WER, XV, De strafrechtelijke handhaving van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten

 

 

Titel 1 - De uitoefening van toezicht en de opsporing en vaststelling van inbreuken.

Hoofdstuk 1 - Algemene bevoegdheden.

 

Artikel XV. 16

De minister of de ambtenaar bedoeld in artikel XV.2 kan een onderneming vragen dat zij de bewijzen levert betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk.
De onderneming moet binnen een termijn van maximum één maand het bewijs van de materiële juistheid van die gegevens leveren.
Wanneer de bewijzen vereist krachtens het eerste lid niet worden geleverd of onvoldoende worden geacht, kan de minister of de hiertoe aangestelde ambtenaar oordelen dat de handelspraktijk in strijd is met de bepalingen van boek VI, titel 4.

Artikel XV. 2 - Benoemde ambtenaren - Processen-verbaal

 

Artikel XV.2 :

§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie, zijn de door de minister aangestelde ambtenaren bevoegd om de inbreuken op dit Wetboek op te sporen en vast te stellen. Deze ambtenaren kunnen de in deze titel bepaalde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen ter opsporing en vaststelling van inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van de bepalingen opgenomen in Boek IV en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 2. De door deze ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot het bewijs van het tegendeel.
Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen dertig dagen na vaststelling van de inbreuk aan de overtrederbij een aangetekende zending met ontvangstmeldingbetekend of hem overhandigd. Het proces-verbaal kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de mededeling per fax of elektronische post wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd. Bij gebreke daarvan kan de vermoedelijke overtreder te allen tijde een afschrift verkrijgen bij de bevoegde administratie.
Wanneer de overtreder niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk begint de termijn van dertig dagen te lopen op de dag waarop de ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 de vermoedelijke dader van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.

Artikel XV. 3 - Bevoegdheden

 

Artikel XV.3

Met het oog op het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, hebben de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de volgende bevoegdheden :
1° zich tijdens de gewone openings- of werkuren, tijdens het productieproces of op het ogenblik dat de producten of diensten worden aangeboden of er aanwijzingen zijn dat het productieproces gaande is of de producten of diensten worden aangeboden, toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot alle plaatsen waarvan zij op redelijke gronden van oordeel zijn dat de betreding ervan voor het vervullen van hun taak noodzakelijk is, tenzij het bewoonde lokalen betreft.
Voor wat betreft het opsporen en vaststellen van inbreuken op Boek IX en Boek XI kunnen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren zich echter te allen tijde toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot de in het eerste lid bedoelde plaatsen.
De bewoonde lokalen kunnen niettemin worden betreden na de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner.
Indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk kunnen zij, op gemotiveerd verzoek, in de bewoonde lokalen binnentreden tussen vijf en eenentwintig uur met voorafgaande, gemotiveerde, schriftelijke, ondertekende en gedagtekende machtiging van de onderzoeksrechter en door ten minste twee ambtenaren die gezamenlijk optreden.
In het geval van heterdaad zoals bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering mogen zij ook te allen tijde binnengaan in de bewoonde lokalen waar de verdachte is binnengegaan, in welk geval zij er niet toe gehouden zijn de huiszoeking met twee te doen;
2° alle nuttige vaststellingen doen, alle onderzoeken, controles en opsporingen uitvoeren en alle informatie verzamelen die zij noodzakelijk achten voor het verzekeren van een daadwerkelijke naleving van de bepalingen bedoeld in artikel XV.2, § 1;
3° elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis ervan nuttig is voor de opsporing of de vaststelling;
4° de pakken, kisten, tonnen en alle andere soorten verpakkingen openen waarvan zij veronderstellen dat zij goederen bevatten die het voorwerp of het bewijs van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1, uitmaken, en er de inhoud van onderzoeken;
5° zich op eerste vordering, zonder verplaatsing of na zich naar de in de bepaling onder 1° bedoelde plaatsen te hebben begeven, alle inlichtingen, documenten, stukken, boeken, bescheiden, gegevensbestanden en geïnformatiseerde dragers van gegevens laten verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taken nodig achten en hiervan gratis afschrift nemen, of ze gratis meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
Wanneer de geïnformatiseerde dragers toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat, hebben zij het recht zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen, in de door hen gevraagde vorm tegen afgifte van een ontvangstbewijs;
5° /1. zich op eerste vordering door elke persoon gratis alle inlichtingen laten verstrekken die de identificatie mogelijk maken van personen die het voorwerp uitmaken van een onderzoek, voor zover de identificatie niet door andere middelen bekomen kan worden en het onderzoek kadert in het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht die betrekking hebben op de informatieverplichtingen, de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, de overeenkomsten op afstand, de oneerlijke handelspraktijken en beroepspraktijken, de ongewenste communicaties en de namaak en piraterij;
6° een inventaris van producten opmaken of ze laten opmaken;
7° kosteloos de nodige monsters nemen, voor het bepalen van de aard en de samenstelling van de goederen evenals voor de verschaffing van het bewijs van een inbreuk, tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
In voorkomend geval moeten de eigenaars, bezitters of houders van bedoelde zaken de recipiënten verschaffen die nodig zijn voor het vervoer en de bewaring van de monsters.
De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor het nemen, meenemen en ontleden van deze stalen en kan tevens de voorwaarden en de nadere regelen voor de erkenning van natuurlijke of rechtspersonen bevoegd om de ontledingen uit te voeren vastleggen;
8° proeven en analyses uitvoeren, of laten uitvoeren.

Artikel XV. 3/1 - Mistery Shopping

 

Artikel XV.3/1

De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, vastleggen voor welke inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten, de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid hebben de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen. Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.
Zij kunnen daarbij de bevoegdheden uitoefenen bedoeld in de artikelen XV.3, 2°, en XV.4.
De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.
Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.
De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen een proces-verbaal van waarschuwing of een proces-verbaal opstellen of een administratieve sanctie voorstellen die onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen.
Indien een proces-verbaal van waarschuwing, een proces-verbaal of een administratieve sanctie onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen dan wordt de onderneming hierover voorafgaandelijk geïnformeerd, hetzij bij de mededeling van het afschrift van het proces-verbaal van waarschuwing of het proces-verbaal, hetzij uiterlijk één maand voor het aanvatten van de procedure tot het opleggen van een administratieve sanctie.

Artikel XV. 4 - Maken van beeldmateriaal en geluidsmateriaal

 

Artikel XV.4

§ 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, hebben de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren tevens de bevoegdheid om vaststellingen te doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, en geluidsmateriaal van openbare communicatie of telecommunicatie, of van private communicatie of telecommunicatie waaraan de ambtenaar bedoeld in art. XV.2 zelf deelneemt.
§ 2. In bewoonde ruimten mogen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 enkel vaststellingen doen door middel van het maken van geluids- en/of beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter.
Het verzoek dat de ambtenaar bedoeld in artikel XV.2 aan de onderzoeksrechter richt, bevat minstens :
1° de identificatie van de personen die er het voorwerp van zijn, voor zover dit mogelijk is;
2° de toepasselijke wetgeving en de geviseerde inbreuken;
3° alle bescheiden en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is.
§ 3. De vaststellingen die de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal, gelden tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden :
1° de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat volgende gegevens moet bevatten :
a) de identiteit van de ambtenaar die het beeldmateriaal heeft gemaakt;
b) de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;
c) de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;
d) een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;
e) wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;
f) een afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;
g) wanneer er meerdere afdrukken of meerdere dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;
2° de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de ambtenaar behoort die het beeldmateriaal heeft gemaakt tot, al naar gelang het geval :
a) totdat een rechterlijke beslissing die een einde maakt aan de vervolging van de inbreuk in kracht van gewijsde is gegaan;
b) totdat werd ingegaan op het voorstel tot transactie bedoeld in artikel XV.61;
c) tot op het ogenblik dat de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 hebben vastgesteld dat gevolg werd gegeven aan de waarschuwing bedoeld in het artikel XV.31;
d) nadat de minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering volledig werd voldaan.
Indien de overtreder niet ingaat op het voorstel tot transactie of indien hij de voorgestelde geldsom niet tijdig betaalt, in welk geval het proces-verbaal aan de procureur des Konings wordt bezorgd, wordt de originele drager van het beeldmateriaal bewaard tot wanneer de strafvordering verjaard is of voordien, na een uitdrukkelijke beslissing van het openbaar ministerie.
§ 4. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit materiaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.

