kredietsoorten

De kredietsoorten die in het WER worden omschreven

Artikelen VII.78, § 2, 1° et VII.134, § 2, 1° leggen de verplichting op omin de overeenkomst het soort krediet te vermeldendat beoogd wordt door de overeenkomst.

Het WER identificeert de volgende gereglementeerde kredietsoorten:

Consumentenkrediet :

  • De lening op afbetaling
  • De verkoop op afbetaling
  • De financieringshuur
  • De kredietopening

Het hypothecair krediet :

  • met roerende bestemming, doorgaans in de vorm van een lening op afbetaling maar die ook kan worden toegekend in de vorm van een verkoop op afbetaling of kredietopening
  • het krediet met onroerende bestemming
    • het krediet met onroerende bestemming in de vorm van een lening op afbetaling: Deze kredietvorm veronderstelt de afschrijving van het kapitaal (I.9.61° WER) middels periodieke betalingen (art. VII.144.1°, WER).
    • het krediet met onroerende bestemming met wedersamenstelling van kapitaal middels een samenhangende overeenkomst. Voor de wedersamenstelling (I.9.62°) kan het samenhangende contract (art. VII.144.2°, WER) slechts een levensverzekeringsovereenkomst (met verduidelijking van het soort van levensverzekering), een kapitalisatie overeenkomst of een andere spaarvestiging zijn.
    • Het krediet met onroerende bestelling in de vorm van een lening met vaste termijn door een eenmalige terugbetaling van het kapitaal. (art. VII.144.3°, WER). Het overbruggingskrediet valt eerder onder deze categorie. Dit krediet kan van onbepaalde duur zijn. Het WER bepaalt geen enkele wettelijk bepaalde noch hernieuwbare periode voor dit type van krediet. De periode wordt bepaald door de kredietgever. De duur van het overbruggingskrediet kan dus verschillen van kredietgever tot kredietgever.

Belangrijke opmerkingen:

  1. Deze benamingen zijn de benaming die door het KB van 23 maart 2017 houdende de regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren worden voorzien.
  2. Voor de FOD, dient de benaming va lening en lening op afbetaling verkozen worden boven het begrip «voorschot». Bepaalde kredietgevers willen het begrip “lening” te vermijden om geen verwarring te creëren met de betekenis ervan in het burgerlijk recht dat veronderstelt dat er een materiële afgifte is van het voorwerp van de lening wat dus niet mogelijk is wanneer er een periode van opneming wordt gespreid over bijvoorbeeld een jaar. Het FOD vraagt niettemin om gebruik te maken van de woorden “lening” of “lening op afbetaling, zelfs in het hypothecair krediet.
  3. Het hypothecair krediet met onroerende bestemming kan nooit in de vorm van een kredietopening worden toegekend (niet te verwarren met de kader kredietopening, die op zichzelf geen krediet is).
  4. De administratie vraagt dat de kader kredietopeningsovereenkomst die door kredietgevers voor hypothecaire kredieten wordt gebruikt wordt omschreven onder het begrip “kaderovereenkomst” in de mate waarin dit contract als zodanig geen kredietopening noch een krediet omvat. De overeenkomst moet de consumenten toelaten om op duidelijke wijze het verschil tussen de toepasselijke bepalingen op de kredieten en de toepasselijke bepalingen op de hypothecaire zekerheden die in de kaderovereenkomst worden vermeld, te begrijpen.

Volgens het verslag aan de Koning, Wat het begrip "kredietsoort" onder artikel 2, § 1, 5°, betreft wordt verwezen naar de algemene inleiding supra. Tot op heden werd in het raam van het consumentenkrediet onder kredietsoort verstaan een verkoop op afbetaling, een lening op afbetaling een financieringshuur of een kredietopening. Deze "soorten" krediet kunnen met uitzondering van de financieringshuur eveneens gelden voor het hypothecair krediet. Het klassieke woonkrediet beantwoordt volkomen aan de definitie van "lening op afbetaling" zoals bedoeld in artikel I.9, 48°, WER: "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen".

Voor de hypothecaire kredietovereenkomsten worden de kredieten met wedersamenstelling, overbruggingskredieten en de verkoop van een onroerend goed op afbetaling beschouwd als kredieten die worden gelijkgesteld aan een krediet op afbetaling (zie het Verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren).

Ten uitzonderlijke titel en uitgaande van de volstrekt bijzondere modaliteiten voor een specifiek cliënteel, gebeurt het soms dat de FOD Economie sui generis contracten aanvaard die zich niet aan een van de in de wet opgesomde kredieten kan voegen. Deze zeer uitzonderlijke gevallen, veronderstellen dat er een onderzoek gebeurt van alle contractuele bepalingen en kunnen delicate vragen opwerpen inzake de redactie ervan in het licht van de dwingende bepalingen van de wet.

