KB JKP, Art. 1 : Inleiding

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepaling

Artikel 1

KB JKP, artikel 1

Dit besluit voorziet onder meer in de omzetting van artikel 19 en van bijlage I bij richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG, zoals gewijzigd door richtlijn 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011 en van artikel 17 en bijlage I bij Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Ontstaan van de koninklijke besluiten inzake de berekening van de kredietkosten

Verschillende bepalingen van het Wetboek verlenen de Koning de bevoegdheid om de toepassingsvoorwaarden van Boek VII betreffende de bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet vast te stellen, door middel van een koninklijk besluit waarover de Ministerraad beslist, na advies van de Nationale Bank, de FSMA en de Raad voor het verbruik. Dit is bijvoorbeeld het geval voor artikel I.9, 44° van het WER, waarin de debetrentevoet wordt gedefinieerd: Deze moet berekend worden aan de hand van de elementen die de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt

In het kader van de WCK werden deze regels vastgelegd in het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet (gewijzigd door K.B. 29 april 1993, 15 april 1994, 23 september 1994, 22 februari 1995, 21 maart 1996, 17 maart 1997, 22 mei 2000, 26 februari 2002, 24 september 2006 en 21 juni 2011)

Dit K.B. werd daarna nog 12 keer gewijzigd. Een belangrijke aanpassing was die van het koninklijk besluit van 21 juni 2011 Deze aanpassing was nodig na de wijziging van de WCK naar aanleiding van de omzetting van Richtlijn 2008/48/EG. De wetgever had de Koning dus belast met de omzetting van een deel van artikel 19 en van Bijlage I van Richtlijn 2008/48/EG.

In het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. van 21 juni 2011 wordt melding gemaakt van de moeilijkheden bij de interpretatie van sommige bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG wat betreft de berekeningsmethoden voor bepaalde representatieve voorbeelden in Bijlage I van die richtlijn. De in 2011 aangenomen tekst wijkt dus soms af van de letterlijke formulering van de richtlijn en gaat uit van de Guidelines die door de Commissie werden gepubliceerd en van de studie van de berekening van het JKP die in opdracht van de Europese Commissie is uitgevoerd. Op deze site vindt u het verslag aan de Koning voorafgaand aan het Koninklijk Besluit van 21 juni 2011 evenals de twee zonet genoemde inspiratiebronnen.

De interpretatieproblemen hebben de Commissie ertoe gebracht een nieuwe richtlijn goed te keuren om de problemen te verhelpen die voornamelijk bij de voorbeelden in Bijlage I van Richtlijn 2008/48/EG werden vastgesteld. Sommige voorbeelden lieten verschillende rekenlogica's toe met uiteenlopende resultaten. De Richtlijn 2011/90/UE van de commissie van 14 november 2011 tot wijziging van deel II van bijlage I bij Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanvullende hypothesen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, dwong de Belgische wetgever er dus toe om het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 opnieuw te wijzigen, wat uiteindelijk plaatsvond in het K.B. van 11 december 2012). Het rapport aan de Koning voorafgaand aan dit koninklijk besluit is eveneens beschikbaar op deze site.

Het koninklijk besluit van 14 september 2016, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 oktober 2016 (p. 70962), verving het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de tarieven, de looptijd en de terugbetalingsmodaliteiten van consumentenkredieten. De (gewijzigde) bepalingen van het K.B. van 4 augustus 1992 zijn grotendeels terug te vinden in het koninklijk besluit van 14 september 2016.

Het koninklijk besluit van 14 september 2016 neemt in dezelfde tekst de berekeningsregels op voor consumentenkredieten, waarvan de meeste al voorkwamen in het K.B. van 4 augustus 1992, maar ook die voor hypothecaire kredieten naar aanleiding van de wijziging van het WER door de wet van 22 april 2016 tot omzetting van Richtlijn 2014/17/EU. Zij trekt bijgevolg het koninklijk besluit van 11 januari 1993 in, dat de referentie-indexen voor variabele intrestvoeten van hypothecaire leningen vastlegde, en door de koninklijke besluiten van 20 april 1999, 3 maart 2011 en 19 maart 2012 werd gewijzigd. De bepaling van de referentie-indexen werd overgenomen uit het K.B. van 11 januari 1993 en ingevoegd in artikel 8 van het K.B. van 14 september 2016.(Zie de redenen uiteengezet in het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. van 14 september 2016).

Dit koninklijk besluit is essentieel voor de toepassing van de wet aangezien het alle methoden voor de berekening van de kosten van het krediet bepaalt, en met name het JKP, en de toegestane limieten vastlegt voor de kosten en de duur van consumentenkredieten en van hypothecaire kredieten met roerende bestemming.

De verschillende artikelen van het K.B. van 14 september 2016 worden toegelicht op de volgende pagina's van deze website.

Back to top