Artikel XV. 5 - Beslagen en verzegelingen

 

Artikel XV.5

§ 1. Wanneer de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, overeenkomstig de hun toegekende bevoegdheden, een inbreuk vaststellen, kunnen zij, tegen afgifte van een ontvangstbewijs, beslag leggen op :
1° de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken;
2° de productie-, verwerking- en vervoermiddelen of welke voorwerpen dan ook, die gediend hebben om de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken voort te brengen, ze te verwerken, ze te verdelen of ze te vervoeren;
3° alle andere voorwerpen die tot het plegen van de inbreuk hebben gediend;
4° de middelen die nodig zijn om diensten te verrichten die een inbreuk uitmaken;
5° de goederen van dezelfde soort en dezelfde bestemming als degene die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.
De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen dit beslag ook leggen indien een derde er eigenaar van is.
Dit beslag moet door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van vijftien dagen. Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is het beslag van rechtswege opgeheven. De persoon bij wie beslag op de goederen wordt gelegd kan als gerechtelijk bewaarder ervan aangesteld worden.
De inbeslagnemingen kunnen aanleiding geven tot het aanstellen van een bewaker ter plaatse of kunnen ten uitvoer gelegd worden in om het even welke andere plaats aangeduid door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2.
§ 2. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen lokalen verzegelen wanneer zulks noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1, of het gevaar bestaat dat met de hierin aanwezige goederen inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd.
Deze verzegeling moet door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van vijftien dagen.
Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is de verzegeling van rechtswege opgeheven. De persoon bij wie de verzegeling wordt gelegd kan als gerechtelijk bewaarder ervan aangesteld worden.
De verzegelingen kunnen aanleiding geven tot het aanstellen van een bewaker ter plaatse door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2.]2
§ 3. De inbeslagnemingen en de verzegelingen verricht op basis van de paragrafen 1 en 2 moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling. Dit geschrift moet minstens vermelden :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de datum en het uur van de kennisgeving;
3° de identiteit van de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
4° de genomen maatregelen;
5° de feitelijke en juridische grondslag;
6° de plaats waar de maatregelen zijn genomen.
§ 4. Het openbaar ministerie kan het beslagof de verzegelingdat het bevolen of bevestigd heeft, te allen tijde opheffen en zo ook als de overtreder ervan afziet de goederen aan te bieden in de omstandigheden die tot het onderzoek aanleiding hebben gegeven; deze afstand houdt generlei erkenning van enige strafrechtelijke schuld in.
§ 5. Het beslagof de verzegelingwordt van rechtswege opgeheven door de rechtelijke beslissing die een einde maakt aan de vervolgingen, zodra dit in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak door het openbaar ministerie.

Artikel XV. 6 - Toezicht van de rechterlijke macht

 

Artikel XV.6 :

Bij de uitvoering van hun taak inzake opsporing en vaststelling van economische misdrijven, zijn de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 onderworpen aan het toezicht van, naargelang het geval, de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur, onverminderd hun ondergeschiktheid aan de meerderen in de administratie.

Artikel XV. 6/1 - Beroepsgeheim

 

Artikel XV.6/1

§ 1. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben gekregen bij de uitoefening van hun taken, niet onthullen, aan welke persoon of autoriteit ook.
In afwijking van het eerste lid mogen deze ambtenaren vertrouwelijke informatie meedelen:
1° in beknopte of samengevoegde vorm, op voorwaarde dat individuele natuurlijke of rechtspersonen niet kunnen worden geïdentificeerd;
2° ingeval de mededeling van dergelijke informatie wordt voorgeschreven of toegestaan door of krachtens dit Wetboek;
3° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken;
4° voor de aangifte van andere strafrechtelijke misdrijven dan deze bedoeld in dit Wetboek en haar uitvoeringsbesluiten, bij de gerechtelijke autoriteiten;
5° aan andere overheidsdiensten en -instellingen, indien dit kadert in het opsporen, vervolgen en sanctioneren van inbreuken op de wetgevingen die tot hun bevoegdheden behoort.
§ 2. De inbreuken op paragraaf 1 worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.

Artikel XV. 7 - Advies

 

Artikel XV.7

Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, beschikken de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, bij de uitvoering van hun taak, over de mogelijkheid om inlichtingen en adviezen te verschaffen, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen voor de naleving van de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten.

Artikel XV. 8 - Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie

 

Artikel XV.8

§ 1. De Koning wijst de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 aan die eveneens bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.
De Koning bepaalt de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze ambtenaren.
§ 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de door de Koning aangewezen ambtenaren, kunnen slechts worden uitgeoefend met het oog op de opsporing, de vaststelling en het onderzoek betreffende de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, en in de artikelen 196, 299, 494 en Boek 2, Titel IX, Hoofdstuk II, afdeling III, van het Strafwetboek.

Artikel XV. 9 - Eed van officier van gerechtelijke politie

 

Artikel XV.9

Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.8., in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen : "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen".
Zij kunnen hun bevoegdheden uitoefenen op het grondgebied van het hele Koninkrijk.

Artikel XV. 10 - Uitbreiding van bevoegdheden

 

Artikel XV.10

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren bijkomende specifieke bevoegdheden toekennen om inbreuken op te sporen en vast te stellen, naast de bevoegdheden waarover zij op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk 2 beschikken.Dit koninklijk besluit moet binnen de 18 maanden na zijn inwerkingtreding worden bekrachtigd bij wet.

Hoofdstuk 2 - Bijzondere bevoegdheden [...]

Afdeling 1 - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VI.

Artikel XV. 11

 

Artikel XV.11

§ 1. De inbreuken bedoeld in artikel XV.83, tweede lid, kunnen worden opgespoord en vastgesteld zowel door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, als door die bedoeld in artikel 11 van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten.
§ 2. Wanneer inbreuken op de bepalingen van boek VI en zijn uitvoeringsbesluiten betrekking hebben op financiële diensten, kunnen ze worden opgespoord en vastgesteld zowel door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 als door de FSMA voor wat betreft de ondernemingen die onder haar toezicht staan of waarvan de verrichtingen of producten onder haar toezicht staan.
Voor doeleinden van het toezicht bedoeld in het eerste lid kan de FSMA de bevoegdheden uitoefenen als bedoeld in artikelen 34, § 1, 1°, a) en b), 36, 36bis en 37 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
De Federale Overheidsdienst Economie en de FSMA brengen mekaar op de hoogte van de vaststellingen die zij doen en de maatregelen die zij treffen met betrekking tot inbreuken als bedoeld in het eerste lid.

Artikel XV. 12

 

Artikel XV.12

§ 1. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 zijn eveneens bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de daden die, zonder strafbaar te zijn, het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de minister. De processen-verbaal welke daaromtrent worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.
§ 2. In de uitoefening van hun ambt beschikken de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1°, 2° en 7°.

Artikel XV. 13

 

Artikel XV.13

§ 1. De ambtenaren hiertoe aangesteld door de in artikel XVII.9 bedoelde ministers zijn bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de inbreuken die het voorwerp kunnen zijn van de vordering bedoeld in artikel XVII.3. De processen-verbaal welke daaromtrent worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.
§ 2. In de uitoefening van hun ambt beschikken de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1°, 2° en 7°.

Artikel XV. 14

 

Artikel XV.14

Na kennisneming van de processen-verbaal opgemaakt op grond van artikel XV.2 en bij vaststelling van inbreuken op de bepalingen bedoeld in artikel XV.83, 8°, kan de onderzoeksrechter, middels een met redenen omklede beschikking, de communicatietechniek-exploitanten gelasten, indien deze daartoe in staat zijn, de terbeschikkingstelling van de communicatietechniek die door de overtreder is gebruikt om de inbreuk te plegen, op te schorten binnen de perken en voor de duur die hij bepaalt en die een maand niet kan overschrijden.
De onderzoeksrechter kan een of meer keren de uitwerking van zijn beschikking verlengen; hij moet er een einde aan maken zodra de omstandigheden, die ze rechtvaardigden, verdwenen zijn.

Artikel XV. 15

 

Artikel XV.15

Bij niet-naleving van de bepalingen van boek VI, titel 3, hoofdstuk 4, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 en de officieren van gerechtelijke politie een proces-verbaal opstellen. Een kopie van dit proces-verbaal wordt afgegeven of per aangetekende brief toegestuurd aan de organisator of zijn aangestelde.
Voornoemde ambtenaren kunnen in dit geval ter plaatse mondeling verbieden tot de verkoop van de goederen opgenomen in het proces-verbaal over te gaan, of de stopzetting van deze verkoop bevelen.
Zij kunnen overgaan tot de beslaglegging ten bewarende titel van de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken, overeenkomstig de bepalingen van artikel XV.4.

Artikel XV. 16

De minister of de ambtenaar bedoeld in artikel XV.2 kan een onderneming vragen dat zij de bewijzen levert betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk.
De onderneming moet binnen een termijn van maximum één maand het bewijs van de materiële juistheid van die gegevens leveren.
Wanneer de bewijzen vereist krachtens het eerste lid niet worden geleverd of onvoldoende worden geacht, kan de minister of de hiertoe aangestelde ambtenaar oordelen dat de handelspraktijk in strijd is met de bepalingen van boek VI, titel 4.

Artikel XV. 16/1

 

Artikel XV.16/1

Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een in de handel gebracht product :
- niet voldoet aan de voorwaarden opgelegd door besluiten genomen in uitvoering van artikel VI.9, § 1, of
- het voorwerp is van een misleidende handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie omtrent zijn voornaamste kenmerken of de resultaten en wezenlijke kenmerken van erop verrichte tests of controles, of
- het voorwerp is van een misleidende omissie,
kan de minister of zijn gemachtigde de betrokken onderneming gelasten om dit product binnen een bepaalde termijn en op kosten van de onderneming te onderwerpen aan de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium.
De onderneming vraagt bevestiging aan de minister of zijn gemachtigde omtrent de keuze voor een laboratorium.

Artikel XV. 16/2

 

Artikel XV.16/2

De minister of zijn gemachtigde kan een product uit de handel nemen en de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeeltelijke terugbetaling dan wel de ruil ervan gelasten wanneer is vastgesteld dat :
- een onderneming niet binnen de in artikel XV.16 bepaalde termijn de bewijzen levert betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk of
- de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium bedoeld in artikel XV.16/1 door de betrokken onderneming niet wordt uitgevoerd of
- een ontleding of controle van het product door een onafhankelijk laboratorium aantoont dat het product niet voldoet aan voorwaarden opgelegd door de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI.9, § 1.
De minister of zijn gemachtigde hoort vooraf de betrokken onderneming en licht haar in uiterlijk vijftien dagen na het nemen van de maatregelen.

Afdeling 2 - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VII.

Onderafdeling 1 - Algemene bepalingen

Artikel XV. 17 - Mistery Shopping

 

Artikel XV.17 :

§ 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen van boek VII, en van zijn uitvoeringsbesluiten, hebben de in artikel XV. 2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen. Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.
Zij kunnen daarbij de bevoegdheden uitoefenen bedoeld in de artikelen XV.3, 2° en XV.4.
Meer in het bijzonder, met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen van de Verordening (EU) nr. 2015/751, met uitzondering van zijn artikel 7, evenals inbreuken op de bepalingen van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel VII.63/1 en van artikel VII.63/2 van het Wetboek van economisch recht, kunnen zij de Bank raadplegen die hen, in voorkomend geval, bijstand verleent en hen de vertrouwelijke informatie meedeelt overeenkomstig het artikel 36/14, 17°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.
Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.
Tenzij de vaststellingen betrekking hebben op de naleving van een of meer bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2 kunnen een proces-verbaal van waarschuwing of een proces-verbaal opstellen of een administratieve sanctie voorstellen die onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen.
Indien een proces-verbaal van waarschuwing, een proces-verbaal of een administratieve sanctie onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen dan wordt de onderneming hierover voorafgaandelijk geïnformeerd, hetzij bij de mededeling van het afschrift van het proces-verbaal van waarschuwing of het proces-verbaal, hetzij uiterlijk één maand voor het aanvatten van de procedure tot het opleggen van een administratieve sanctie.

§ 2. De in artikel XV. 2 bedoelde ambtenaren zijn eveneens bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de daden die, zonder strafbaar te zijn, het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de minister. De processen-verbaal die daaroverworden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.
In de uitoefening van hun ambt beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1° tot 3° en 5°.

Artikel XV. 18 - Informatie naar de fsma en de bank

 

Artikel XV.18 :

§ 1.Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een betalingsdienstaanbieder of een uitgever van elektronisch geld een of meerbepalingen van boek VII, titel 3,van Verordening (EG) nr. 924/2009 of van de artikelen 3 en 5 tot 9 van Verordening (EU) nr. 260/212 niet naleeft, delen zij deze vaststellingen mee aan de Bank. De Bank onderzoekt of en in welke mate er overeenkomstig het specifieke statuut van de betalingsaanbieder of uitgever van elektronisch geld bestuursrechtelijke sancties of andere bijzondere maatregelen dienen te worden genomen.

§ 2. Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een kredietgever of een kredietbemiddelaar een of meer bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 niet naleeft, delen zij deze informatie mee aan de FSMA opdat zij in voorkomend geval de nodige maatregelen neemt en/of de administratieve sancties uitspreekt waarin dit boek voorziet.

§ 3. Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een begunstigde, een betalingsdienstaanbieder, een accepteerder, een uitgever, een betaalkaartschema of een verwerkingsentiteit een inbreuk begaat zoals bestraft door artikel XV.89, 22°, of door artikel XV.89, 23°, delen zij deze vaststellingen ter informatie mee aan de Bank.
De begunstigden, de betalingsdienstaanbieders, de accepteerders, de uitgevers, de betaalkaartschema's en de verwerkingsentiteiten moeten respectievelijk worden begrepen in de zin van artikel 2, 13), van artikel 2, 24), van artikel 2, 1), van artikel 2, 2), van artikel 2, 16), en van artikel 2, 28), van Verordening (EU) nr. 2015/751.

Onderafdeling 2 -De bevoegdheden van de FSMA.

Artikel XV. 18/1 - Controle op de naleving van de voorschriften

 

Artikel XV.18/1

De FSMA ziet erop toe dat elke kredietgever of kredietbemiddelaar werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.
Hiertoe kan de FSMA zich elke informatie en elk document over de organisatie, de werking, de toestand en de verrichtingen van kredietgevers en kredietbemiddelaars doen meedelen. Zij kan tevens aan de centrale instellingen vragen om de naleving aan te tonen van de verbintenissen die op hen rusten met toepassing van de artikelen VII.181, § 5 en VII.186, § 4.
Zij kan ter plaatse inspecties verrichten bij kredietgevers, kredietbemiddelaars en centrale instellingen, en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de kredietgever of de kredietbemiddelaar, om de naleving na te gaan van de wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in het eerste lid.-1

Artikel XV. 18/2 - Controle van de Kreditmakelaar

 

Artikel XV.18/2

Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid van de woning en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, mag de FSMA elk onderzoek uitvoeren, inclusief in de lokalen waar de kredietbemiddelaar zijn activiteit uitoefent en in de zetel en de agentschappen van de betrokken kredietgevers, om de juistheid van de verklaring op erewoord bedoeld in de artikelen VII.181, § 3 en VII.186, § 3 na te gaan.

Artikel XV. 18/3 - Controle van de bijkantoren gevestigd in het buitenland

 

Artikel XV.18/3

De FSMA kan ter plaatse controles verrichten in de bijkantoren gevestigd in de Europese Economische Ruimte van de bemiddelaars, bedoeld in artikel VII.183, § 1, waarvan zij de lidstaat van herkomst is.

Onderafdeling 3 -De bevoegdheden van de Bank.

Artikel XV. 18/4 - Betaalkaartschema's

 

Artikel XV.18/4

§ 1. De Bank is bevoegd om erop toe te zien dat de betaalkaartschema's en de verwerkingsentiteiten overereenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 2015/751 werken.
De betaalkaartschema's en de verwerkingsentiteiten moeten respectievelijk worden opgevat in de zin van artikel 2, 16), en van artikel 2, 28), van de Verordening (EU) nr. 2015/751.
§ 2. Hiertoe kan de Bank verlangen dat haar, op schriftelijk verzoek en binnen de termijn die zij vaststelt, alle informatie en alle documenten wordt bezorgd die zij nodig heeft om te verifiëren of artikel 7 van de Verordening (EU) nr. 2015/751 wordt nageleefd.
Zij kan bovendien eisen dat een betaalkaartschema ook een onafhankelijk verslag levert waarin wordt bevestigd dat het artikel 7, lid 1, van de Verordening (EU) nr. 2015/751 naleeft.

