegt indien hij niet binnen een bepaalde termijn (in casu, één maand na de totstandkoming van de kredietovereenkomst) de weigering van de kredietgever kan bewijzen, niet nietig kan worden verklaard (Gent (12de K.Bis), 6 oktober 2004, D.C.C.R., 2005, nr. 68, p. 67).

De kredietovereenkomst kan elk type krediet zijn, maar de bepaling enkel van toepassing is op gevallen waarbij de verkoper tussenkomt in de kredietovereenkomst. (Zie Memorie van Toelichting van de wet van 24 maart 2003). Hij kan dus het verloop van het dossier controleren.

De bepaling is dezelfde inzake consumentenkrediet en inzake hypothecair krediet. Zij is dus van toepassing in geval van verkoop van een onroerend goed indien de verkoper tussenkomt als kredietgever of kredietbemiddelaar in het kader van de sluiting van de kredietovereenkomst.

Het komt ook voor dat, los van de bepalingen van het WER, een verkoper en een koper overeenkomen dat de verkoop zal onderworpen zijn aan de opschortende voorwaarde van de verlening van een krediet. Indien één van de kredietnemers overlijdt vóór de ondertekening van de kredietovereenkomst, kan de opschortende voorwaarde nooit vervuld worden en kan de verkoper geen compenserende vergoeding vorderen en moet hij het voorschot op de prijs teruggeven (Indien één van de medeschuldenaars overlijdt vóór de ondertekening van de overeenkomst, ontstaat de kredietovereenkomst niet, zelfs indien er een overeenkomst bestond tussen de kredietgever en de consumenten. Indien een verkoop wordt gesloten onder de voorwaarde van het verkrijgen van de kredietovereenkomst die uiteindelijk niet ondertekend wordt door één van de kredietnemers die ondertussen overleden is, moet beschouwd worden dat de opschortende voorwaarde van de verkoop nooit is vervuld (Rb. Bergen, 19 mei 2010, DCCR 2012, nr. 97, 163, noot de PATOUL F. "L'incidence de la conclusion du contrat de crédit à la consommation sur le contrat d'achat du bien financé").

Verbod op het beding van verkoop op contante betaling in geval van geen krediet

De schorsende werking die wordt nagestreefd door artikel VII.84, lid 1 vind plaats, ongeacht of er in de verkoopovereenkomst een beding is opgenomen dat bepaalt dat een kredietovereenkomst moet gevraagd worden door de consument-koper, dit wil zeggen zelfs indien de verkoop contant wordt gesloten. Dit veronderstelt evenwel dat de verkoper bij het sluiten van de kredietovereenkomst wel degelijk tussenkomt als kredietgever of als kredietbemiddelaar.

Artikel VII.84, (in fine) bevat een verbod op het contractueel beding dat er van uit gaat dat een verkoop op contante betaling wordt gesloten, indien het krediet wordt geweigerd. Dit verbodsbeding, voegt zich bij de algemene regeling van onrechtmatige bedingen die worden opgesomd in artikel VI.83 WER, en die verboden zijn overeenkomstig artikel VI.84, van boek VI, WER.

Er werd geoordeeld dat de bepaling in een verkoopovereenkomst, die de consument een schadevergoeding oplegt indien hij niet binnen een bepaalde termijn (in casu, één maand na de totstandkoming van de kredietovereenkomst) de weigering van de kredietgever kan bewijzen, niet nietig kan worden verklaard (Gent (12de K.Bis), 6 oktober 2004, D.C.C.R., 2005, nr. 68, p. 67).

