VII.74 : Aanvullende toelichtingen
Artikel VII.74
Commentaar
Draagwijdte
het is zowel aan de kredietgevers als aan kredietbemiddelaars om bijkomende uitleg te verstrekken aan de consumenten. Dit veronderstelt ofwel dat de gestandaardiseerde informatie onvoldoende is om de gevolgen van het te toe te kennen krediet uit te leggen, ofwel nog dat, gezien de specifieke situatie, de consument niet in staat is de gestandaardiseerde informatie te begrijpen.In deze gevallen volstaat het niet om SECCI uit te geven(STEENNOT R. et al., "Overzicht van rechtspraak consumenten bescherming (2005-2014)", T.P.R. 2015 - 3/4, 401, p.1732; BONNARENS F., "De informatie- en onderzoeksverplichting in hoofde van de verstrekker van consumentenkrediet", noot sub Brussel, 26 maart 2012, RABG2012, 1161-1162).
Anders dan de inlichtingen die in artikel VII.70 worden hernomen en die in alle gevallen dienen verstrekt te worden, zijn de bijkomende toelichtingen slechts verplicht indien en in de mate dat de aard van het krediet of de hoedanigheid van de consument het vereisen (in deze zin: E. TERRYN en J. VANNEROM, “ De implicaties van de nieuwe richtlijn consumentenkrediet voor het Belgische recht”, in R. BLANPAIN en R. TAS (eds), Recht in beweging, Antwerpen, Maklu, 2009, 34; M. DE MUYNCK en R. STEENNOT, “ De nieuwe wet consumentenkrediet en kredietopeningen: een afdoende bescherming voor de consument”, T.B.H., 2011, p. 293).
Dit sluit aan bij bepaalde commentaren op de algemene verplichting van artikel 11, WCK, voor de wijziging door de wet van 13 juni 2010. De professional moet zijn houding aanpassen Namen, 5 juni 2000, T. Vred., 2002, p. 120; D. BLOMMAERT en F. NICHELS, Kroniek van het consumentenkrediet (1995-1999), T.B.H. 2000, p. 96, n° 18) aan de consument met wie hij een overeenkomst aangaat. Dit legt hem bijzondere inspanningen op om een effectieve mededeling te verzekeren (ongeletterde consument, gehandicapte consument, …). De professional moet zich er ook van verzekeren dat de instemming van de consument voldoende duidelijk is en dat de verplichtingen, die voortvloeien uit de kredietovereenkomst, voldoende zijn begrepen. Van zodra het gaat om de inhoud van de gestandaardiseerde informatie te verduidelijken, moeten de bijkomende toelichtingen minstens de punten betreffen die worden opgesomd in artikel VII70 (of VII.71), WER.
Interpretatie door het Europese Hof van Justitie
Het Hof van Justitie heeft verduidelijkt hoe deze bepaling moet worden uitgelegd (H.J.E.U., 18 december 2014, CA Consumer Finance SA / Ingrid Bakkaus, Charline Bonato en Florian Bonato, ECLI:EU:C:2014:2464; Jaarboek Kredietrecht, 2012, p. 31 noot J. VANNEROM, « Credit checks must not only be done, they must be seen to be done »; Dr. Banc. Fin., 2015, 218 en noot R. STEENNOT, "De precontractuele verplichtingen van de kredietgever en de kredietbemiddelaar, toegelicht door het Hof van Justitie").
De toelichtingen moeten worden verstrekt vóór het sluiten van de overeenkomst; zij houden niet noodzakelijk verband met de kredietwaardigheidsbeoordeling (en kunnen de beoordeling dus voorafgaan) maar deze beoordeling kan de kredietgever verplichten om voorheen verstrekte toelichtingen aan te passen. Ten slotte volgt, volgens het Hof van Justitie, noch uit de richtlijn, noch uit de doelstelling van de beoogde bepaling dat de toelichtingen moeten worden verstrekt in een specifiek document "en is het dus niet uit gesloten dat de kredietgever die toelichting mondeling aan de consument geeft, tijdens een gesprek dat hij met hem heeft». Dit stelt niettemin een bewijsprobleem vermits, volgens hetzelfde arrest, het aan de kredietgever (of aan de bemiddelaar), d.i. de schuldenaar van de verbintenis, staat om te bewijzen dat hij deze heeft uitgevoerd.