Afdeling 3 - De bijzondere bevoegdheden voor de toepassing van Boek IX.

[...]

Afdeling 4 - De bijzondere bevoegdheden voor de toepassing van boek XI.

[...]

Afdeling 5 - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XII.

[...]

Afdeling 6 - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XIV.

[...]

Afdeling 7 - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XVIII.

[...]

Afdeling 8 - De bijzondere bevoegdheid van het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter.

Artikel XV. 30 - Voorlopige sluiting van de inrichting

 

Artikel XV.30 :

Het openbaar ministerie of, indien een gerechtelijk onderzoek wordt geopend, de onderzoeksrechter, kan de voorlopige sluiting van de inrichting van de overtreder bevelen. De duur van de voorlopige sluiting mag de datum waarop over de inbreuk definitief uitspraak zal zijn gedaan, niet overschrijden.
De beslissing tot voorlopige sluiting maakt de procedure van transactie als bedoeld in de artikelen XV.61, XV.62 en XV.62/1onmogelijk.
De voorlopige sluiting van de inrichting wordt van kracht achtenveertig uur na de kennisgeving ervan aan de overtreder.

Artikel XV. 30/1 - Vernietiging van de goederen

 

Artikel XV.30/1

§ 1. De procureur des Konings beveelt de vernietiging van de goederen die met toepassing van artikel XV.23 in beslag werden genomen wanneer dit in het belang van de openbare veiligheid is vereist of indien de bewaring of de opslag ervan een gevaar kan betekenen voor de openbare orde of problematisch kan zijn door de aard of hoeveelheid ervan of door de manier waarop ze zijn opgeslagen, indien geen derde die beweert recht op deze goederen te hebben, binnen een termijn van één maand te rekenen van de datum van het beslag, enige terugvordering heeft geformuleerd. Voor de toepassing van dit lid, geldt een termijn van vijftien dagen voor de vernietiging van de bederfbare goederen of goederen die een beperkte houdbaarheid hebben.
De eigenaar of de houder van de goederen die in beslag werden genomen, of de houder van het intellectuele eigendomsrecht waarop een inbreuk wordt aangevoerd, kunnen op vordering van de procureur des Konings worden verzocht de goederen zelf te vernietigen.
Vanaf het moment dat de overeenkomstig artikel XV.62 aangewezen ambtenaren het dossier voor vervolging aan het parket overmaken, beveelt de procureur des Konings de vernietiging van de goederen die aan de Schatkist werden afgestaan, indien geen derde die beweert recht te hebben op deze goederen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum van afstand, enige terugvordering heeft geformuleerd. Voor de toepassing van dit lid, geldt een termijn van vijftien dagen voor de vernietiging van de bederfbare goederen of goederen die een beperkte houdbaarheid hebben.
De kosten voor de vernietiging van de goederen die met toepassing van de eerste drie leden worden bevolen, worden door de eigenaar van de goederen gedragen. Indien deze onbekend of onvermogend is, zijn de houder van de goederen, de geadresseerde van de goederen en de houder van het recht hoofdelijk gehouden tot het dragen van de kosten. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de modaliteiten vaststellen voor de procedure van terugvordering van de kosten.
De procureur des Konings kan, in afwijking van het eerste lid, inzoverre de houder van het recht hierdoor geen schade lijdt, besluiten een andere bestemming te geven aan de goederen, en de vervreemdingsprocedure bedoeld in artikel 28octies, § 1, 1°, van het Wetboek van strafvordering bevelen. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de modaliteiten vaststellen voor de toepasbaarheid van deze vervreemdingsprocedure. Deze procedure kan geen aanleiding geven tot kosten voor de Schatkist.
Telkens als vernietiging of vervreemding moet plaats hebben, wordt vooraf een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de te vernietigen of de te vervreemden voorwerpen opgemaakt, en wordt een monster daarvan genomen.

§ 2. De kosten voor de bewaring van de in beslag genomen goederen worden door de eigenaar van de goederen gedragen. Indien deze onbekend of onvermogend is, zijn de houder van de goederen, de geadresseerde van de goederen en de houder van het recht hoofdelijk gehouden tot het dragen van de kosten. De Koning kan de modaliteiten vaststellen voor de procedure van terugvordering van de kosten.
De eigenaar of de houder van de goederen die in beslag werden genomen, de houder van het intellectuele eigendomsrecht waarop een inbreuk wordt aangevoerd of iedere derde die beweert recht op deze goederen te hebben in toepassing van paragraaf 1, eerste lid, kunnen op vordering van de procureur des Konings tot gerechtelijke bewaarder van deze goederen worden aangesteld.

§ 3. Tijdens het onderzoek en voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2, beschikt de onderzoeksrechter over dezelfde bevoegdheden als de procureur des Konings.

Afdeling 9 - Andere bijzondere bevoegdheden.

Artikel XV. 30/2 - Samenwerking met de tezichthouder van de EG

 

Artikel XV.31/3 :

§ 1. De FSMA kan een kredietgever of een kredietbemiddelaar gelasten om, binnen de termijn die zij vaststelt, zich te voegen naar de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, of naar de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.

§ 2. Onverminderd de andere maatregelen waarin dit boek of boek VII, hoofdstuk 4 voorziet, kan de FSMA, als een persoon aan wie zij overeenkomstig § 1 een uitdrukkelijk bevel heeft opgelegd in gebreke blijft zich hiernaar te voegen binnen de termijn die hem werd toegekend, mits deze persoon zijn verweermiddelen kon doen gelden :
1° haar standpunt inzake de inbreuk of de tekortkoming bekendmaken. De kosten van die bekendmaking zijn ten laste van de betrokken kredietgever of kredietbemiddelaar;
2° de betaling van een dwangsom opleggen die voor de kredietgevers niet meer mag bedragen dan 5.000 euro per dag vertraging, noch in totaal 50.000 euro per inbreuk, en die voor de kredietbemiddelaars niet meer mag bedragen dan 500 euro per dag vertraging, noch in totaal 25.000 euro.

§ 3. In geval van hoogdringendheid kan de FSMA de maatregel bedoeld in § 2, 1° nemen zonder een voorafgaandelijk uitdrukkelijk bevel, mits de betrokken persoon voorafgaandelijk zijn verweermiddelen kon doen gelden.

§ 4. De dwangsommen opgelegd overeenkomstig dit artikel worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.

Hoofdstuk 3 - Waarschuwings- en openbaarmakingsprocedures.

Afdeling 1 - Algemene bepalingen.

Artikel XV. 31

 

Artikel XV.31 :

§ 1. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1 vormt, of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.
De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van de vaststelling van de feiten, bij aangetekende zending met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van het proces-verbaalvan waarschuwing. De waarschuwing kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de waarschuwing per fax of elektronische post wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd.
Wanneer de overtreder niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de inbreuk begint de termijn van dertig dagen te lopen op de dag waarop de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 de vermoedelijke overtreder van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.
De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wettelijke of reglementaire bepaling of bepalingen bedoeld in artikel XV.2, § 1;
2° de termijn waarbinnen en voor wat betreft de inbreuken op titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 8, de mogelijke wijzen waaropvoormelde feiten dienen te worden stopgezet;
3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel een vordering tot staking zal ingesteld worden, ofwel de procureur des Konings zal ingelicht worden ofwel de transactieprocedure bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, zal toegepast worden, ofwel een bestuurlijke sanctie zal opgelegd worden;
4° dat de toezegging van de overtreder om de inbreuk stop te zetten, openbaar kan worden gemaakt.
§ 2. In geval van toepassing van paragraaf 1, wordt het in artikel XV.2 bedoeld proces-verbaal pas bezorgd aan de procureur des Konings, wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven binnen de in paragraaf 1, vierde lid, 2°, bedoelde termijn en er geen toepassing wordt gemaakt van de transactieprocedure bedoeldin de artikelen XV.61 en XV.62.
§ 3. Onverminderd de andere in dit Wetboek voorgeschreven maatregelen kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 openbaar maken dat een onderneming heeft toegezegd om een in dit Wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten bedoelde inbreuk stop te zetten.
§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.

Afdeling 2 -Transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten.

[...]

Hoofdstuk 3/1 - [ ].

Artikel XV. 31/3

 

Artikel XV.31/3 :

§ 1. De FSMA kan een kredietgever of een kredietbemiddelaar gelasten om, binnen de termijn die zij vaststelt, zich te voegen naar de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, of naar de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.

