Koninklijk besluit van 23 oktober 2015 betreffende de uitvoering, wat de sociale kredietgevers en de werkgevers betreft, van artikel VII.3, § 4, van het Wetboek van economisch recht

Artikel 1

De artikelen VII.77, § 1, tweede tot vijfde lid, § 2, tweede lid, VII.95, VII.148 tot VII.188, VII.195, tweede lid, 2°, VII.196, eerste lid, 2° en 4° en VII.209 van het Wetboek van economisch recht zijn niet van toepassing op de kredietovereenkomsten bedoeld in artikel VII.3, § 4, 1°, van hetzelfde Wetboek.

Artikel 2

De artikelen VII.95, VII.161 tot VII.164, VII.167 tot VII.169, VII.171, VII.180, § 2, eerste lid, 4° en VII.184, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek van economisch recht zijn niet van toepassing op de kredietovereenkomsten bedoeld in artikel VII.3, § 4, 2°, van hetzelfde Wetboek.
Artikel VII.77, § 2, tweede lid, eerste zin, van hetzelfde Wetboek, is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten gesloten met toestemming van de rechter zoals bedoeld in artikel 1675/7, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek.
Artikel VII.181, § 2, 1° van het Wetboek van economisch recht, in de mate dat dit, wat de niet-uitvoerende bestuurders betreft, bepaalt dat wanneer een rechtspersoon zijn inschrijving vraagt als bemiddelaar in hypothecair krediet, de leden van het wettelijk bestuursorgaan van deze rechtspersoon moeten beschikken over de door de Koning vereiste beroepskennis, is niet van toepassing wanneer hij uitsluitend optreedt als bemiddelaar in kredietovereenkomsten bedoeld in artikel VII.3, § 4, 2°, van hetzelfde Wetboek.

Artikel 3

Het koninklijk besluit van 5 september 1994 tot aanwijzing van de artikelen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet die niet van toepassing zijn op bepaalde soorten van krediet, bedoeld in artikel 3, § 3, van deze wet, wordt opgeheven.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2015.

Artikel 5

De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitering van dit besluit.

Back to top