VII.70 - VII.72 : De gestandardiseere informatieplicht (SECCI)
Commentaar
Totstandkoming van de informatieverplichting sinds 1991
Zie de evolutie van de informatieplicht sinds 1991
De Informatieverplichting in het gemeenrecht (Boek VI en artikel VII.70)
De verplichting van de professional om de consument te informeren wordt bevestigd door artikel VI.2, WER, : ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst moet de onderneming aan de consument de behoorlijke en nuttige informatie geven betreffende de belangrijkste kenmerken van het product en betreffende de verkoopsvoorwaarden, De lex generalis die Boek VI is, verplicht de kredietgever om alle informatie te verstrekken die is opgesomd in artikel VI.2, ongeacht welk de aanvraag van de consument is indien die informatie al niet duidelijk is uit de context. Wanneer het consumentenkredieten betreft, moet alle opgesomde informatie altijd verplicht verstrekt worden, ook al zou die al duidelijk zijn uit de context. De informatieplicht is in alle gevallen van toepassing, ongeacht de complexiteit van de kredietovereenkomst en ongeacht de competentie van ervaring van de consument.
In overeenstemming met artikel VI.2, 7°, moet de kredietgever alle inlichtingen verschaffen over de verkoopsvoorwaarden De informatieplicht is dus niet beperkt tot de informatie opgesomd in artikel VI.2 maar is afhankelijk van externe en specifieke factoren. Artikel VII.70 voorziet hier eveneens in aangezien de professional rekening moet houden van de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur.
De informatieplicht van artikel VII.70 maakt deel uit van het opstellen van contracten. De Vrederechter van Charleroi is van oordeel dat de solidariteit tussen de echtgenoten niet van toepassing is wanneer slechts één van hen een lening heeft afgesloten voor de aankoop van een tweede voertuig voor het huishouden. De rechter stelt vast dat de kredietgever niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de consument (niet-aangeslotene) nuttige informatie te verstrekken over zijn verplichtingen. Bovendien, zo stelde de rechter vast, zijn de echtgenoten gehuwd volgens het wettelijk stelsel van de gemeenschap en vereist artikel 1418 van het Burgerlijk Wetboek de toestemming van beide echtgenoten (J.P. Charleroi, 24 februari 2016, J.L.M.B. 2019/18, 864).
Verplichting om te informeren over alle essentiële kenmerken
Artikel VII.70, stelt dat de informatieplicht betrekking heeft op de informatie die nodig is om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken. Dat beginsel is niet noodzakelijk hetzelfde als het beginsel van de voornaamste kenmerken van Boek VI. Het volstaat dus niet om aan de consument de in artikel VII.70 opgesomde informatie te verstrekken om ervan uit te gaan dat de kredietgever zich heeft gekweten van zijn precontractuele informatieplicht. De algemene regel van artikel VI.2 blijft gelden. Als de consument aanvullende informatie wenst of als een essentieel kenmerk van de kredietovereenkomst niet voorkomt in de opsomming van artikel VII.70, § 1, moet de kredietgever de consument hiervan op de hoogte brengen voordat de kredietovereenkomst wordt afgesloten.
Wat is het criterium om te bepalen of aanvullende informatie moet worden toegevoegd aan de lijst in artikel VII.70?
Bij voorbeeld:
- een specifiek verzoek van de consument(artikel VI.2) (VII.70)
- een bijzonderheid van het krediet, gezien het redelijkerwijs te verwachten gebruik van krediet door de consument (artikel VI.2).
- en bijzonderheid van het krediet, gegeven het door de consument opgegeven gebruik (artikel VI.2) (VII.70)
- elke bijzonderheid van het krediet waardoor het een informatie zou worden die nodig is voor de vergelijking van de verschillende aanbiedingen om een geïnformeerd besluit te nemen (artikel VII.70).
Aanvullende informatie
Informatie zal dus eventueel moeten worden bijgevoegd aan de in artikel VII.70, opgesomde lijst. Alle aanvullende informatie die de kredietgever aan de consument geeft, moet verstrekt worden in een afzonderlijk document, dat aan het formulier «Europese standaardinformatie» kan worden gehecht. Er is dus geen sprake van de toevoeging van bijkomende informatie binnen de SECCI. De Europese autoriteiten wensen dit document volledig uniform te houden op het Europese niveau.