Om het type van krediet te kunnen identificeren in de reclame, prospectus, SECCI of ESIS en de kredietovereenkomst en om de consument volledig te kunnen informeren, kan de benaming worden vervolledigd door de principiële modaliteiten van de overeenkomst, zijnde de duur (bepaald/onbepaald), de rentevoet (vast/variabel), de terugbetalingsmodaliteiten van het kapitaal (afschrijving wederbelegging, eenmalige afschrijving, …).

Het is dus aangeraden om bv. gebruik te maken van de volgende benamingen:

  • Consumentenkrediet in de vorm van een lening op afbetaling van bepaalde duur (of een duur van X jaren/maanden) met vaste rentevoet en periodieke afschrijvingen van het kapitaal;
  • Consumentenkrediet in de vorm van een lening op afbetaling van bepaalde duur (of een duur van X jaren/maanden) met vaste rentevoet en eenmalige afschrijving;
  • Consumentenkrediet in de vorm van een kredietopening met variabele rentevoet en van onbepaalde duur;
  • Hypothecair krediet met roerende bestemming in de vorm van een lening op afbetaling middels constante betalingstermijnen van een duur van X jaar, aan vaste rentevoet met een vijfjaarlijkse herziening;
  • Hypothecair krediet met roerende bestemming in de vorm van een kredietopening van onbepaalde duur, met variabele rentevoet;
  • Hypothecair krediet met onroerende bestemming in de vorm van een lening op afbetaling voor een duur van X jaar met vaste rentevoet;
  • Hypothecair krediet in de vorm van een krediet van onbepaalde duur met eenmalige terugbetaling van het kapitaal
  • kaderovereenkomst,

Kredietsoorten en adviesplicht

De adviesplicht van kredietgevers en bemiddelaren houdt in dat zij verplicht zijn het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet. De eerste stap is een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten krediet volgens de hierboven vermelde categorieën. Het gaat er ook om bij een bepaald soort krediet de meest geschikte vorm te zoeken, rekening houdend met de financiële situatie van de consument en het doel van het krediet. Wanneer de kredietgever en de tussenpersoon weten of moeten weten dat het krediet wordt gebruikt voor de financiering van een goed of een dienst, moeten zij dit in de overeenkomst vermelden om de consument de bescherming te bieden van de in de artikelen VII.91 en VII.147/5 bedoelde opschorting van betalingen tot de levering. Deze kredietmethode lijkt het meest geschikt voor kredietdoeleinden. Indien de kredietgever voornemens is het geld rechtstreeks aan de consument te betalen, heeft hij in ieder geval een bijzondere verplichting om informatie te verstrekken over het recht om betalingen op te schorten tot aan de levering en het risico van betaling aan de verkoper vóór de levering (zie de toelichting op deze bepalingen).

De sui generis contracten

Ten uitzonderlijke titel en uitgaande van de volstrekt bijzondere modaliteiten voor een specifiek cliënteel, gebeurt het soms dat de FOD Economie sui generis contracten aanvaard die zich niet aan een van de in de wet opgesomde kredieten kan voegen. Deze zeer uitzonderlijke gevallen, veronderstellen dat er een onderzoek gebeurt van alle contractuele bepalingen en kunnen delicate vragen opwerpen inzake de redactie ervan in het licht van de dwingende bepalingen van de wet.


Handelsbenaming

De kredietgever mag eenhandelsbenaming gebruiken voor zover deze op een duidelijke en nauwkeurige wijze wordt uitgelegd in de bijzondere voorwaarden (terminologie) en geen verwarring schept. Deze benaming kan echter slechts geldig zijn indien deze niet in strijd is met de bepalingen met betrekking tot de kredietpromotie, dit wil zeggen met artikel 6 van de WCK. Bij de beoordeling van deze benaming wordt ook rekening gehouden met het doel van de wet, dit wil zeggen de bescherming van de consument en de bevordering van de vergelijking van de kredietaanbiedingen door de gemiddelde consument, en bijgevolg met de mogelijkheid voor laatstgenoemde om het product te identificeren dat hem wordt aangeboden ten opzichte van de bepalingen van de WCK. Bijgevolg,

    • moet de titel van de overeenkomst in ieder geval de wettelijke benaming zijn, vermits het een document betreft dat de consument zal ondertekenen en dat hem zal verbinden ten aanzien van de kredietgever;

    • kan de wettelijke of handelsbenamingzonder onderscheid worden gebruikt in de algemene en bijzondere voorwaarden van de overeenkomst. Het lijkt echter opportuun om slechts één enkele term te gebruiken om de lezing en het begrip van de consument te vergemakkelijken;

    • kan de handelsbenaming gebruikt worden in de reclame die voor dit product wordt gemaakt,onder voorbehoud van de bepalingen vande WCK inzake reclame, voor zover de wettelijke benaming minstens één keer rechtstreeks en duidelijk wordt aangegeven(VII.65, § 2, al.2, 5°/VII.123, § 2, al. 2, 5°).

De combinatie van verschillende kredietovereenkomsten

Hoewel het toegelaten is, is de combinatie binnen dezelfde overeenkomst van twee kredieten niet de meest gelukkige vorm voor de leesbaarheid en het begrip van de consument. In een advies dat aan een kredietgever werd overgemaakt, verduidelijkt de administratie het volgende: het zou logisch lijken dat, in het geval dat er twee kredietvormen worden toegekend, deze gekoppeld zouden worden aan twee verschillende rekeningen zodat de bank met zekerheid zou kunnen zeggen voor welk krediet het bedrag werd opgenomen, behoudens andere maatregelen die u zou treffen maar die op dit ogenblik niet vermeld worden in uw overeenkomst.

Andere commentaren van de administratie:

  • Om overeen kredietopening te gaan moet de consument kunnen kiezen wanneer hij welk bedrag opneemt en moet hij het in principe ook opnieuw kunnen opnemen als hij het terugbetaald heeft. Aan de heropneming kunnen echter voorwaarden verbonden zijn, bv. in het raam van een roll-over.
  • Krachtens artikel14, § 3, 1°, van de WCK moet het aangeboden soort krediet op duidelijke en beknopte wijze worden vermeld. Gelieve bijgevolg te vermelden, zoals wij hebben afgeleid uit uw modelovereenkomst, dat het een geoorloofde debetstand op een rekening terugbetaalbaar binnen een termijn van drie maanden betreft. Wij merken op dat, indien het de bedoeling is een bepaald goed of een bepaalde dienst te financieren, het wenselijk zou zijn een lening op afbetaling af te sluiten en niet een kredietopening. In dit opzicht heeft u het in uw e-mail zelf over een lening waarvan de consument progressief zou kunnen gebruik maken door bijvoorbeeld de noodzakelijke bedragen op zijn bankrekening op te nemen of door een progressieve vrijgave van de bedragen aan de verkoper. Bijgevolg moet u er, naargelang de gekozen vorm, op toezien dat de gebruikte termen niet gemengd worden. Deze opmerkingen bewijzen overduidelijk een gebrek aan duidelijkheid, een gebrek aan uitleg en een gebrek aan coherentie, hetgeen onverenigbaar is met de doelstelling van voorlichting van de consument die de richtlijn nastreeft en die onder meer vertaald is in artikel 14 van de WCK. Gelieve bijgevolg het concept en uw intenties te verduidelijken en al de nodige wijzigingen te verrichten.
  • Krachtens artikel6, § 1, 2° van de WCK [VII.65, § 1, 2°] is elke reclame voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op"het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen"verboden. Bovendien is krachtensartikel6, § 1, 2e lid, 7° elke reclame voor een kredietovereenkomst die"aanduidt met bewoordingen (...) dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant" eveneens verboden. De keuze van de handelsbenaming "Direct Cash" voor uw kredietovereenkomst is echter in strijd met deze twee bepalingen. Het is immers onmogelijk om het product voor te stellen aan de klant, zonder de benaming ervan te vermelden. Bijgevolg zal er reclame worden gevoerd voor het product, naast enige andere reclamecampagne die u zou kunnen organiseren. De handelsbenaming van het product moetvolgens ons dus herzien worden om in overeenstemming te worden gebracht metde WCK.
  • Indien u de vermelding "persoonlijke lening" of "VAB" wenst aan te duiden, gelieve dit dan in de overeenkomst te doen en niet in de titel, teneinde de in artikel 1 van de WCK gebruikte terminologie in acht te nemen. Uw overeenkomst zal er alleen maar begrijpelijker van worden overeenkomstig artikel14, § 2, 2° van de WCK dat de verplichting oplegt om op duidelijke en beknopte wijze het soort krediet te vermelden dat aan de consument wordt aangeboden. Gelieve artikel7 van uw overeenkomst met betrekking tot de overschrijding opnieuw te formuleren, dat laat verstaan dat de overschrijding verboden is krachtens de wet. Deze verklaring is onjuist aangezien het aan de kredietgever toekomt om te beslissen of hij dit al dan niet toestaat, zoals vermeld in artikel60bis van de WCK.
Back to top