Boek VI, WER (marktpraktijken en consumentenbescherming)
Boek VI en het Gemeenschapsrecht
Boek VI gaat over de relaties tussen ondernemingen en consumenten (evenals over handelspraktijken en relaties tussen ondernemingen die niet op deze site worden behandeld). Het bevat de bepalingen van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC), die op haar beurt de bepalingen van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC) overneemt. Dit boek biedt dus het algemene kader voor de bescherming van de consument in zijn relaties met de professionals. Dit kader is grotendeels ontstaan door het Gemeenschapsrecht.
Lex Generalis
Boek VI is dus de lex generalis van de relaties tussen professionals en consumenten die cumulatief moet worden toegepast met de andere boeken van het WER en de specifieke beschermingsregelingen voor bepaalde sectoren. De memorie van toelichting bevestigt dat: Om voormelde redenen wordt in de eerste paragraaf in herinnering gebracht dat boek VI een algemene wet betreft met horizontale werking, en de bepalingen derhalve gelden onverminderd de bijzondere wetgeving die hieromtrent bestaat in bepaalde sectoren, zoals gezondheidszorg, energie, telecom, banksector, onderwijs, enz. Dit is een loutere toepassing van de theorie van de “lex specialis derogat legi generali” (Parl., St. Kamer, Zitt. 2013-2014, n°53,3429/1, bl. 19).De bepalingen van boek VI worden dus gespecificeerd, gewijzigd en aangevuld door de bepalingen van andere normatieve teksten.
Boek VI en de financiële diensten
Het algemene kader van boek VI is van toepassing op financiële diensten, die in artikel I.8 worden gedefinieerd als
De bepalingen van boek VII betreffende betalingsdiensten en consumentenkredieten moeten dus cumulatief met boek VI worden toegepast. Richtlijn 2008/48/EG preciseert dit in artikel 4. 4, dat bepaalt: dit artikel laat Richtlijn 2005/29/EG onverlet (oneerlijke handelspraktijken). Dat geldt ook voor hypothecair krediet (zie Richtlijn 2014/17/EU in de artikelen 10 en 11.7).
Financiële instrumenten maken deel uit van de financiële diensten
De financiële instrumenten waren uitgesloten uit de definitie van financiële diensten in de WMPC. Die uitsluiting werd opgegeven bij de omzetting van de WMPC in het WER. Financiële instrumenten vallen dus onder de definitie, (ratio legis). en dit omvat "niet alleen de “financiële instrumenten” beoogt (zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, die voortvloeit uit de richtlijn 2004/39/EG “Mifid”), maar ook de “beleggings- instrumenten” in de zin van artikel 4 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (genoemd wet op de “prospectus”) (Parl. St., Kamer, Zitt. 2013-2014, 53/3018/1, bl.12).
Gevolgen van boek VI voor consumentenkredietovereenkomsten
De belangrijkste regels in boek VI die van toepassing kunnen zijn op kredietovereenkomsten met consumenten zijn de volgende:
- de algemene informatieverplichting (artikel VI.2)
- Titel 3: Overeenkomsten met consumenten en in het bijzonder:
- Overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten (VI.54 à VI.63)
- De regels die van toepassing zijn op gezamenlijke aanbiedingen en in het bijzonder beperkingen op gezamenlijke aanbiedingen waarbij een financiële dienst betrokken is ( artikel VI.81
- De bepalingen over onrechtmatige bedingen (articles VI.82 à VI.87)
- De title 4, hoofdstuk 1 Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten.