WER, VII, Centrale voor Kredieten aan Particulieren
Hoofdstuk 3 - Centrale voor Kredieten aan Particulieren
Afdeling 1 - Registratie
Artikel VII. 148
§ 1. De Bank is belast met de registratie, in de Centrale, van:
1° de kredietovereenkomsten die vallen onder het toepassingsgebied van dit boek (positieve luik) en
2° de wanbetalingen die hieruit voortvloeien (negatieve luik) die beantwoorden aan de door de Koning vastgestelde criteria.
Het voorgaande lid is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten bedoeld in artikel VII.3, § 3, 1° en 2°, wat betreft het positieve en negatieve luik, en op de overschrijdingen, wat betreft het positieve luik.
§ 2. De gegevens die in de Centrale worden geregistreerd betreffen:
1° de identiteit van de consument, de kredietgever en, in voorkomend geval, de cessionaris en de zekerheidssteller;
2° de referenties van de kredietovereenkomst;
3° het soort krediet;
4° de kenmerken van de kredietovereenkomst die het mogelijk maken om de debetstand van de overeenkomst en zijn evolutie te bepalen;
5° in voorkomend geval, de reden van de wanbetaling medegedeeld door de consument;
6° in voorkomend geval, de betalingsfaciliteiten toegestaan aan de consument.
De Koning bepaalt de precieze inhoud, de voorwaarden en de nadere regels voor de bijwerking evenals de bewaartermijnen van deze gegevens. Hij kan deze lijst aanvullen met gegevens die nuttig zijn voor de uitoefening van de taken van de Bank als prudentiële toezichthouder.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, eveneens de bijkomende inlichtingen vaststellen die de Bank, met het oog op het opstellen van statistieken met betrekking tot de schuldenlast van gezinnen, kan vragen aan de personen bedoeld in artikel VII. 149.
§ 3. De Bank stelt de administratieve en technische richtlijnen vast die moeten worden nageleefd door de personen die gehouden zijn gegevens aan de Centrale mede te delen of haar te raadplegen.
Afdeling 2 - Mededeling en raadpleging van gegevens
Artikel VII. 149
§ 1. Teneinde informatie te verkrijgen over de financiële toestand en de solvabiliteit van zowel de consument als van de persoonlijke zekerheidssteller, raadplegen de kredietgevers, behoudens in het geval van een overschrijding, de Centrale vooraleer zij een kredietovereenkomst sluiten of het kredietaanbod, bedoeld in de artikelen VII.127, § 3, en VII.133, overhandigen.De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging.
§ 2. De kredietgevers die beschikken over een vergunning of geregistreerd zijn om kredietovereenkomsten te sluiten en de door de Koning aangewezen personen delen aan de Centrale de gegevens mee betreffende elke kredietovereenkomst en elke wanbetaling, bedoeld in artikel VII. 148, § 1.
De Koning bepaalt de termijnen voor de mededeling van die gegevens aan de Centrale.
Indien de bevoegde ambtenaren van de FOD Economie vaststellen dat een kredietgever kredietovereenkomsten sluit zonder hiertoe over de nodige vergunning of registratie te beschikken dan kunnen zij de kredietgever verplichten om de overeenkomsten en wanbetalingen toch te laten registreren door de Centrale. Zij brengen de Centrale en het begeleidingscomité hiervan op de hoogte. De registratiekosten zijn ten laste van de kredietgever. De Koning kan betalingsmodaliteiten voorzien en de hoogte van deze kosten bepalen.
Artikel VII. 150
Voor de toepassing van dit boek en met het oog op de identificatie van de consumenten en de zekerheidsstellers, gebruiken de kredietgevers het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Bij de aanvraag van een kredietovereenkomst deelt de consument het voornoemde identificatienummer mee.
De Bank is gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken in haar relaties met de consumenten en de personen bedoeld in de artikelen VII.149, § 2, eerste liden VII. 153, § 1.
Artikel VII. 151
Bij de eerste registratie in het negatieve luik, wordt de consument daarvan onverwijld in kennis gesteld door de Bank. Deze kennisgeving moet vermelden:
1° de referentie van de betrokken overeenkomst;
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° de naam en het adres van de persoon die de gegevens heeft medegedeeld;
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;
5° de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie en van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Artikel VII. 152
Volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels heeft elke consument en elke zekerheidssteller kosteloos toegang tot de op zijn naam geregistreerde gegevens en kan hij, vrij en kosteloos, de rechtzetting vragen van verkeerde gegevens.
In geval van een vraag tot rechtzetting is de Bank ertoe gehouden deze aanvraag over te maken aan de persoon bedoeld in artikel VII. 149, eerste en derde lid, die de gegevens heeft meegedeeld en instaat voor de juiste inhoud ervan. Desgevallend vraagt deze persoon aan de Centrale de verbetering van de geregistreerde gegevens.
In geval van rechtzetting is de Bank ertoe gehouden deze rechtzetting mede te delen aan de personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt.
Artikel VII. 153
§ 1. Volgens de regels die de Koning bepaalt, mag de Bank de inlichtingen slechts meedelen aan:
1° de personen bedoeld in de artikelen VII. 119, § 1, 1° tot 3°, 6° tot 8°, 10° en 11° en VII.147/35, 1° tot 3°, 6° tot 8°, 10° en 11°;
2° de personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid, 4°, in de mate dat deze personen ook beschikken over een vergunning als kredietgever;
3° de personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid, 9°, maar enkel met betrekking tot de gegevens van de kredietovereenkomsten die zij op grond van hun activiteit van minnelijke invordering van schulden daadwerkelijk hebben overgenomen;
4° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken.
