VII.73 : De informatieplicht van de kredietbemiddelaar
Artikel VII.73
Commentaar
Verplichting v/d kredietbemiddelaar om zijn identiteit bekend te maken
De bemiddelaars moeten hun identiteit en hoedanigheid duidelijk aan de consument mee te delen: de consument moet weten wie zijn onderhandelingspartner is en wat zijn rol is. Het gaat erom elke verwarring tussen de kredietgever en de bemiddelaar te voorkomen en bovendien een onderscheid te maken tussen bemiddelaars die slechts één kredietgever vertegenwoordigen en makelaars die voor meerdere kredietgevers kunnen bemiddelen.
Deze plicht hoort bij de algemene informatieplicht bepaald in artikel VII.70 van de wet. Deze bepaling dateert van voor de richtlijn 2008/48/EG die deze vereiste heeft hernomen (artikel 21, a),) die dus voortaan moet nageleefd worden in het nationaal recht. De wet van 22 maart 2006 betreffende de financiële bemiddeling omvat een gelijkaardige vereiste (artikel 15 - wet 22.03.2006).
De plicht van de bemiddelaar om zijn identiteit bekend te maken, geldt in alle fases van de onderhandeling van de kredietovereenkomst. In artikel VII.73, WER, wordt zij geformuleerd als een principe:Elke kredietbemiddelaar moet de consument op de hoogte brengen van zijn hoedanigheid van kredietbemiddelaar, alsook van de aard en de draagwijdte van zijn bevoegdheden, zowel in zijn reclame als in de documenten bestemd voor het cliënteel.
Deze verplichting geldt bovendien ook voor alle documenten bestemd voor het cliënteel, ongeacht of het gaat om een brief, een aanbieding, een prijsopgave, een uithangbord enz. Er werd geoordeeld dat wanneer de kredietovereenkomst wordt gesloten via een kredietagent, de consument moet worden ingelicht over zijn hoedanigheid van kredietbemiddelaar alsook over de aard en de draagwijdte van zijn bevoegdheden. De loutere vermelding van een getal van tien nauwelijks leesbare cijfers op het kredietaanbod voldoet niet aan die voorwaarde, aangezien de consument op die manier de persoon in kwestie niet kan identificeren (schending van artikel 63, § 1, WHK [VII.73]) (Vred. Sint Niklaas, (II), 8 december 1999, T. Vred., 2002, 105).
Hoe gebeurt de identificatie?
De vermelding dat de bemiddelaar handelt in hoedanigheid van kredietmakelaar of van verbonden agent van kredietgever X is een voldoende maar verplichte voorwaarde. Dit wordt verduidelijkt in artikel VII.73, § 2, dat stelt:Deze informatie heeft onder meer betrekking op de hoedanigheid van kredietmakelaar of verbonden agent.
Deze regel wordt opgelegd aan de bemiddelaar die reclame maakt en de wet verduidelijkt dat hij geen adres mag verstrekken dat verschilt van het adres dat aan de FOD Economie werd meegedeeld bij zijn inschrijving (art. VII.65, §2, 4°). Deze inlichtingen moeten eveneens worden overgemaakt, voorafgaand het begin van de bemiddeling (art. VII.70, §1, 1°, en VII.71, §2, 2°). Het exacte adres en identiteit moeten worden opgenomen in het gestandaardiseerde Europese formulier (SECCI) en in de overeenkomst (art. VII.78, §2,4°: … desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie).
Kredietmakelaars
In artikel VII.112, §2, wordt vermeld dat de kredietmakelaar enkel onder zijn eigen naam mag bemiddelen. Met dat verbod wil men vermijden dat de consument de bemiddelaar gelijkstelt aan de kredietgever bij wie de kredietaanvraag wordt ingediend. Het gebruik van de eigen naam van de kredietmakelaar houdt bovendien in dat het verboden is de naam van de kredietgever te gebruiken in relaties met het cliënteel.
Verbonden agenten
Naast zijn hoedanigheid van kredietagent, moet de agent ook in alle documenten bestemd voor het cliënteel de elementen ter identificatie van de kredietgever aangeven (artikel 63, § 5). Dat impliceert de verplichting om de commerciële benaming, het logo, het uithangbord, de gebruikelijke kleuren enz. van de kredietgever te gebruiken die hij vertegenwoordigt, erop lettend dat zijn hoedanigheid van verbonden kredietagent duidelijk blijkt.
Agenten in nevenfunctie
Agenten in nevenfunctie (zoals gedefinieerd in artikel I.9, 81 °: de verkopers van goederen en diensten van niet-financiële aard die, bij wijze van nevenactiviteit en voor rekening van een of meer kredietgevers, als bemiddelaar inzake consumentenkrediet optreden) zijn door artikel VII.72 van een groot deel van de precontractuele informatieverplichtingen vrijgesteld. De uitzondering geldt echter niet voor artikel VII.73 en de plicht om zichzelf te identificeren als een agent in nevenfunctie zodra bemiddeling plaatsvindt.
Kredietbemiddelaars die ook verzekeringstussenpersonen zijn
Een groot aantal kredietbemiddelaars zijn ook verzekeringstussenpersonen. Hypothecair krediet gaat vaak gepaard met de onderschrijving van schuldsaldoverzekering, levensverzekeringen, overlijdensverzekeringen of brandverzekeringen die door de kredietverlener kunnen worden opgelegd in de vorm van nevendiensten. De verplichting van voorafgaande informatie in het WER moet daarom worden gecombineerd met de informatieplicht die van toepassing is op de verzekeringstussenpersoon en die is voorzien in artikel 281 e.v. van de wet van 4 april 2014 betreffende verzekering.
Naast de informatie in artikel VII.73, moet de kredietbemiddelaar die ook verzekeringsagent is, derhalve de volgende informatie verstrekken, onder meer:
- het register van de verzekeringstussenpersonen waarin hij is ingeschreven, hoe zijn registerinschrijving kan worden geverifieerd, en de categorie waarin hij is ingeschreven;
- de in artikel 265 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten in te dienen over verzekeringstussenpersonen en de in Boek XVI van het Wetboek van economisch recht bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures;
- of hij advies over de verkochte verzekeringsproducten verstrekt;
- of hij de klant vertegenwoordigt dan wel in naam en voor rekening van de verzekeringsonderneming optreedt.
Burgerlijke sancties
Het niet-naleven van de plicht zich te identificeren, wordt bestraft door artikel VII.201, WER: de rechter kan de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsintresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag. Deze tekortkomingen kunnen ook een misleidende handelspraktijk vormen die bestraft kan worden met de sancties voorzien in Boek VI (zie artikel VI.38).