De aansprakelijkheid van de consument indien het krediet wordt geweigerd

Artikel VII.84, 1ste lid, in fine, bepaalt dat geen betaling gedaan kan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend. Dit verbod is reeds bepaald in artikel VII.90 voor betalingen in het kader van de kredietovereenkomst. De algemene regel is dus dat zolang de kredietovereenkomst niet ondertekend werd door alle partijen,geen betaling mag worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever. Indien er meerdere medekredietnemers zijn, mag het kredietbedrag pas ter beschikking worden gesteld wanneer het kredietbedrag door elk van hen ondertekend is (Vred. Arendonk, 12 oktober 2010, JJP 2013, 650, noot de Patoul F.; NjW 2011, 343 noot STEENNOT, R.; voor een geval waar het krediet gebruikt werd op de dag van de ondertekening van de kredietovereenkomst om een vroeger krediet terug te betalen en de premie van de schuldsaldoverzekering te betalen, zie Vred. Kortrijk, 26 mei 2009, Jaarboek Kredietrecht 2009, p. 56. die van oordeel is dat de betalingen na de ondertekening zijn gebeurd). De exceptie kan niet alleen worden tegengeworpen aan de kredietgever, maar ook aan de kredietverzekeraar die gesubrogeerd is in diens rechten (Gent (2e kamer), 21 september 2011, D.C.C.R., 2012, nr. 96, p. 75-82).

Indien de handtekening van de consument ontbreekt op een exemplaar van de overeenkomst maar ze daadwerkelijk voorkomt op het exemplaar van de overeenkomst waarover de kredietgever beschikt, kan niet beschouwd worden dat artikel 16 WCK [VII.90] geschonden werd (Vred. Arendonk, 12 mei 2009, NjW 2011, 307, noot STEENNOT R.). In dat geval wordt hoger aangehaalde ratio legis immers in acht genomen maar kan dit verzuim beschouwd worden als een schending van artikel VII.78, § 1 (STEENNOT R. et al., "Overzicht van rechtspraak consumenten bescherming (2005-2014)", T.P.R. 2015 - 3/4, 1311-1923).

Artikel VII.84, lid 1 herhaalt dus het verbod bedoeld in artikel VII.90 maar voegt er het verbod op elke betaling in het kader van de overeenkomst tussen de verkoper en de consument aan toe. Met andere woorden kan de verkoper geen enkele betaling eisen van de consument, zelfs niet de betaling van enig voorschot, aanbetaling of kostenprovisie. Dit geldt zelfs indien het gevraagde krediet slechts een gedeelte van de aankoop moet financieren en de consument bijgevolg het saldo moet financieren met eigen middelen. In geval van verkoop van een onroerend goed, mag er dus, indien de partijen een opschortend beding betreffende de verlening van een krediet overeenkomen, geen enkele betaling van een aanbetaling geëist worden van de koper bij de ondertekening van het compromis voorafgaand aan de authentieke akte.

Wij herinneren er bovendien aan dat artikel VII.91 de terbeschikkingstelling van het kredietbedrag uitstelt tot de ontvangst door de kredietgever van de door de consument ondertekende kennisgeving van de levering.

Niet-gedekte veronderstelling – door de consument aangevraagd krediet zonder hulp van de verkoper

Het mogelijke geval waarbij de consument een aankoop doet en aan de verkoper aangeeft dat hij een krediet moet aanvragen om zijn aankoop te financieren en dat hij stappen zal ondernemen om het krediet te verkrijgen zonder hulp van de verkoper, komt niet in artikel VII.84 aan bod.

Dit voorbehoud moet in de verkoopovereenkomst in een opschortende voorwaarde worden opgenomen. Het voorbehoud van de consument inzake het verkrijgen van een krediet wordt echter zelden expressis verbis in de overeenkomst opgenomen. In dergelijke gevallen wordt de consument geconfronteerd met een bewijsvoeringsprobleem dat zowel betrekking heeft op het feit dat de opschortende voorwaarde door hem werd geformuleerd als op het feit dat ze bovendien contractueel is vastgelegd.De consument kan gebonden zijn door zijn aankoop, zelfs als het krediet niet wordt toegekend.

