VII.78, § 3, 2° en 134, § 3, 2°: De contante prijs van het gefinancierde goed of dienst

 

 

 

Artikel VII.78, §3, 2° en VII.134, §3, 2° : in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;

Principe

Krachtens de wet is het verplicht in de kredietovereenkomst de contante prijs van het goed of de dienst te vermeldenwanneer de kredietovereenkomst wordt verleend in de vorm van een uitstel van betaling voor een goed of een dienst van gelieerde kredietovereenkomsten. De wet beoogt dus twee onderscheidenhypotheses.

De beoogde overeenkomsten

1e geval: uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst

Het eerste geval dat wordt beoogd door de artikelen VII.78, § 3, 2° en VII.134, § 3,2° is dat van een uitstel van betaling voor een goed of een dienst. Indien het een uitstel van betaling betreft, kan enkel de leverancier deze betalingswijze toestaan. Wanneer een derde kredietgever tussenkomt, betaalt hij de leverancier en betreffen de betalingstermijnen het krediet maar niet de aankoopprijs van het goed of van de dienst. Dit eerste geval beoogt in werkelijkheid de verkoop op afbetaling van een goed of een dienst.

2e geval: de gelieerde kredietovereenkomst.

De gelieerde kredietovereenkomst dient uitsluitend ter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst endie twee overeenkomsten vormen objectief gezien een commerciële eenheid. Een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier optreedt als kredietgever of als kredietbemiddelaar of indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst (I.9, 64°). Wij verwijzen in dit opzicht naar de commentaar van artikel I.9, 64°.

Kritiek op de formulering

Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen het eerste en het tweede geval is artificieel: een verkoop op afbetaling is noodzakelijkerwijze een gelieerde kredietovereenkomst in de zin van de definitie die voorkomt in het Wetboek, vermits ze bestemd is tot aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst en de leverancier de kredietgever is of minstens een kredietgever die wordt gelijkgesteld met de kredietbemiddelaars indien hij het krediet overdraagt aan een kredietgever die is aangeduid in de overeenkomst.

Samengevat zijn volgende overeenkomsten onderworpen aan de verplichting om de contante prijs te vermelden:

  1. de verkopen op afbetaling van goederen en diensten
  2. de kredietovereenkomsten die uitsluitend dienen ter financiering van de aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst. Indien de consument uitlegt dat hij bepaald salonmeubilair wenst te kopen bij een bepaalde verkoper of de aankoop en de installatie van een uitgeruste keuken bij een bepaalde installateur wil financieren, betreft het wel degelijk het financieren van de aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst. Indien de consument daarentegen uitlegt dat hij meubels in het algemeen wil kopen om te gaan samenwonen of indien hij wil beschikken over een som om een reis te financieren die hij nog niet bepaald heeft, gaat het niet meer over een bepaald goed of een bepaalde dienst. De term "bepaald" betekent tegelijkertijd dat het goed (of de dienst) bepaald is maar ook dat de leverancier gekozen is.
  3. De adviesplicht (VII.75 en VII.131) verplicht de kredietgever om het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend (...) met het doel van het krediet. Indien dit in de overeenkomst wordt vermeld, geniet de consument van de opschorting van betalingen tot aan de levering (VII.91 en VII.147/5). Ook al is de financiering van een goed of een dienst niet het enige doel, toch is de kredietgever verplicht dit in de kredietovereenkomst te vermelden, zodat de consument kan profiteren van het soort krediet dat het meest aangepast is voor het doel en de bescherming van de wet waarin in dit geval is voorzien (zie commentaar van artikels VII.91 en VII.147/5).

Gevolgen

  1. Wanneer blijkt dat de financiering betrekking heeft op een bepaald goed (of een bepaalde dienst), moet de aanduiding van het goed of de dienst voorkomen in de overeenkomst vermits de bepaling de verplichting oplegt om de contante prijs te vermelden. In de uitvoering van zijn raadgevingsplicht moet de kredietgever het krediet zoeken dat qua bedrag en vorm het best is aangepast aan de financiële draagkracht van de consument en het doel van het krediet. Het doel van het krediet is dus essentiële informatie die de kredietgever moet ontvangen in de onderzoeksfase. Artikel VII.69 verduidelijkt bovendien dat de vragenlijst (...) minstens betrekking (heeft) op het doel van het krediet (...). In het kader van dit onderzoek staat het aan de kredietgever om de consument te ondervragen over de prijs van het goed of van de prestatie die hij wil financieren (zie de commentaar van artikel VII.91).
  2. De verplichting tot vermelding van de contante prijs wordt gemakkelijk nagekomen indien de leverancier de kredietgever of de kredietbemiddelaar is. Indien de consument daarentegen een krediet aanvraagt (onafhankelijk van de leverancier), staat het aan de kredietgever om hem te ondervragen over de contante prijs. In dat geval koopt de consument in werkelijkheid contant en zal de prijs, in principe, het bedrag van het krediet zijn dat door de kredietgever betaald wordt, ofwel aan de consument, ofwel aan de leverancier (behalve indien de consument slechts een gedeelte van zijn aankoop financiert). In het kader van de uitvoering van zijn onderzoeksplicht staat het aan de kredietgever om te beoordelen of hij al dan niet bewijsdocumenten (bestelbon, proforma factuur, enz.) moet vragen en of het opportuun is om de sommen te storten aan de consument of rechtstreeks aan de leverancier.
  3. Wat als de consument de aankoopprijs van het bepaalde goed of de bepaalde dienst al heeft betaald met eigen middelen? Dit geval valt niet onder het toepassingsgebied van de bepaling. Het krediet is immers bestemd tot wedersamenstelling van de thesaurie van de consument, maar het is noch een uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst, noch een krediet dat dientter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van bepaalde goederen of de verrichting van bepaalde diensten (per definitie heeft de consument het goed of de dienst al verworven zonder een krediet aan te vragen). De contante prijs moet dus niet vermeld worden.

Verplichting om de overeenkomst op te schorten tot de levering

Aangezien de overeenkomst het te verwerven goed of de te verwerven dienst vermeldt, zijn artikel VII.91 (CK) en artikel VII.147/5 (HKRB) van toepassing: de verplichtingen van de consument krijgen slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst. Bovendien, indien de kredietgever de sommen rechtstreeks wenst te storten aan de leverancier, mag het kredietbedrag hem pas overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst. De kredietgever zou de sommen evenmin rechtstreeks aan de consument mogen storten zonder de levering af te wachten vermits de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst worden opgeschort. De ondertekening van de kredietovereenkomst volstaat niet; bovendien is een attest van levering van het goed of verlening van de dienst vereist. Dit beginsel wordt bevestigd door het laatste lid van artikel VII.91 en VII.147/5: de krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving. De burgerlijke sancties van de artikelen VII.202 en VII.214/2 bepalen dat de consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening.

Geleidelijke vrijmaking van het kapitaal na overlegging van bewijsstukken

Wanneer het krediet wordt gebruikt voor de financiering van werken, is het gebruikelijk dat de kredietgever de voorlegging van facturen eist om de opeenvolgende opnemingen van het kapitaal toe te staan. De voorwaarden voor de vrijgave moeten duidelijk in het contract worden gespecificeerd. De consument moet daarom worden geïnformeerd:

1. van de maximale periode waarin kredietopnemingen kunnen worden gedaan.

2. van de rentevoet en, meer in het algemeen, de financiële voorwaarden die van toepassing zijn op de opnemingen die in die periode zijn gemaakt.

3. van de mogelijke gevolgen van het niet opnemen van het kapitaal of een deel van het kapitaal aan het einde van de kredietopnemingsperiode.

4. van het tijdstip waarop de kapitaalaflossingen moeten beginnen (bijvoorbeeld zodra de eerste kapitaalaflossing plaatsvindt, of wanneer het volledige kapitaal wordt opgenomen, of wanneer het kapitaal ten belope van x% wordt opgenomen, of wanneer de consument de kredietgever ervan in kennis stelt dat hij afziet van het recht om het saldo op te nemen, of op het einde van de herroepingstermijn,...).

5. Wanneer vaststaat dat het aanvankelijk voorziene kapitaal slechts gedeeltelijk wordt opgenomen, moet de kredietgever een nieuwe aflossingstabel meedelen die overeenstemt met het daadwerkelijk opgenomen kapitaal.

6. In alle gevallen moet het kapitaal worden afgelost over de periode die in het contract is voorzien. Met andere woorden, indien de terugbetaling bijvoorbeeld over 60 maanden wordt berekend, moet deze periode worden berekend vanaf het tijdstip waarop de eerste betalingstermijn opeisbaar wordt en wordt de periode van kredietopneming die aan die eerste kredietopneming voorafgaat, niet in aanmerking genomen.

Adviezen van de administratie

In de adviezen die zijin het kader van het onderzoek van de overeenkomsten richt aan de kredietgevers, benadrukt de administratie dat de kredietopening inprincipegeen kredietsoort is die aangepast is aan de financiering van de aankoop van een consumptieproduct (behoudens bijzondere omstandigheden):

  • Omwille van de advies- en informatieplicht die onder meer krachtens de artikelen 10 en 15van de WCK rust op de kredietgever, vestigen wij uw aandacht op het feit dat het mogelijk niet opportuun is om een kredietopening te verlenen voor de aankoop van een welbepaald goed en dat de hoven en rechtbanken zouden kunnen oordelen dat het krediet niet aangepast isaan de noden van de kredietnemer.
  • Wij merken op dat, indien het de bedoeling is om een bepaald goed of een bepaalde dienst te financieren, het wenselijk zou zijnom een lening op afbetaling aan te gaan en niet een kredietopening. In dit opzicht heeft u het in uw e-mail zelf over een lening. Het betreft een lening waarvan de consument geleidelijk zou kunnen gebruik maken, bijvoorbeeld door de opneming van de noodzakelijke bedragen op zijn bankrekening of door een geleidelijke bevrijding van de bedragen aan de verkoper. Gelieve bijgevolg, naargelang de gekozen vorm,de gebruikte bewoordingen niet te mengen.
  • Gelieve de wettelijke bepalingen niet zonder meer te "knippen en te plakken". Waak erover deze aan te passen naargelang zij al dan niet van toepassing zijn op de overeenkomst die wordtaangeboden aan de consument. In huidig geval betreft het dus ofwel een gelieerde overeenkomst, ofwel betreft het niet een gelieerde overeenkomst. In het geval dat u het beding zou behouden in zijn huidige toestand, gelieve dan minstens voor de consument een duidelijke en begrijpelijke uitleg op te nemenvan de gevallen waarin moetbeschouwd worden dat men te maken heeft met een gelieerde overeenkomst.

 

Back to top