§ 2. Onverminderd de andere maatregelen waarin dit boek of boek VII, hoofdstuk 4 voorziet, kan de FSMA, als een persoon aan wie zij overeenkomstig § 1 een uitdrukkelijk bevel heeft opgelegd in gebreke blijft zich hiernaar te voegen binnen de termijn die hem werd toegekend, mits deze persoon zijn verweermiddelen kon doen gelden :
1° haar standpunt inzake de inbreuk of de tekortkoming bekendmaken. De kosten van die bekendmaking zijn ten laste van de betrokken kredietgever of kredietbemiddelaar;
2° de betaling van een dwangsom opleggen die voor de kredietgevers niet meer mag bedragen dan 5.000 euro per dag vertraging, noch in totaal 50.000 euro per inbreuk, en die voor de kredietbemiddelaars niet meer mag bedragen dan 500 euro per dag vertraging, noch in totaal 25.000 euro.

§ 3. In geval van hoogdringendheid kan de FSMA de maatregel bedoeld in § 2, 1° nemen zonder een voorafgaandelijk uitdrukkelijk bevel, mits de betrokken persoon voorafgaandelijk zijn verweermiddelen kon doen gelden.

§ 4. De dwangsommen opgelegd overeenkomstig dit artikel worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.

Hoofdstuk 4 - Coördinatie en opvolging tussen verschillende overheidsdiensten.

Afdeling 1- Algemeen.

Artikel XV 32 - Zoeken naar informatie van andere overheidsdiensten

 

Artikel XV.32 :

De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen alle diensten van de Staat, met inbegrip van het openbaar ministerie en de griffies van alle rechtscolleges, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten, de politiezones, de verenigingen waartoe ze behoren en van de openbare instellingen die ervan afhangen, verzoeken alle informatie en documenten te verzamelen die nuttig worden geacht voor de uitoefening van hun taak.
Alle diensten bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de diensten van de gemeenschappen en gewesten, verstrekken de informatie en documenten zonder verplaatsing aan de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur.

Artikel XV. 33 - Samenwerking en bijstand van politieambtenaren

 

Artikel XV.33 :

De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen de bijstand vorderen van politieambtenaren van de lokale en federale politie, van gerechtelijke deskundigen, of van deskundigen die door de minister erkend werden in bijzondere materies, om de tenuitvoerlegging van de door de overheid voorgeschreven maatregelen te waarborgen of te controleren of om de aard en de omstandigheden van een inbreuk te beoordelen.

De ambtenaren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie en de in artikel 17 van het Sociaal Strafwetboek genoemde ambtenaren zijn gemachtigd om de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren in het raam van hun bezoeken te vergezellen, teneinde de inbreuken op de wetten en de reglementen vast te stellen in de materies die tot hun bevoegdheden behoren en, in voorkomend geval, ervan proces-verbaal op te maken.

De ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2 en de Nationale Bank van België en/of de FSMA kunnen in gemeenschappelijk overleg de praktische samenwerkingsmodaliteiten vastleggen voor de gebieden die zij bepalen en die ressorteren onder hun respectieve bevoegdheid.

Artikel XV. 34 -geheim en bewijs

 

Artikel XV.34 :

Behoudens de wettelijke uitzonderingen, is elke inlichting, in welke vorm ook, ontvangen of meegedeeld met toepassing van dit hoofdstuk, van vertrouwelijke aard.

Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen de inlichtingen bepaald in dit hoofdstuk niet voor andere doeleinden dan die van dit boek worden gebruikt.De bevoegde overheden mogen, in hun processen-verbaal, verslagen en getuigenissen alsmede in de loop van de procedures voor de hoven en rechtbanken, de overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk ontvangen inlichtingen en geraadpleegde of in beslag genomen documenten aanvoeren als bewijs.

Afdeling 2 - Coördinatie en opvolging van de acties in het kader van titel 1 van boek III.

[...]

Afdeling 2/1 - Informatieverstrekking aan de FSMA in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.

Artikel XV. 57/1 - Informatie aan de FSMA door de gerechtelijke autoriteit

 

Artikel XV.57/1 :

Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een inbreuk op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of van een van de bepalingen bedoeld in artikel 20 van deXV. 57/1tegen een kredietgever of een kredietbemiddelaar, een effectieve leider of een verantwoordelijke voor de distributie bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar, in de zin van de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, en iedere informatie omtrent een inbreuk op de bepalingen van dit hoofdstuk tegen iedere andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.

Iedere strafrechtelijke vordering op grond van de in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de FSMA.

Afdeling 3 - Bestrijding tegen namaak en piraterij.

[...]

Titel 2 - De bestuurlijke handhaving.

Hoofdstuk 1 - De transactie.

Afdeling 1 - Algemene bepalingen

Artikel XV.61 - De transactie

 

Artikel XV.61 :

§ 1. Wanneer de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren inbreukenbedoeld in artikel XV.2, § 1, vaststellen, kunnende door de minister aangestelde ambtenaren een geldsom voorstellen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen.
De overtreder krijgt in dat geval de mogelijkheid om elk proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk waarop het voorstel betrekking heeft vooraf in te zien en zich daarvan een afschrift te doen afgeven.
De tarieven alsook de betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.
De geldsom bedoeld in het eerste lid mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.

§ 2. In geval van toepassing van paragraaf 1 wordt het proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings als de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot transactie of de voorgestelde geldsom niet heeft betaald binnen de daarvoor bepaalde termijn.

§ 3 De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort.

Hoofdstuk 2 - De bestuurlijke sancties [...]

[...]

Hoofdstuk 3 - Schrapping en andere herstelmaatregelen in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.

Afdeling 1 - Schrapping en andere herstelmaatregelen toepasselijk op kredietgevers en kredietbemiddelaars naar Belgisch recht.

Artikel XV. 67 - Schrapping voor stilllegging van activiteiten

 

Artikel XV. 67/1

§ 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietgever niet werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan, identificeert zij die tekortkomingen en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de FSMA:
1° een bijzonder commissaris aanstellen.
In dat geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de kredietgever, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; de FSMA kan evenwel de verrichtingen waarvoor toestemming vereist is, beperken.
De bijzonder commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht ter beraadslaging voorleggen aan alle organen van de kredietgever, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de bijzonder commissaris wordt vastgelegd door de FSMA en gedragen door de kredietgever.
De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de bijzonder commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de kredietgever of voor derden is voortgevloeid.
Indien de FSMA de aanstelling van de bijzonder commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder die vereiste toestemming nietig, tenzij de bijzonder commissaris ze bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering die werden genomen zonder de vereiste toestemming van de bijzonder commissaris nietig, tenzij hij ze bekrachtigt.
De FSMA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen;
2° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van de activiteit van de kredietgever geheel of gedeeltelijk schorsen dan wel verbieden.
De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid die handelingen stellen of beslissingen nemen in strijd met de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de kredietgever of voor derden is voortgevloeid.
Indien de FSMA de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig;
3° de vervanging gelasten van de bestuurders of zaakvoerders van de kredietgever binnen een termijn die zij bepaalt, en indien binnen die termijn geen vervanging plaatsvindt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de kredietgever één of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. De FSMA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.
De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgelegd door de FSMA en gedragen door de kredietgever.
De FSMA kan op elk ogenblik de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt;
4° de vergunning herroepen.
In uiterst spoedeisende gevallen kan de FSMA de in het voorgaande lid bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.
§ 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de kredietgever uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of met een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de bepalingen van § 1.
§ 3. § 1, eerste lid en § 2 zijn niet van toepassing bij schrapping van de vergunning van een kredietgever die failliet is verklaard.
§ 4. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°.
De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de kredietgever. Indien verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Indien de geschorste of vernietigde handeling of beslissing is bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.
Wanneer de nietigheid afbreuk kan doen aan de rechten die een derde te goeder trouw ten aanzien van de kredietgever heeft verworven, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.
De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn.
§ 5. Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietgever de bepalingen van boek VII, behalve de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, of van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering hiervan heeft geschonden of ernstig schendt, schrapt de FSMA ambtshalve de vergunning van de kredietgever zonder een nieuw onderzoek ten gronde van het dossier.
De FSMA informeert de FOD Economie onverwijld over de uitgesproken schrapping.
§ 6. Wanneer de kredietgever een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een instelling voor elektronisch geld of een betalingsinstelling is, houdt de FSMA de Bank op de hoogte van de beslissingen die zij neemt met toepassing van paragraaf 1, tweede lid, 1°, 2° en 4°.
Wanneer de FSMA voornemens is om de in paragraaf 1, tweede lid, 3°, bedoelde maatregel te treffen ten aanzien van diezelfde instellingen, is de in artikel 36bis, §§ 3 en 4 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, bedoelde procedure van toepassing.
§ 7. De kredietgevers waarvan de vergunning werd geschrapt of herroepen op grond van de artikelen XV. 67 en XV.67/1 blijven onderworpen aan de bepalingen van boek VII en zijn uitvoeringsbesluiten en reglementen tot de volledige uitdoving van hun verbintenissen voortvloeiend uit boek VII, tenzij de FSMA hen vrijstelt van sommige bepalingen, in voorkomend geval na advies van de FOD Economie.