Indien het krediet daarentegen wordt toegestaan, moet het te verkrijgen goed of de te verkrijgen dienst voorkomen in de kredietovereenkomst samen met de contante prijs (VII.78, § 3, 2°). Bijgevolg kan het kredietbedrag, overeenkomstig artikel VII.91, pas worden vrijgegeven na ontvangst door de kredietgever van het door de consument ondertekende leveringsattest. De verkoper ontvangt vooraf van de kredietgever de verbintenis om de verschuldigde som te betalen op voorlegging van het leveringsattest dat hij de consument zal laten ondertekenen bij de overhandiging van het goed of bij de dienstlevering.

De aansprakelijkheid van de consument indien het krediet wordt geweigerd

Indien de opschortende voorwaarde werd aangetoond of indien de verkoper in de hoedanigheid van kredietgever of kredietbemiddelaar heeft gehandeld, heeft de consument bijgevolg het recht de verkoop te weigeren als het krediet niet wordt toegestaan. Hierbij brengt hij zijn precontractuele aansprakelijkheid niet in het gedrang. Hij is evenmin aansprakelijk indien hij een kredietaanbod weigert dat hem wordt aangeboden door een verkoper in de hoedanigheid van kredietbemiddelaar, maar aan voorwaarden die verschillen van de voorwaarden die in de reclame waren aangekondigd (Vred. La Louvière, 13 januari 1999, Jaarboek Kredietrecht, 1999, p. 62, noot F. DOMONT NAERT, «Un prêteur en vaut-il un autre?», p.. 66) of overeengekomen bij de verkoop onder opschortende voorwaarde (er werd zelfs geoordeeld dat de consument het recht heeft het krediet te weigeren indien de kredietgever niet dezelfde is als degene die was aangekondigd, terwijl de voorwaarden wel dezelfde zijn: Rb. Charleroi, 14 november 1996, D.C.C.R., 1997, nr 36, p. 225 en noot M. DAMBRE, «Zonder krediet, geen koop», p. 229). De weigering van de consument kan echter onwettig of willekeurig zijn. De beslissingen die hierboven werden aangehaald hebben betrekking op gevallen waarin de verkoper als bemiddelaar handelde. M. DAMBRE (op. cit., p. 237) enF. DOMONT NAERT (op.cit., p. 66) en geven aan dat deze hoedanigheid niet noodzakelijk is voor de toepassing van de aan de consument geboden wettelijke bescherming als en voor zover de verkoper werd geïnformeerd dat de aankoopprijs moest worden betaald middels een krediet.

Sancties

Consumentenkrediet

  • Overeenkomstig artikel VII.203, De niet-naleving van de bepalingen van artikel VII. 84, eerste lid, verleent de consument het recht de nietigverklaring van de koop- of dienstverleningsovereenkomst te vorderen en van de verkoper of dienstverlener, de terugbetaling te vorderen van de door hem reeds verrichte betalingen.
  • Artikel XV.90, 4° : Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft zij die gebruik maken van een van de in de artikelen VII.84 tot VII.88, VII.105, VII.139, VII.140, VII.144 en VII.147/20 bedoelde onrechtmatige bedingen of een inbreuk maakt op de artikelen VII.108 of VII.147/25.

Hypothecair krediet

  • burgerlijke sanctie : De niet-naleving van de bepalingen van artikel VII.139, eerste lid, verleent de consument het recht de nietigverklaring van de koop- of dienstverleningsovereenkomst te vorderen en van de verkoper of dienstverlener, de terugbetaling te vorderen van de door hem reeds verrichte betalingen.
  • strafrechterlijke sanctie XV.90, 4° : : met een sanctie van niveau 5 worden gestraft zij die gebruik maken van een van de in de artikelen VII.84 tot VII.88, VII.105, VII.139, VII.140, VII.144 en VII.147/20 bedoelde onrechtmatige bedingen of een inbreuk maakt op de artikelen VII.108 of VII.147/25
Back to top