De buitenlandse kredietcentrales kunnen eveneens mededeling krijgen van de inlichtingen opgenomen in de Centrale, op voorwaarde dat hun doeleinden, de geregistreerde gegevens en de bescherming die zij waarborgen op het vlak van de persoonlijke levenssfeer, gelijkwaardig zijn met die van de Centrale en dat zij hun gegevens, op basis van wederkerigheid, aan de Centrale verstrekken.
De Koning kan, in voorkomend geval, per categorie van personen die mededeling van de in de Centrale opgenomen inlichtingen kunnen krijgen, de mededeling van deze inlichtingen beperken tot bepaalde gegevens of/ de mededeling van bepaalde inlichtingen uitsluiten.
§ 2. De inlichtingen die door de Bank worden medegedeeld mogen enkel gebruikt worden in het raam van het verstrekken van of het beheer van kredieten of betalingsdiensten, die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen kan voortgezet worden.
Deze inlichtingen mogen niet worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.
De personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid,1° en 2° zijn, in voorkomend geval en onder hun verantwoordelijkheid, gemachtigd de kredietbemiddelaar over het geglobaliseerde antwoord van de raadpleging in te lichten, in zoverre de raadpleging heeft plaatsgevonden op basis van een concrete kredietaanvraag waarvoor deze kredietbemiddelaar daden van kredietbemiddeling stelt. Dit geglobaliseerde resultaat kan enkel betrekking hebben op het aantal kredietovereenkomsten, de som van de geregistreerde kredietbedragen en, in geval van een kredietweigering op grond van artikel VII.77, § 2, tweede lid, de vermelding dat de weigering gesteund is op de toepassing van deze bepaling.De kredietbemiddelaar kan deze gegevens slechts gebruiken met het oog op het nakomen van zijn verplichtingen bedoeld in de artikelen VII. 69 tot VII. 71, VII. 74 en VII. 75. Eens het kredietdossier is afgesloten door de kredietgever is het geglobaliseerde antwoord niet langer beschikbaar.
De kredietbemiddelaar mag aan de consument of, desgevallend, aan de zekerheidssteller niet vragen om zijn toegangsrecht tot de Centrale uit te oefenen met het oog op het hem overhandigen van het bekomen antwoord.
§ 3. De personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen moeten de nodige maatregelen treffen om het vertrouwelijk karakter van die inlichtingen te waarborgen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is de Bank gemachtigd de in de Centrale geregistreerde gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of in het raam van haar activiteiten uitgevoerd overeenkomstig de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
Artikel VII. 154
Ter aanvulling van de informatie verkregen bij de raadplegingbedoeld in artikel VII.149, § 1:
1° wordt de Bank gemachtigd om voor rekening van de kredietgevers ondervragingen te verrichten van het bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, bedoeld in artikel 1389bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning bepaalt de gegevens die kunnen worden geraadpleegd;
2° kan de Koning, onder de voorwaarden die Hij zelf bepaalt, de Bank machtigen voor rekening van de kredietgevers andere bestanden te raadplegen met daarin een overzicht van onbetaalde schulden van consumenten. In dit geval bepaalt de Koning de gegevens die mogen worden geraadpleegd.
Afdeling 3 - Diverse bepalingen
Artikel VII. 155
De Bank is gemachtigd, aan de personen aan wie de inlichtingen van de Centrale mogen worden verstrekt, de terugbetaling te vragen van de kosten gemaakt voor het inzamelen, het registreren, het beheer, de controle en het ter beschikking stellen van de gegevens van de Centrale.
Artikel VII. 156
§ 1. Er wordt bij de Bank een Begeleidingscomité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de kredietgevers, de consumenten, de Bank, de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de minister. De Koning bepaalt de wijze waarop die vertegenwoordigers worden aangewezen alsmede de nadere regels voor de werking van het comité.
§ 2. Het Begeleidingscomité is belast met het uitbrengen van adviezen over:
1° elk ontwerp van besluit opgesteld in uitvoering van dit hoofdstuk, met uitzondering van het besluit bedoeld in § 1;
2° de organisatie van de Centrale en de invloed van de uitbatingprocedures op haar kosten;
3° het ontwerp van jaarlijks budget van de Centrale;
4° het ontwerp van verslag bedoeld in artikel VII. 157.
§ 3. Het Begeleidingscomité is eveneens belast met:
1° het goedkeuren van de jaarrekeningen van de Centrale en het bestemmen van het eventuele exploitatieoverschot;
2° het vaststellen van de structuur en de regels inzake de verdeling van de terugbetaling van de kosten bedoeld in VII. 155;
3° het goedkeuren van de administratieve en technische richtlijnen, bedoeld in artikel VII. 148, § 3;
4° het goedkeuren van de akkoorden betreffende de uitwisseling van inlichtingen met de buitenlandse kredietcentrales volgens de voorwaarden bedoeld in artikel VII. 153, § 1, tweede lid.
§ 4. Het Begeleidingscomité kan aan het College van revisoren van de Bank vragen om de rekeningen van de Centrale te certificeren.
Artikel VII. 157
Tenminste éénmaal per jaar brengt de Bank verslag uit over de werking van de Centrale bij de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren.
Dit verslag bevat onder meer:
1° een overzicht van het aantal en de aard van de geregistreerde gegevens;
2° een overzicht van het aantal raadplegingen van de Centrale;
3° een omstandige weergave van de kosten voortvloeiend uit de werking van de Centrale met aanduiding van de eventuele praktische of technische moeilijkheden;
4° een analyse van de evolutie van de wanbetalingen.
Dit verslag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.