Artikel XV. 67/2

§ 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietbemiddelaar niet werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan, identificeert zij die tekortkomingen en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Zij kan voor de duur van die termijn de uitoefening van de activiteit van kredietbemiddelaar geheel of gedeeltelijk verbieden en de inschrijving in het register schorsen.
Indien de FSMA na die termijn vaststelt dat de tekortkomingen niet werden verholpen, schrapt zij de inschrijving van de betrokken kredietbemiddelaar.
De schrapping leidt tot het verbod om de gereglementeerde activiteit uit te oefenen en de titel te dragen.
In uiterst spoedeisende gevallen kan de FSMA de in deze paragraaf bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.
§ 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de kredietbemiddelaar uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.
§ 3. Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietbemiddelaar de bepalingen van boek VII, behalve de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, of van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering hiervan heeft geschonden of ernstig schendt, schrapt de FSMA ambtshalve de inschrijving van de kredietbemiddelaar zonder een nieuw onderzoek ten gronde van het dossier.
De FSMA informeert de FOD Economie onverwijld over de uitgesproken schrapping.
§ 4. Wanneer de FSMA vaststelt dat de samenwerking tussen een kredietgever en een verbonden agent, of tussen een kredietbemiddelaar en een subagent wordt beëindigd, schrapt zij de betrokken agent of subagent uit het register waarin hij was ingeschreven, na hem daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld. Voor de agenten die aan meerdere kredietgevers verbonden zijn die deel uitmaken van dezelfde groep, schrapt de FSMA de agent uit het register waarin hij was ingeschreven, na hem daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld, wanneer zij vaststelt dat de agent met geen enkele van deze kredietgevers meer verbonden is.

Afdeling 2 - Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op kredietgevers naar buitenlands recht.

Artikel XV. 67/3

§ 1. Wanneer de FSMA, onverminderd artikel 329, § 5, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen, vaststelt dat een kredietgever naar buitenlands recht die geregistreerd is overeenkomstig artikel VII. 174, § 4, zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of wanneer de FOD Economie de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een dergelijke kredietgever de bepalingen van boek VII of zijn uitvoeringsbesluiten en reglementen met uitzondering van de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, heeft geschonden of ernstig schendt, maant de FSMA de kredietgever aan om de vastsgestelde toestand te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietgever hiervan in kennis.
Indien de in het eerste lid bedoelde toestand niet is verholpen bij het verstrijken van deze termijn, kan de FSMA, onverminderd de toepassing vanartikel 329, § 6, van dewet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappenen na de in het eerste lid bedoelde toezichthouder hiervan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietgever en hem in het bijzonder de instelling verbieden een activiteit van kredietgever en, desgevallend van kredietbemiddelaar, verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan de kredietgever en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de Nationale Bank van België en aan de FOD Economie.
Als de kredietgever een kredietinstelling is, worden de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform het vorige lid zijn genomen.
§ 2. Wanneer de FOD Economie, onverminderdartikel 329, § 5, van dewet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen, de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietgever naar buitenlands recht die geregistreerd is conform artikel VII. 174, § 4 zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van algemeen belang, met uitzondering van boek VII, stelt de FSMA de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietgever hiervan in kennis.
Als de betrokken kredietgever, ondanks de maatregelen die zijn genomen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in België duidelijk schaadt, kan de FSMA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietgever en hem in het bijzonder verbieden een activiteit van kredietgever en desgevallend van kredietbemiddelaar verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kredietgever en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de Nationale Bank van België en aan de FOD Economie.
Als de kredietgever een kredietinstelling is, worden de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform het vorige lid zijn genomen.

Artikel XV. 67/4

De artikelen XV.67 en XV.67/1 zijn van toepassing op de andere kredietgevers naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII.176.

Afdeling 4 - Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht.

Artikel XV. 68

§ 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een bemiddelaar inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII. 183, § 2 zich niet schikt naar artikel VII. 183, § 5, maant de FSMA deze bemiddelaar aan om de vastgestelde toestand te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze bemiddelaar hiervan in kennis.
Indien de in het eerste lid bedoelde toestand niet is verholpen bij het verstrijken van deze termijn, kan de FSMA na de in het eerste lid bedoelde toezichthouder hiervan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietbemiddelaar en hem in het bijzonder verbieden een activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kredietbemiddelaar en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de FOD Economie. De Europese Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform dit lid zijn genomen.
§ 2.Als de FSMA vaststelt dat een in artikel VII. 183, § 2 bedoelde bemiddelaar inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht artikel VII.183, § 5bis, niet naleeft, of als de FOD Economie de FSMA, na betrokkene te hebben gehoord, met een gemotiveerde kennisgeving meedeelt dat een dergelijke bemiddelaar zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van algemeen belang, met uitzondering van boek VII, stelt de FSMA de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietbemiddelaar hiervan in kennis en vraagt haar de passende maatregelen te treffen.
§ 3. Als de autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze kredietbemiddelaar geen maatregelen neemt binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de mededeling van de FSMA of als de kredietbemiddelaar, ondanks de maatregelen die zijn genomen door de autoriteit van de lidstaat van herkomst, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in België of de goede werking van de markten duidelijk schaadt, kan de FSMA:
1° na de autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen die vereist zijn om de consumenten te beschermen en de goede werking van de markten te vrijwaren, waaronder het verbod voor de betrokken kredietbemiddelaar om op Belgisch grondgebied actief te zijn. De Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit worden onverwijld in kennis gesteld van deze maatregelen;
2° de zaak voorleggen aan de Europese Bankautoriteit en haar om bijstand verzoeken ingevolge artikel 19 van de Verordening (EU) nr. 1093/2010. In dat geval kan de Europese Bankautoriteit optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar zijn verleend door dit artikel.

Titel 3 -De strafrechtelijke handhaving van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten.

Hoofdstuk 1 -Algemene bepalingen.

Artikel XV. 69

De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85,zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in dit Wetboek, onder voorbehoud van toepassing van de hiernavermelde bijzondere bepalingen.

Artikel XV. 70

De inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek worden bestraft met een sanctie tussen niveau 1 en niveau 6.
De sanctie van niveau 1 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 5 .000 euro.
De sanctie van niveau 2 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 10. 000 euro.
De sanctie van niveau 3 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 25 .000 euro.
De sanctie van niveau 4 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 50 .000 euro.
De sanctie van niveau 5 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 250 tot 100.000 euro en een gevangenisstraf van één maand tot één jaar of uit één van die straffen alleen.
De sanctie van niveau 6 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 500 tot 100 .000 euro en een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar of uit één van die straffen alleen.

Artikel XV.71

Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking, kan er over de strafvervolging pas uitspraak gedaan worden nadat over de vordering tot staking een in kracht van gewijsde getreden beslissing is genomen.

Artikel XV. 72

In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde inbreuk, worden de geldboeten en de gevangenisstraffen op het dubbele van het maximum gebracht.

Artikel XV. 73

De vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, geldboeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggave en geldelijke sancties van welke aard ook, die wegens inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek tegen hun organen of aangestelden zijn uitgesproken.
Dit geldt eveneens voor de leden van alle handelsverenigingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer de inbreuk door een vennoot, zaakvoerder of aangestelde is gepleegd ter gelegenheid van een tot de werkzaamheid van de vereniging behorende verrichting. Evenwel is de burgerrechtelijk aansprakelijke vennoot persoonlijk niet verder gehouden dan tot de sommen of waarden die de verrichting hem opgebracht heeft.
De vennootschappen, verenigingen en leden kunnen rechtstreeks voor de strafrechter gedagvaard worden door het openbaar ministerie of door de burgerlijke partij.

Artikel XV. 74

Na het verstrijken van een termijn van tien dagen na de uitspraak, is de griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de minister elk vonnis of arrest waarbij toepassing is gemaakt van een bepaling van dit boek gratis ter kennis te brengen bij gewone brief of op elektronische wijze.

Hoofdstuk 2 - De strafrechtelijk gesanctioneerde inbreuken [...]

Afdeling 1 - De straffen voor de inbreuken op boek III.

[...]

Afdeling 2 - De straffen voor de inbreuken op Boek IV.

[...]

Afdeling 3 - De straffen voor de inbreuken op Boek V.

[...]

Afdeling 4 - De straffen voor de inbreuken op boek VI.

Artikel XV. 83

Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden:
1° van de artikelen VI. 3 tot VI. 6 betreffende de prijsaanduiding en van de besluiten ter uitvoering van artikel VI. 7;
1°/1. van de artikelen VI. 7/1 en VI. 7/2 en van de besluiten tot uitvoering van artikel VI. 7/2;
2° van artikel VI. 8 betreffende de benaming, de samenstelling en de etikettering van producten en ook van de besluiten ter uitvoering van de artikelen VI. 9 en VI. 10;
3° van de artikelen VI. 11 tot VI. 15 betreffende de aanduiding van de hoeveelheid en van de besluiten ter uitvoering van artikel VI. 16;
4° [...];
5° van de artikelen VI. 22 en VI. 23 betreffende de uitverkopen;
6° [van de artikelen VI. 25 tot VI. 29] betreffende de opruimingen of solden en de sperperiode;
7° van artikel VI. 39 betreffende het aan een consument ter ondertekening voorleggen van een wisselbrief;
8° van de artikelen VI. 45 tot VI. 63 betreffende overeenkomsten op afstand;
9° van de artikelen VI. 64 tot VI. 74 betreffende buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten;
10° van artikel VI. 79 dat aan de ministeriële ambtenaren, belast met de openbare verkopingen, de verplichting oplegt in bepaalde omstandigheden hun medewerking te weigeren;
11° van de artikelen VI. 88 en VI. 89 betreffende de bestelbon en de bewijsstukken en van de besluiten ter uitvoering van de artikelen VI. 88 en VI. 89;
12° van de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI. 118 betreffende de collectieve consumentenovereenkomsten;
13° van de artikelen VI. 95, VI. 100 en VI. 103 betreffende de oneerlijke handelspraktijken jegens de consumenten met uitzondering van de artikelen VI. 100, 12°, 14°, 16° en 17°, en VI. 103, 1°, 2° en 8° ;
14° van artikel VI. 107 betreffende het verbod van oneerlijke marktpraktijken om adverteerders te werven;
15° van artikel VI. 108 betreffende de afgedwongen aankopen ten aanzien van ondernemingen;
16° van artikelen VI. 110 tot VI. 115 betreffende de ongewenste communicaties;
17° van de besluiten ter uitvoering van artikel VI. 1, § 2;
18° van de verordeningen van de Europese Unie die bepalingen van boek VI of van zijn uitvoeringsbesluiten vervangen.
Indien evenwel een inbreuk op de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI. 9 eveneens een inbreuk inhoudt op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, zijn alleen de straffen voorzien in deze laatste wet van toepassing.

Artikel XV. 84

Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft, zij die te kwader trouw de bepalingen van boek VI van dit Wetboek overtreden, met uitzondering van die welke bedoeld zijn in de artikelen XV.83, XV.85, XV.86 en XV.126 en met uitzondering van de inbreuken bedoeld in artikel VI. 104.

Artikel XV. 85

Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft:
1° zij die de beschikking niet naleven van een vonnis of een arrest gewezen krachtens artikel XVII. 1, als gevolg van een vordering tot staking;
2° zij die opzettelijk, zelf of door een tussenpersoon, de aanplakbrieven, aangebracht met toepassing van de artikelen XVII. 5 en XV.131, geheel of gedeeltelijk vernietigen, verbergen of verscheuren;
3° de ondernemingen die de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium bedoeld in artikel XV.16/1 niet doen uitvoeren;
4° de ondernemingen die een maatregel genomen in uitvoering van artikel XV.16/2 niet respecteren.

Artikel XV.86

Met een sanctie van niveau 6 worden gestraft, zij die de artikelen VI. 100, 12°, 14°, 16° en 17°, en VI. 103, 1°, 2° en 8° betreffende de oneerlijke handelspraktijken en artikel VI. 109 overtreden.

Afdeling 5 - De straffen voor de inbreuken op boek VII.

Artikel XV. 87

Met een sanctie van niveau 3 wordt gestraft, zij die ter kwader trouw de bepalingen overtreden:
1° van de artikelen VII. 57 tot VII. 59;
2° van de artikelen VII.64 tot VII.66 en VII.123 tot VII.124betreffende de reclame;
3° van artikel VII.125.

Artikel XV. 88

Met een sanctie van niveau 4 wordt gestraft zij die de bepalingen overtreden:
1° van artikel VII. 149, § 1, betreffende de verplichting tot raadpleging van de Centrale;
2° van artikel VII. 149, § 2, betreffende de mededeling van gegevens aan de Centrale en van de besluiten ter uitvoering van dat artikel;
3° van artikel VII. 153, § 2, betreffende het gebruik van de ontvangen inlichtingen;
4° van artikel VII. 153, § 2, derde en vierde lid, betreffende de gegevens van de Centrale die de kredietbemiddelaar mag verkrijgen.

Artikel XV. 89

Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden:
1° van de artikelen VII. 7, VII. 8 en VII. 9 betreffende de informatievereisten voor eenmalige betalingstransacties;
2° van de artikelen VII. 12 en VII. 13 betreffende de informatievereisten van de raamcontracten inzake betalingsdiensten en van artikel VII. 15 betreffende de toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract;
3° van artikel VII. 15 betreffende de wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract;
4° van artikel VII. 16 betreffende de opzegging van het raamcontract en de gevolgen hiervan;
5° van de artikelen VII. 17, VII. 18 en VII. 19 betreffende de Informatievereisten over afzonderlijke betalingstransacties in het kader van het raamcontract;
6° van artikel VII. 20 betreffende de informatievereisten voor instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld;
7° van artikel VII. 22 betreffende de informatievereisten over bijkomende kosten en kortingen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument;
8° van artikel VII. 24 betreffende de kosten voor informatie;
9° van artikel VII. 27 betreffende het toestaan van betalingstransacties en van artikel VII.28 betreffende de domiciliëring;
10° van artikel VII. 31 betreffende de plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten;
11° van de artikelen VII. 35 en VII. 36, §§ 1 tot 3, betreffende de volledige en gedeelde aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder wegens niet-toegestane betalingstransacties;
12° van de artikelen VII. 37, § 1 en VII. 38, § 1, betreffende de terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie;
13° van de artikelen VII. 39 en VII. 40 betreffende de ontvangst en weigering van betalingsopdrachten door de betalingsdienstaanbieder;
14° artikel VII. 42 betreffende de overgemaakte en ontvangen bedragen en het inhouden van kosten;
15° van de artikelen VII. 44 tot VII. 47 betreffende de uitvoeringstermijn en valutadatum van betalingstransacties;
16° van de artikelen VII. 49 tot VII. 51 betreffende de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van betalingstransacties;
17° van artikel VII. 55, §§ 1 en 2, betreffende de kosten toegepast door de betalingsdienstaanbieder en van artikel VII. 55, § 3, betreffende de bijkomende vergoedingen en kortingen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument toegepast door de begunstigde;
18° van artikel VII. 56 betreffende de plichten en aansprakelijkheid inzake instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld;
19° van Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 2560/2001;
20° van de artikelen VII. 60 tot VII. 62, die betrekking hebben op de uitgifte van elektronisch geld, de terugbetaalbaarheid van elektronisch geld en het verbod op rente;
21° van de artikelen 3 en 5 tot 9 van Verordening (EU) nr. 260/2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009;
22° van de Verordening (EU) nr. 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, met uitzondering van haar artikel 7;
23° van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel VII.63/1 en van artikel VII.63/2 van dit Wetboek.]2
Deze sanctie is niet van toepassing op de betalingsdienstgebruiker die optreedt in de hoedanigheid van consument.