Het juris tantum vermoeden van de goede uitvoering van de informatieverplichting door de overmaking van de SECCI
De kredietgever wordt geacht te hebben voldaan aan de informatie vereisten, wanneer hij de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet heeft verstrekt. De SECCI wordt in bijlage II van de richtlijn 2008/48/EG opgenomen en ook in bijlage I van het Boek VII van het WER. Het is een juris tantum vermoeden. De consument mag het bewijs leveren dat er een informatie inzake een belangrijk kenmerk, dat niet uitdrukkelijk wordt voorzien in de SECCI, hem niet werd verstrekt. Gezien de vereiste van een geschrift (zie hierboven), zal het te leveren bewijs voornamelijk het feit betreffen of het gaat om een belangrijk kenmerk in de zin van artikelen VI.2 of VII.70.
Vereenvoudigde en aangepaste informatie aan de consument
Zoals de SECCI het aantoont, onderscheidt de voorafgaande informatie die door artikel VII.70 wordt opgelegd zich van de overeenkomst op zich. Het moet gaan om samengevatte inlichtingen die onmiddellijk te begrijpen zijn door de consument en die de essentiële kenmerken van de overeenkomst die aan de consument wordt aangeboden, omvat. Artikel VII.74, voorziet bovendien in een verplichting voor de kredietgevers om bijkomende en aangepaste informatie te verstrekken, indien dit noodzakelijk blijkt.
De te verstrekken informatie dient rekening te houden met de door de consument kenbaar gemaakte voorkeuren en verstrekte informatie. Het gaat er dus niet om algemene informatie te geven, zoals een algemeen prospectus van kredieten waarin de kredietgever doorgaans in voorziet. Het betreft daarentegen specifieke informatie die aangepast is aan de situatie van de consument. In werkelijkheid gaat het erom de belangrijkste informatie die artikel VII.70, als essentieel beschouwd, uit de overeenkomst die aan de consument zal worden aangeboden te extraheren en deze aan de consument over te maken in de precontractuele fase.
Dit is echter geen aanbod dat volledig is aangepast aan de financiële situatie van de consument en het doel van het krediet. Dit aanbod zal worden gedaan nadat de vragenlijst van artikel VII.69 is ingevuld en de kredietverstrekker een grondig onderzoek van de solvabiliteit heeft uitgevoerd.
Wanneer moet de informatie worden verstrekt aan de consument?
De informatie moet te gelegener tijd voordat de consument door een kredietovereenkomst en/of een aanbod wordt gebonden worden overgemaakt. In de lijn van de richtlijn, verstrekt de SECCI de nodige informatie om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen. De SECCI heeft niet alleen als roeping te informeren maar eveneens toe te laten een vergelijking te maken. Het is dus ook logisch dat het aan de consument wordt overgemaakt voor het sluiten van de overeenkomst.
De Raad van State had incoherenties tussen de Nederlandstalige en Franstalige versies van het ontwerp ontdekt: de memorie van toelichting zet de weerhouden keuze uiteen: Er is inderdaad een discordantieprobleem maar dit stelt zich reeds op het niveau van de richtlijn: de Engelse tekst van de richtlijn gebruikt het begrip ”in due time”, de Franse versie spreekt laconiek van “avant“ en de Nederlandse van “geruime tijd”. Er werd geopteerd om het begrip “in due time” als uitgangspunt te weerhouden en de Franse en Nederlandse tekst overeenkomstig aan te passen (Memorie van toelichting, Parl. St., Kamer (52), 2468/001, p. 32).
Wat betekent in due time?
- De SECCI moet tijdig worden overgemaakt zodat de consument de praktijken van de verschillende kredietgevers kan vergelijken; Als de SECCI tegelijkertijd met de kredietovereenkomst wordt overgemaakt, is die vergelijking niet mogelijk. Dat is een praktijk die niet voldoet aan de eis van artikel VII.70.De SECCI moet overigens de periode vermelden gedurende dewelke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is (artikel VII.70, § 1, 19°). Het zou in strijd zijn met artikel VII.70 om aan de consument gestandaardiseerde informatie te verstrekken met een zodanig korte geldigheidsduur dat deze elke vergelijking met concurrerende aanbiedingen onmogelijk maakt.