VII.74, al.2: Waarschuwingsplicht voor kredietopeningen buiten de onderneming van de kredietgever of op afstand
Artikel VII.74 bevat een tweede lid dat een verscherpte informatieplicht opleg voor kredietgevers en tussenpersonen met betrekking tot bepaalde leningen. Het doel is om te vechten tegen de ongebreidelde commercialisering van bepaalde kredietopeningen zonder correcte en voorafgaande informatieverstrekking (Memorie van Toelichting, Parl.St., Kamer, Zitt. 52, 2468/001, p. 33).
De beoogde praktijk is het aanbieden van krediet op een verkooppunt buiten de vestiging van de kredietgever of op afstand. Vallen onder de reikwijdte van deze bepaling, de kredietopeningsovereenkomsten die zijn gesloten in de verkooppunten van de winkelketens of bij kredietmakelaars. Voor zover de verbonden agent op grond van het teken van zijn principaal handelt, worden de contracten die zijn gesloten in de kantoren van het agentschap dat wordt geëxploiteerd door de verbonden agent, geacht te zijn gesloten bij de vestiging van de kredietgever.
Wat de overeenkomst op afstand betreft, verduidelijkt artikel VI.57:Te gelegener tijd voordat de consument gebonden is door een overeenkomst op afstand of door een aanbod, stelt de onderneming de consument in kennis van alle contractvoorwaarden en van de in artikel VI.55, § 1, bedoelde informatie, op papier of op een andere voor de consument beschikbare en toegankelijke duurzame gegevensdrager. Onder de in artikel VI.55, lid 1, genoemde informatie valt een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst. De in artikel VII.74, lid 2, bedoelde informatie behoort tot de hoofdkenmerken van de kredietovereenkomst. Daarom moet het vóór de sluiting van het contract op een duurzame drager worden verstrekt.
Kredietopening voor de aankoop van een goed (of een dienst)
Artikel VII.74, lid 2 richt zich met name op kredietopeningen die in supermarkten worden afgesloten, vaak voor de aankoop van een consumptiegoed of -dienst. Het nut voor de consument om een consumptiegoed of –dienst via een kredietopening te verwerven lijkt niet evident te zijn. Bij deze kredietvorm is de levensduur van het goed of het belang van de dienst beperkt in de tijd. In de mate waarin de kredietopening kan worden toegekend voor een onbepaalde duur en zonder aflossing van kapitaal, kan de schuldenlast van de consument blijven aanhouden, hoewel het goed verdwenen is en de dienst beëindigd. De kredietopening doet, meer dan andere kredietvormen, de consument het risico lopen op een constante schuldenlast, wat ertoe leidt dat een deel van diens inkomen zal worden opgeofferd aan de betaling van de kredietkosten, zonder het perspectief op een vermindering, wegens de afwezigheid van aflossing van het kapitaal.
Bepaalde vonnissen hebben bovendien het gebruik van deze kredietvorm voor de financiering van de aankoop van een goed veroordeeld (Vred. Lessines, 13 mei 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998,144: geoordeeld dat de financiering door kredietopening van de aankoop van een auto van meer dan 12.500 euro geen adequate kredietvorm is; Vred. Merksem, 23 oktober1997, T. Vred., 2000, 111: in dezelfde zin: een kaskrediet van een half miljoen frank toegestaan aan een jonge man wiens maandelijks inkomen 65.000 Bef bedraagt.