Artikel XV. 90

Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft, zij die:
1° als kredietgever de bepalingen van artikel VII.95, §§ 1, 2 of 3 of artikel VII.147/10, §§ 1, 2 of 3overtreden;
2° aanbiedingen, kredietaanvragen of kredietovereenkomsten bedoeld in boek VII in blanco doet ondertekenen of antidateren;
3° een jaarlijks kostenpercentage of een debetrentevoet hanteren die de maxima, bedoeldin de artikelen VII.94 en VII.147/9en vastgesteld door de Koning, overschrijden;
4° gebruik maken van een van de in de artikelen VII.84 tot VII.88, VII.105, VII.139, VII.140, VII.144 en VII.147/20 bedoelde onrechtmatige bedingen of een inbreuk maakt op de artikelen VII.108 of VII.147/25;
5° in het raam van een kredietovereenkomsteen wissel of een orderbriefje ter betaling of als zekerheid van de overeenkomst doen ondertekenen of een cheque in ontvangst nemen tot zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde;
6° door de consument of elke andere persoon een overdracht bedoeldin de artikelen VII.89, § 1 en 147/2, § 1en in de artikelen 27 tot en met 35 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers doen ondertekenen, waarvan de modaliteiten de bepalingen bedoeld in deze artikelen niet eerbiedigen;
7° enige betaling of vergoeding eisen buiten de gevallen bepaald bij boek VII;
8° in zoverre zulksdoor de artikelen VII.115 en 147/3verboden is, als schuldbemiddelaar optreden;
9° de bepalingen van de artikelen VII. 67 betreffende het leuren overtreden;
10° de bepalingen van artikelvan de artikelen VII.112, § 1 en VII.147/29, § 4, eerste lid,betreffende de kredietbemiddeling overtreden;
11° in strijd met de bepalingenvan de artikelen VII.69 en VII.126, § 1in het raam van een kredietovereenkomst als kredietgever of kredietbemiddelaar wetens en willens aan de consument of de zekerheidssteller ongeoorloofde, onjuiste of onvolledige informatie vragen;
12° als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet de SECCI bedoeld in de artikelen VII. 70 en VII. 71, verstrekken of die in strijd met de artikelen VII. 74 en VII. 75, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt;
13° de bepalingen van artikel VII. 68 betreffende de promotieaanbiedingen overtreden;
14° de verplichting tot het ter beschikking stellen van de documenten bedoeldbij de artikelen VII.99, VII.106, § 4, VII.147/14 en VII.147/22, § 4]2niet nakomen;
15° als kredietgever de bepalingenvan de artikelen VII.78, VII.81, VII.109, § 2, VII.126, § 2 en VII.134overtreden;
16° in strijd met de bepalingenvan de artikelen VII.77, § 2 [...]en VII.133, § 2 [...], als kredietgever wetens en willens een kredietovereenkomst sluiten waarvan men redelijkerwijze moet aannemen dat de consument niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst na te leven;
17° VII.117 tot VII.122 en VII.147/33 tot VII.147/38overtreden;
18° de artikelen VII.137, VII.138, VII.143, VII.146, VII.147 en VII.147/26, § 1 overtreden;
19° als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet het ESIS bedoeld in de artikelen VII.127 en VII.128 verstrekken of die in strijd met de artikelen VII.129 en VII.130, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt.

Artikel XV. 91

Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft:
1° zij die de activiteit van kredietgever uitoefenen zonder de vergunning of registratie te hebben verkregen als bedoeld in artikel VII.160, § 6, en VII. 174, § 4;
2° zij die de activiteit van kredietbemiddelaar uitoefenen zonder de inschrijving te hebben verkregen voorzien in de artikelen VII.180 en VII.184, of zonder desgevallend het voorwerp te hebben uitgemaakt van een regelmatige kennisgeving van een andere bevoegde autoriteit van de Europese Economische Ruimte;
3° zij die in strijd met artikel VII. 159, de activiteit van kredietbemiddelaar uitoefenen en activiteiten verrichten met kredietgevers die niet erkend of geregistreerd zijn conform artikel VII. 160, § 5, en VII. 174, § 4;
4° zij die geen gevolg geven aan een schorsing, een verbod, een schrapping of een herroeping uitgesproken krachtens de artikelen XV.67, XV.67/1, XV.67/2, XV.67/3 en XV.68;
5° zij die, in rechte of feitelijk, functies blijven uitoefenen van effectieve leider bij een kredietgever, terwijl de FSMA heeft geoordeeld dat zij niet over de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikten om hun taken waar te nemen, of van effectieve leider bij een kredietbemiddelaar of van verantwoordelijke voor de distributie bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar, terwijl de FSMA heeft geoordeeld dat zij niet over een voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid beschikten om hun taken waar te nemen;
6° de kredietgever of kredietbemiddelaar die een tewerkgestelde persoon de opdracht geeft kredietovereenkomsten aan te bieden, terwijl deze niet voldoet aan de voorwaarden bepaald door de artikelen VII.180, § 2, 2° en 3°, VII.183, § 5, 3° en VII.184, § 1, 3° ;
7° de kredietgever die een kredietovereenkomst aanvaardt, aangeboden door een kredietbemiddelaar die niet is ingeschreven overeenkomstig de artikelen VII.182, § 3, en VII.188, § 3;
8° de kredietgever die een agentuurovereenkomst aanbiedt aan een kredietbemiddelaar die niet is ingeschreven overeenkomstig de artikelen VII. 182, § 3, en VII. 188, § 3;
9° zij die de bepalingen van de artikelen VII.159, § 1, VII.180, § 3, en VII.184, § 2 niet naleven.

Afdeling 6 -De straffen voor de inbreuken op Boek VIII.

[...]

Afdeling 7 - De straffen voor de inbreuken op Boek IX.

[...]

Afdeling 8 - De straffen voor inbreuken op boek XI.

[...]

Afdeling 9 - De straffen voor de inbreuken op Boek XII

[...]

Afdeling 10 - De straffen voor de inbreuken op boek XIV.

[...]

Afdeling 11 - De straffen voor de inbreuken op boek XVI.

[...]

Afdeling 11/1 - De straffen voor de inbreuken op boek XVII.

[...]

Afdeling 11/2 - De straffen voor de inbreuken op boek XVIII.

[...]

Afdeling 11/3 - De straffen voor inbreuken op verordeningen van de Europese Unie.

[...]

Afdeling 12 - Belemmering van toezicht.

Artikel XV. 126

Een vrijwillige verhindering of belemmering tot het uitoefenen van de functies van de in [2de artikelen XV.2 en XV.30/2]2bedoelde ambtenaren of de politieambtenaren van de lokale en federale politie, wordt in toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, bestraft met een sanctie van niveau 4.
Een nieuwe inbreuk zoals bedoeld in het eerste lid, voordat vijf jaren zijn verlopen sinds zijn straf werd ondergaan of sinds zijn straf verjaard is voor dezelfde inbreuk, wordt bestraft met een sanctie van niveau 5.

Artikel XV. 126/1

Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft zij die de controles in de weg staan waaraan zij krachtens de bepalingen van de artikelen XV.18/1 tot XV.18/3 in België of in het buitenland zijn onderworpen, of die met opzet valse, onjuiste of onvolledige inlichtingen, documenten of stukken verstrekken.
Een nieuwe inbreuk zoals bedoeld in het eerste lid, voordat vijf jaren zijn verlopen sinds de straf werd ondergaan of sinds de straf verjaard is voor dezelfde inbreuk, wordt bestraft met een sanctie van niveau 5.

Hoofdstuk 3 - Bijkomende straffen [...]

Afdeling 1 - Definitief of tijdelijk verbod om gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen.

Artikel XV. 127

De rechter kan het definitieve of tijdelijke verbod om, zelfs voor rekening van een ander, door het boek VII titel 4, hoofdstuk 1 gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen.

Afdeling 2 - Verbeurdverklaring.

[...]

Afdeling 3 - De aanplakking van het vonnis of arrest.

Artikel XV. 131

In geval van veroordeling voor een inbreukop Titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, van dit boek, enop Boeken VI, XIV,VIII en IX kunnen de hoven en rechtbanken de aanplakking van het vonnis of arrest of van de door hen opgestelde samenvatting ervan bevelen gedurende de door hen bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder, evenals de bekendmaking van het vonnis of arrest of van de samenvatting ervan in de kranten of op enige andere wijze, en dit alles op kosten van de overtreder.

Afdeling 4 - Gehele of gedeeltelijke sluiting.

[...]

Afdeling 5 - Beslag op de ontvangsten.

[...]

Back to top