- De SECCI moet overeenstemmen met de door de kredietgever opgestelde aanbieding Hij moet dus zoveel mogelijk gepersonaliseerd zijn met betrekking tot de door de consument uitgedrukte voorkeuren. Dat betekent niet dat de SECCI een kredietaanbieding moet zijn, die volledig aangepast is aan de financiële toestand van de consument en aan het doel van het krediet. Die aanbieding zal later volgen, na de ontvangst van de vragenlijst voorzien in artikel VII.69 en na de kredietwaardigheidsbeoordeling in overeenstemming met artikel VII.77.
- De SECCI moet worden overgemaakt, ook als de consument geen kredietaanvraag heeft ingediend middels de ondertekening van het in artikel VII.69 voorziene inlichtingenformulier. Met andere woorden, het indienen van een kredietaanvraag is geen voorwaarde om de SECCI te bekomen. Artikel VII.70, § 4 stelt dat de kredietgever mag weigeren gevolg te geven aan het verzoek van de consument om de samen met de SECCI de door de kredietgever gebruikte de ontwerpkredietovereenkomst te bekomen. Deze paragraaf laat de kredietgever niet toe om het overmaken van de SECCI te weigeren als er geen kredietaanvraag wordt ingediend. Zodra een kredietaanvraag is ingediend, is het overmaken van de SECCI verplicht.
- Artikel VII.70 § 4 stelt dat de SECCI moet worden overgemaakt, ook al is de kredietgever niet voornemens om een krediet toe te kennen. Als de weigering van de kredietgever echter berust op de kredietwaardigheidsbeoordeling, heeft hij het recht om geen SECCI over te maken, maar hij is er dan ook toe gehouden de consument te informeren over zijn weigering om het gevraagde krediet toe te kennen.
- Niets verplicht evenwel de kredietgever om de voorbereiding van de overeenkomst uit te stellen als de consument geen concurrerende aanbiedingen wenst aan te vragen. Hij mag de SECCI dus overmaken en onmiddellijk nadat de consument hiervan kennis heeft genomen, de kredietaanbieding opstellen. Het zou evenwel strijdig zijn met artikel VII.70 om aan de consument gestandaardiseerde informatie te verstrekken met een zodanig korte geldigheidsduur dat deze elke vergelijking met concurrerende aanbiedingen onmogelijk maakt.
De kredietgever die zich wenst te beroepen op het vermoeden van correcte uitvoering van zijn informatieplicht door het overmaken van de SECCI zal erover waken het ontvangstbewijs van het document door de consument bij te houden. Dat bewijs kan niet bestaan uit een verklaring van de consument in de overeenkomst (de consument erkent het formulier voor Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet tijdig ontvangen te hebben, vóór het afsluiten van de overeenkomst, ....): een dergelijke bepaling strekt tot de inperking van het recht van de consument om een tekortkoming van de kredietgever te bewijzen, en is strijdig met artikel VII.2, § 4.
Is de SECCI verplicht?
Richtlijn 2008/48/EG verplicht de ondernemingen niet op formele wijze gebruik te maken van de SECCI. Niettemin, verduidelijkt zij dat de inlichtingen die zullen worden overgemaakt aan de consument dienen te worden opgesteld met behulp van Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet. Ondanks wat de formulering van artikel VII.70 zou kunnen doen vermoeden, hebben kredietgevers geen keuze: artikel XV.90, 12° sanctioneert met een boete van niveau 5, de personen optredend als kredietgever of kredietbemiddelaar die aan de consument niet de SECCI bedoeld in de artikelen VII. 70 en VII. 71 verstrekken.
Hoe moet de informatie worden overgemaakt?
Artikel 11, stelt dat de informatie op een andere duurzame drager moet worden meegedeeld. Het begrip duurzame drager wordt gedefinieerd in artikel I.1, 15°: elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling.
Het betreft hier te bepalen gedurende welke duur de duurzame drager dient te bestaan? In de mate waarin de precontractuele informatie de opstelling van de overeenkomst zelf betreft, moet men ervan uitgaan dat de informatie toegankelijk moet zijn gedurende de ganse duur van de overeenkomst (zie ter vergelijking, de bewaartermijn voor het bewijs van de raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, artikel 15 van het K.B. van 21 juni 2011: tot aan het einde van de overeenkomst). Kan de kredietgever zich beroepen op informatie die in een andere vorm werd meegedeeld? Te veronderstellen dat het mogelijk is om het bewijs van overmaking van een dergelijke mededeling te leveren, moet men ervan uitgaan dat dit niet is toegelaten. Dit zou immers strijdig zijn met het wettelijke doel, dat er –in het bijzonder- toe strekt de consument mogelijk te maken concurrerende aanbiedingen te vergelijken. De precontractuele informatie moet dus verplicht schriftelijk of op een duurzame drager worden overgemaakt.
