De consument moet juiste en volledige antwoorden geven op de vragen die de kredietgever hem stelt. Dat principe wordt gesteld in artikel VII.69, § 1. De rechtspraak inzake consumentenkrediet is het er dus unaniem over eens dat een consument die informatie achterhoudt, een zware fout begaat. Bovendien legt de verplichting om volledige informatie te verstrekken de consument een zekere initiatiefverplichting op aangezien de consument op dat ogenblik, door de gestelde vragen, in staat is in te schatten welk de aard is van de informatie die de kredietgever wenst te bekomen. Door zijn meest recente loonfiche over te maken, zonder erbij te vermelden dat hij intussen ontslagen werd, antwoordt de consument niet op volledige wijze op de vraag van de kredietgever met betrekking tot zijn beroepsinkomsten (Rb.Gent, 6 april 2001, onuitgeg. geciteerd door D. BLOMMAERT, “De bescherming van de kredietnemer in het kredietrecht”, op.cit., p. 101, nr. 17). Een volledige inlichting is dus een inlichting die meer kan vereisen dat een antwoord op de letterlijke vraag van de kredietgever.
Zie rechtspraak van vóór de inwerkingtreding van het negatieve luik van de Centrale voor kredieten aan Particulireren: Rb. Luik. Liège, 22 januari 1996, Jaarboek Kredietrecht, 1996, 373; Vred. Eghezée, 22 januari 1996,Jaarboek Kredietrecht 1996, 385 en noot M. FORGES, Jaarboek Kredietrecht 1996, 391; Vred. Gent (6), 19 december 1995,Jaarboek Kredietrecht 1996, 258; Vred. Heist-op-den-Berg, 30 oktober 1997,Jaarboek Kredietrecht 1997,83; Yper, 2 september 1999,Jaarboek Kredietrecht 1999, 80; Rb. Gent, 10 december 1999,Jaarboek Kredietrecht 1999, 140; ).
De plicht van de consument wordt vaak beschreven als een passieve verplichting in die zin dat de consument niet de plicht zou hebben om spontaan informatie mee te delen aan de kredietgever en dat het volstaat dat hij een volledig en juist antwoord geeft op de vragen die deze laatste hem stelt.(Zeel beslissingen in consumentenkrediet b.v. Vred. Audenarde - Kruishoutem, 11 juli 2016, T. Vred. 2016, 569, noot STEENNOT R.; Vred. Oudenaarde-Kruishoutem, 13 februari 2014, T. Vred., 2015, p. 437.).
De bepalingen van het WER hebben de verplichting van goede trouw niet doen verdwijnen. Als de consument kennis heeft van andere informatie (waarvan hij weet of moet weten dat deze een invloed heeft op de toekenning van het krediet, onder meer omdat deze zijn terugbetalingscapaciteit aantast), die echter niet de informatie is die de kredietgever wordt geacht hem te vragen of die informatie is die de kredietgever niet mag vragen (artikel VII.69, lid 2), dan staat het aan de consument om een volledig antwoord te verstrekken en de kredietgever hiervan op de hoogte te brengen.
De consument die bijvoorbeeld lijdt aan een ziekte die zijn beroepsinkomsten aanzienlijk en op korte termijn zullen aantasten, begaat een fout als hij een lening sluit, gespreid over meerdere jaren, waarbij hij die informatie verzwijgt terwijl het de kredietgever verboden is de consument te ondervragen over zijn gezondheidstoestand (VII.126, § 1, lid 4). Het staat daarentegen aan de kredietgever, die wordt aangesproken door een consument die tegen de pensioenleeftijd aanleunt, om zich vragen te stellen over de terugbetalingsmogelijkheden van de consument wanneer hij met pensioen zal zijn. Evenzo, indien hij de gezinsbijslag in aanmerking neemt (en dus ook de lasten van opvoeding en onderhoud) van kinderen op het einde van hun schoolcurriculum, dan moet hij zich eveneens vragen stellen over de terugbetalingsmogelijkheden wanneer die bijslagen zullen verdwijnen terwijl de samenwoning en de last die eruit voortvloeit niet noodzakelijk zal ophouden te bestaan.
De fouten van de consument hebben niet noodzakelijk voor gevolg de toepassing van penaliteiten en verhoogde interesten. In een beslissing van 9 augustus 2016 heeft de Vrederechter van Sprimont vastgesteld dat er naast de onvolledige verklaringen van de consument een bewezen tekortkoming van de kredietgever was wat de kredietwaardigheidsbeoordeling betreft. Zelfs op basis van de bijzonder beknopte informatie waarover de kredietverlener beschikte, oordeelde de rechter dat het krediet niet had mogen worden toegekend. Dientengevolge vermindert hij de veroordeling van de consument tot het geleende bedrag te vermeerderen met de gerechtelijke interesten.rente tegen het wettelijke tarief te verhogen, maar zonder betalingstermijnen (9 augustus 2016, Ann.Jur 2016, p.175). De vrederechter van Florennes was van mening dat de schuld van de kredietgever en de kwade trouw van de consument de beperking van de interesten tot gerechtelijke rentevoet rechtvaardigen en de handhaving van de terugbetalingen door de consument tot het maandelijkse bedrag dat in de overeenkomst wordt beoogd. (J.P. Florennes, 27 juni 2016, J.J.P. 2016, 518).
De bewezen fouten van de consument leiden niet noodzakelijk tot de toepassing van de straffen en verhoogde interesten. In een beslissing van 9 augustus 2016 heeft de vrederechter van Sprimont beschouwd dat er, naast de onvolledige verklaringen van de consument, een bewezen tekortkoming was in hoofde van de kredietgever om zich te informeren over alle verklaringen van de consument. Zelfs op basis van de bijzonder beknopte informatie waarover de kredietgever beschikte, heeft de rechter vastgesteld dat het krediet niet had mogen worden toegestaan. Bijgevolg heeft hij de veroordeling van de consument verminderd tot het geleende bedrag, te verhogen met de interesten aan de wettelijke rentevoet maar zonder betalingstermijnen (9 augustus 2016, Jaarboek Kredietrecht 2016, p. 175). De vrederechter van Florennes was van oordeel dat de fout van de kredietgever en de kwade trouw van de consument de beperking van de interesten tot de gerechtelijke interesten en het behoud van de terugbetalingen door de consument aan de in de overeenkomst bepaalde maandelijkse bedragen rechtvaardigde (Vred. Florennes, 27 juni 2016, T. Vred. 2016, 518).