De kredietgever gaat in de fout wanneer hij voor de aankoop van een occasiewagen een kredietopening voor onbepaalde duur toestaat, die enkel de betaling van rente oplegt zonder regelmatige aflossingsverplichting in kapitaal, terwijl door de bescheiden inkomsten van de consument de inlossing van het kapitaal in één keer onmogelijk is (Vred. Grâce-Hollogne, 5 juni 2007, J.L.M.B., 2008, 107; de PATOUL, F., "La loi sur le crédit à la consommation et le traitement du surendettement, Tendances et perspectives dégagées par la jurisprudence", in T. Vred., jan.- feb. 2002, p.36).
De wetgever achtte het niet nodig om deze kredietvorm te verbieden voor de financiering van de aankoop van een goed of een dienst, maar voor de overeenkomsten die worden gesloten buiten de onderneming van de kredietgever, verplicht hij de kredietgever en de –bemiddelaar aangepaste toelichtingen te verschaffen met betrekking tot de voor- en nadelen tussen deze kredietsoort en de verkoop of lening op afbetaling.
De administratie is in ieder geval van mening dat het meest geschikte kredietbedrag het bedrag is dat overeenkomt met het bedrag dat nodig is voor de financiering van het goed of de dienst (het doel van het krediet vanuit het oogpunt van de consument), tenzij anders en specifiek gemotiveerd in het kredietdossier. Voor het overige ontslaat het feit dat de kredietgever de in artikel VII.74 bedoelde toelichtingen moet geven, hem niet van zijn verplichting om een krediet aan te bevelen dat is aangepast aan de door de consument kenbaar gemaakte behoefte (in dit geval de aankoop van een goed of een dienst).
Draagwijdte van de waarschuwing voorzien door artikel VII.74,lid 2
Deze toelichtingen zullen dus een waarschuwing uitmaken: de professional dient de aandacht van de consument trekken op de jaarlijkse kostenpercentages, zijnde een vergelijkende informatie. Het gaat er niet om louter het toepasselijke JKP meedelen bij de kredietopening die hem wordt voorgesteld, maar het gaat er eveneens om het JKP te vergelijken met de maximale rentevoeten, met andere woorden de maximale rentevoeten van de kredietopeningen vergelijken met die van de leningen op afbetaling. Welnu, in sommige gevallen (en in sommige tijden), kan het zijn dat de JKP’s van de verkopen en leningen op afbetaling, minder bedragen dan die van de kredietopeningen. De waarschuwingsverplichting is echter enkel verplicht voor zover de verkoop of lening op afbetaling, kredieten zijn die de kredietgever eveneens aanbiedt aan consumenten.
De waarschuwingsverplichting is gerechtvaardigd op een moment, door de distributietechniek (buiten de onderneming van de kredietgever en op afstand) en door het soort krediet dat gebruikt wordt (kredietopening voor een verkoop) met het klaarblijkelijke vooruitzicht op de versterkte bescherming van de consument. Hieruit kan besloten worden dat deze verplichting zich opdringt in alle omstandigheden, onafhankelijk van de persoon van de consument. Men kan hieruit een resultaatsverbintenis afleiden.
Bewijs en sanctie
Het bewijs van de goede uitvoering worden geleverd door de kredietgever die zich hier enkel van kan bevrijden in geval van overmacht. De informatie moet dus voor het sluiten van de overeenkomst worden verstrekt middels een duurzame drager. Voor de kredietovereenkomsten, gesloten buiten de onderneming van de kredietgever, zal de kredietgever ervoor zorgen dat hij beschikt over een schriftelijk bewijs van de waarschuwing, gezien de bewijslast op hem valt. Bij gebreke aan levering van het bewijs en in toepassing van artikel VII.201, zal de rechter de consument ontheffen van het geheel of een deel van de nalatigheidsinteresten en zijn verbintenissen verminderen tot de contante prijs van het goed of de dienst, of tot het ontleende bedrag.