Op wie rust de informatieplicht?
De informatieplicht valt zonder onderscheid op de kredietgever en/of de kredietbemiddelaar. De kredietgever die een kredietovereenkomst sluit via de tussenkomst van een kredietbemiddelaar, zal zich dus dienen te verzekeren dat deze laatste op correcte wijze zijn informatieverplichting naleeft, met inbegrip van de eventuele bijkomende informatie wegens de situatie van de consument van de door hem uitgedrukte behoefte of wegens de complexiteit van het krediet.
De inhoud van de SECCI
De SECCI is een uittreksel van de contractuele voorwaarden. De vermeldingen die het bevat, bevinden zich dus eveneens in de opsomming van de verplichte vermeldingen van de overeenkomst. Het bevat bovendien ook specifieke vermeldingen die niet in de overeenkomst zelf voorkomen:
- 17°, het recht van de consument om, overeenkomstig artikel VII.79, onverwijld en kosteloos geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid.
- 18°, het recht van de consument om op verzoek een kosteloos exemplaar van de ontwerp kredietovereenkomst te ontvangen. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de overeenkomst met de consument aan te gaan. Dit laat de consument toe om alle contractuele bepalingen en met in het bijzonder degenen die niet in de SECCI zijn omschreven, te onderzoeken. Het gaat om de ontwerp kredietovereenkomst goedgekeurd door de FOD Economie.
- 19°, in voorkomend geval, de periode gedurende de welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is.
Kredieten met wedersamenstelling van kapitaal en SECCI
De SECCI die in België wordt verdeeld, bevat geen informatie die echter wel wordt vereist in de Europese SECCI wanneer de bedragen betaald door de consument niet dienen voor de onmiddellijke aflossing van het kapitaal. De memorie van toelichting, preciseert dat gezien deze methode door de Belgische wet werd uitgesloten, de Europese autoriteiten het voorstel van België om dit item uit de SECCI lijst te halen, hebben goedgekeurd: Waarop de Commissie antwoordde: “If Belgium decides to forbid certain contractual arrangements by law which are subject to pre-contractual or contractual information requirements in the Directive (e.g. the possibility for the creditor to change charges), creditors falling under Belgian consumer credit law will not have to indicate these issues in the standardised information sheet nor in the contract" (Memorie van toelichting, Parl. St., Kamer, (52), 2468/001, p. 33).
De informatieverplichting is een resultaatsverbintenis
De informatieverplichting moet geconcretiseerd worden middels een duurzame drager. Men leidt hieruit af dat de kredietgever die de vereiste informatie niet overmaakt in de door de wet voorziene vorm, niet in staat zal zijn om de uitvoering van zijn informatieplicht te bewijzen. Hieruit volgt een vorm van omkering van de bewijslast: ten aanzien van de consument die klaagt niet de vereiste informatie te hebben ontvangen zal de kredietgever dienen aan te tonen dat hij deze informatie middels een geschrift of een duurzame drager heeft overgemaakt. De overmaking van informatie wordt zo een resultaatsverbintenis, waarvoor de kredietgever zich slechts kan exonereren door overmacht aan te tonen of het bewijs te leveren van de daadwerkelijke mededeling aan de consument.
Advies v/d administratie
- U mag inde bijzonderevoorwaarden van de overeenkomstniet vragen aan de consumentdat hij verklaart dat hij hetSECCI-formulier ontvangen heeft en u mag hem,in het kader van een leningsovereenkomst ofeen overeenkomst van verkoop op afbetaling, evenmin vragen te verklaren dat hij een aflossingstabel heeft ontvangen.. De bewijslast blijft in hoofde van de kredietgever of van de kredietbemiddelaar. Een dergelijke bepaling in uw modelovereenkomst is bijgevolg in strijd met artikel4 van de WCK, in die zin dat zij de rechten van de consument beperkt. Bovendien maakt deze verklaring op zich geen bewijs uit van het feit dat de beoogde artikelen van de WCK in acht werden genomen, in casu artikel11 voor alle modellen van kredietovereenkomst en artikel14, §1,2e lid voor de modellen van lening en van verkoop op afbetaling.
In de overeenkomst is het enkel mogelijk om de aandacht van de consument te vestigen op zijn rechten en plichten, overeenkomstig de artikelen14 en 15 van de WCK, evenals op de verplichtingen van de kredietgever. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om de consument erop te wijzen dat de kredietbemiddelaar hem een SECCI-formulier inzake precontractuele informatie moet hebben overhandigdof dat het de verantwoordelijkheid van de kredietgever is om hem een krediet toe te passen dat bij zijn behoeften past evenals met zijn financiële situatie en dat hem te dien einde een aantal vragen zullen gesteld worden.
Gedeeltelijke SECCI voor bepaalde kredietvormen (VII.71)
Ontstaan en toepassingsgebied
Artikel VII.71zet artikel 6 van de richtlijn 2008/48/EG om in ons nationaal recht. Dit artikel organiseert een vereenvoudigde informatieplicht. Artikel 6 is van toepassing op de kredietovereenkomsten die worden beoogd door artikel 2, paragrafen 3, 5 en 6 van de richtlijn, dit wil zeggen:
- de geoorloofde debetstand op een rekening terug betaalbaar op verzoek of binnen een termijn van drie maanden (artikel 2, (3) van de richtlijn)
- de kredietovereenkomsten die zijn gesloten door een organisatie die:
- a) opgericht is tot wederzijds nut van de leden;
- b) geen winst maakt voor anderen dan haar leden;
- c) een sociale rol vervult zoals door de nationale wetgeving wordt opgelegd;(...) (hetgeen overeenstemt met een Angelsaksische coöperatieve vereniging die Credit Union wordt genoemd) (artikel 2, (5), van de richtlijn).
- de kredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen (artikel 2, (6) van de richtlijn).
De eerste veronderstelling werd opgenomen in artikel VII.71, § 1, 1° en de laatste in § 1°, 4°. De wetgever heeft het niet nodig gevonden om gebruik te maken van de mogelijkheid die wordt bepaald in artikel 2, (5), van de richtlijn om een bijzondere regeling te organiseren voor kredietcoöperatieven in België. Hij heeft aan deze twee kredietsoorten daarentegen de kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsvennootschap toegevoegd die wordt beoogd in artikel VII.3, § 3, 5°, WER.. Dit soort kredietovereenkomst is uitdrukkelijk uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn (artikel 2, (2), e) en h) en maakt dus geen deel uit van de domeinen waar de regel van de totale harmonisatie verplicht zou zijn voor de Belgische wetgever.
Ten slotte maakt de Belgische wet, in overeenstemming met artikel 6, (5), van de richtlijn, de precontractuele informatieplicht in geval van sluiten van de overeenkomst via spraaktelefonie van toepassing op de geoorloofde debetstand op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost (in principe volledig uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn) (artikel VII.71, §3).
De vereenvoudigde precontractuele informatieplicht
De in artikel 11bis vermelde informatieplicht is een vereenvoudigde plicht. Sommige door artikel VII.71 bepaalde informatie is niet vereist. Er wordt rekening gehouden met de eigenheid van de beoogde kredietovereenkomsten. De organisatie van de informatieplicht is voor het overige volledig vergelijkbaar met deze die wordt bepaald door artikel VII.71. Er wordt voorzien in een vereenvoudigde SECCI om rekening te houden met de verminderde informatie die moet worden medegedeeld. De informatieplicht van de consumentin geval van een op afstand gesloten overeenkomst wordt georganiseerd door de paragrafen 3 en 5 volgens de principes die reeds werden opgenomen in artikel VII.70.
Vrijstelling van gestandaardiseerd informatie - Artikel VII.72
Zie de definitie van de agent in een nevenfunctie
De speciale informatieplicht van de kredietbemiddelaar - Artikel VII.73
Sancties
Burgerlijke sancties
Ten opzichte van de kredietgever die de verplichting tot algemene informatie (levering van het ESIS) niet uitvoert (of niet correct uitvoert), kan de rechter de in artikel VII.201 bedoelde sancties toepassen.
Strafrechtelijke sancties
Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft, zij die, als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet de SECCI bedoeld in de artikelen VII. 70 en VII. 71, verstrekken of die in strijd met de artikelen VII. 74 en VII. 75, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt.