VII.199 : Overdreven, onverantwoord of niet toegelaten straffen of schadevergoedingen

 

De bepaling

Artikel VII.199 :

Wanneer van de consument of de steller van een zekerheid straffen of schadevergoedingen worden gevraagd waarin dit boek niet voorziet, worden zij van rechtswege daarvan volledig ontslagen.


Indien de rechter bovendien oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, kan hij deze ambtshalve verminderen of de consument er geheel van ontslaan.

Niet-contractuele straffen

Ratio legis

Volgens de parlementaire voorbereiding: de tekst die wordt voorgesteld ter vervanging van het eerste lid, voorziet in een onmiddellijke burgerlijke sanctie in alle gevallen waarin straffen of schadevergoedingen geëist worden die niet in overeenstemming zijn met wat de wet bepaalt. Die bepaling mag niet verward worden met artikel 28 dat enkel van toepassing is op contractuele bedingen. Niet zelden kunnen eisen tot schadevergoeding worden geformuleerd die niet steunen op dergelijke bedingen. De invoering van een echte burgerlijke sanctie moet hier ontradend werken. Dit artikel is dus de logische aanvulling van artikel 28. Het kan immers niet dat de kredietgever zich verschuilt achter zogenaamde « berekeningsfouten » die de consument zeer moeilijk kan achterhalen en betwisten, om straffen op te leggen. Deze sanctie is van toepassing op alle geëiste straffen of schadevergoedingen die niet in overeenstemming zijn met de wet. (Parl. St., Senaat, 1999/2000, S. 2-223/1).

Commentaar

Artikel VII.106, § 6, bestraft de contractuele bepalingen die niet voldoen aan de limitatieve opsomming van §§ 1 tot 5. Bij afwezigheid van een contractuele bepaling, valt de praktijk die erin bestaat dat de kredietgever een schadevergoeding eist die niet is opgenomen in de limitatieve opsomming van artikel 27bis, in het toepassingsgebied van artikel 90, eerste lid, eveneens gewijzigd door de wet van 7 januari 2001 (R. STEENNOT, «Overzicht van rechtspraak. Consumentenbescherming (1998-2002)», T.P.R., 2004, p. 1951; S. STIJNS, E. SWANEPOEL, «Onrechtmatige bedingen», in Handboek consumentenkrediet, ed. Terryn, Die Keure, 2007, p. 197).

Voor het overige herinneren wij eraan dat de schadebedingen het beginsel van wederkerigheid moeten naleven en dat zij, bij gebreke, moeten beschouwd worden als onrechtmatige bedingen waarvan de nietigheid kan worden uitgesproken door de rechter, zelfs indien zij de regels die bepaald zijn in de stelsels van de gereglementeerde kredieten zouden naleven.

Draagwijdte van de sanctie

Wanneer aan de consument niet in de wet voorziene straffen of schadevergoedingen worden gevraagd, wordt hij hiervan, krachtens de bepaling, van rechtswege volledig ontheven. Deze praktijk, die in strijd is met een bepaling van openbare orde, kan ook de grond vormen voor de betaling van een schadevergoeding overeenkomstig het gemeen recht.

Moet de rechter de consument volledig bevrijden van de straffen en nalatigheidsinteresten die het toegelaten maximum overschrijden of moet hij ze verminderen tot de door artikel VII.106 toegelaten maxima? De tekst van de bepaling biedt de rechter geen beoordelingsbevoegdheid: hij moet de consument er volledig van ontslaan. Bijgevolg, indien het overeengekomen schadebeding groter is dan het toegelaten maximum, is de sanctie niet de vermindering tot het toegelaten maximum maar de nietigverklaring zonder meer (BIQUET-MATHIEU C., "Crédit hypothécaire et crédit d'investissement", Rev. Fac. Dr. Liège, 2015/2, p.231-328; Vred. Waver (2e kanton), 22 december 2015, T. Vred., 2016, p. 432-435).

Teruggaven

Indien bedragen werden betaald door de consument, moet de rechter de kredietgever veroordelen tot de teruggave van deze bedragen, vermeerderd met de vergoedende intresten te rekenen vanaf de dag waarop deze werden ontvangen door de kredietgever. Het artikel beoogt straffen en schadevergoedingen die niet kunnen worden opgenomen in de berekening van het JKP. Het vorderen ervan leidt dus niet tot de toepassing van de sancties bij overschrijding van het maximale JKP.

Andere sancties

Artikel XV.90, 7° (strafrechtelijke sanctie: niveau 5).

De matigingsbevoegdheid t.a.v. de gevolgen van niet-uitvoering

Matigingsbevoegdheid- principe

Enkel de vergoedingen toegelaten door artikel VII.106, WER, mogen van de consument worden gevorderd in geval van niet-uitvoering van de kredietovereenkomst. Elk ander beding is onderhevig aan de toepassing van artikel VII.106, § 6, en het feit een vergoeding te vragen buiten elke contractuele bepaling om wordt bestraft door artikel VII.199, eerste lid en artikel XV.90, 7°. Het feit dat hij aan de consument geen andere vergoedingen vraagt dan deze voorzien in artikel VII.106, geeft aan de kredietgever echter nog niet de zekerheid dat deze daadwerkelijk verschuldigd zullen zijn.

De rechter behoudt immers een matigingsbevoegdheid in toepassing van artikel VII.199, tweede lid. Hij kan deze bevoegdheid ambtshalve uitoefenen (Vred. Grimbergen, 20 maart 2013, Ann. Jur. 2013, 73). Als de rechter immers oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, in geval van niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, kan hij deze ambtshalve verminderen of de consument hiervan volledig ontslaan.

Bijvoorbeeld, zelfs als de kredietgever een toeslag eist waarvan het percentage niet groter is dan de percentages voorzien in artikel VII.106, kan deze worden verminderd (Vred. Grâce-Hollogne, 27 januari 2005, J.L.M.B., 2006, p. 302, noot P. DEJEMEPPE; Antwerpen, 27 november 2006, Jaarboek Kredietrecht 2006, p. 112).

De bevoegdheid die aan de rechter wordt verleend door de WER als lex specialis, is uitgebreider dan de matigingsbevoegdheid van het gemeen recht bepaald in de artikelen 1231, §1 (schadevergoedingen) en 1153, §4 (nalatigheidsintresten) van het Burgerlijk Wetboek. De door de WCK verleende bevoegdheid maakt het immers mogelijk om niet alleen rekening te houden met het overdreven karakter van het beding zelf, maar ook met zijn onverantwoorde karakter gelet op de concrete situatie van de consument. (M. DAMBRE, Het matigingsrecht inzake consumentenkrediet en de externe omstandigheden, noot onder Cass., 5 maart 2004, Jaarboek Kredietrecht, 2003, 89).

"Overdreven of onverantwoord"

In zijn arrest van 5 maart 2004, heeft het Hof van Cassatie beslist dat artikel 90 WCK [VII.199 WER] de rechter in dat verband rekening mag houden met omstandigheden die geen verband houden met de overeenkomst, zoals de onfortuinlijke toestand van de schuldenaar.

Overwegende dat artikel 90, tweede lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet bepaalt dat de rechter, indien hij oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, hij deze ambtshalve kan verminderen of de consument er geheel kan van ontslaan;

Dat die wetsbepaling de rechter met name toestaat de overeengekomen nalatigheidsinterest die hij overdreven of onverantwoord zou achten, te verminderen tot onder hun wettelijke grens; dat de rechter in dat verband rekening mag houden met omstandigheden die geen verband houden met de overeenkomst, zoals de onfortuinlijke toestand van de schuldenaar;

Dat het bestreden vonnis, dat beslist dat de beoordeling van de overdreven of onverantwoorde aard van de interest “los staat van de financiële toestand van de lener”, voornoemde wetsbepaling schendt ;

Cass., 5 maart 2004, Jaarboek Kredietrecht, 2003, 89 en noot M. DAMBRE, "Het matigingsrecht inzake consumentenkrediet en de externe omstandigheden", T. Vred, 2006, p. 56 en noot F. EVERS, D.C.C.R., 2004, p. 53 en noot R. STEENNOT, "Welke bedragen kan de kredietgever invorderen indien de consument in gebreke blijft?"; C. BIQUET-MATHIEU, "Aperçu de la loi relative au crédit à la consommation après la réforme du 24 maart 2003", in Chronique de droit à l’usage des juges de paix et de police, cahier n° 42, janv. 2004, FUSL, bl. 160-161, n° 220; Rb Antwerpen, (4e kamer), 4 mei 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 72; Rb Antwerpen (5e kamer), 4 september 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 77).

De WCK wijkt af van de regels van het Burgerlijk Wetboek en van de WHPC, in de zin dat een schadevergoedend strafbeding, dat wil zeggen een strafbeding waarvan het bedrag overeenstemt met de te voorziene schade, kan worden verminderd als de rechter oordeelt dat het bedrag het strafbeding, ondanks het schadevergoedende karakter, overdreven of onverantwoord is rekening houdend met de werkelijke geleden schade of de omstandigheden extern aan de overeenkomst (S. STIJNS, E. SWANEPOEL, «Onrechtmatige bedingen», in Handboek consumentenkrediet, ed. E.Terryn, Die Keure, 2007, p. 199; D. BLOMMAERT, F. NICHELS, «Kroniek van het consumentenkrediet (1995-1998)», T.B.H., 2000, blz. 119-120).

« Met overdreven is bedoeld dat zij niet in verhouding staat tot de wanprestatie of de werkelijk geleden schade; Met onverantwoord is bedoeld dat de Rechtbank rekening houdt met externe omstandigheden, die de consument ongewild in een moeilijke positie brengen en voor gevolg hebben dat de werking ervan in de concrete situatie "onverantwoord" zou zijn» (Rb. Antwerpen, 6 januari 2009, Jaarboek Kredietrecht 2009, 87; Rb. Antwerpen (5e kamer Bis), 12 oktober 2010, Jaarboek Kredietrecht 2010, p. 44; Vred. Luik (3e kanton), 8 november 2010, Jaarboek Kredietrecht 2010, p. 76; Vred. Grimbergen, 20 maart 2013, Jaarboek Kredietrecht 2013, 73).

Onder meer in de vorm van strafbedingen – reikwijdte van de bevoegdheden van de rechter

Deze beoordelingsbevoegdheid van de rechter is erg uitgebreid aangezien hij, zelfs indien de kredietgever zich aan de wettelijke grenzen heeft gehouden, niet alleen ambtshalve de eventuele strafbedingen kan verminderen (de bepalingen van de WER moeten wat dit betreft inderdaad als maxima worden geïnterpreteerd: Zie ook b. v. Vred. Roeselare, 10 oktober 2002 en Rb. Kortrijk, 14 februari 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, 99 en 103; Vred. Kortrijk, 4 juni 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, 109; Rb Antwerpen (5e kamer Bis), 12 oktober 2010, Jaarboek Kredietrecht 2010, p. 44) maar ook de gevolgen van elke door de kredietgever opgelegde overdreven straf of sanctie kan verminderen of opheffen.

Artikel VII.199, tweede lid beoogt immers “de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen”. Zo zou op deze basis het percentage van de nalatigheidsintrest kunnen worden verminderd (Vred. Sint-Niklaas (1e kanton), 4 januari 2010, Jaarboek Kredietrecht, 2010, blz. 50: verlaging van de interestenveel hoger dan het wettelijke percentage tot 8%). Eveneens op basis van deze bepaling, hebben bepaalde rechters geoordeeld dat de sanctie van de onmiddellijke opeisbaarheid voorzien in artikel 29 overdreven was ten opzichte van de vastgestelde niet-uitvoering in hoofde van de consument en hebben zij bijgevolg gebruik gemaakt van hun matigingsbevoegdheid krachtens artikel 90, tweede lid (Vred. Lokeren, 27 december 1996, Jaarboek Kredietrecht, 1996, p. 347en noot J.M. JACQUEMAIN; Vred. Roeselare, 10 februari 1995, T. Vred., 1998, p. 543; Vred. Gent, 13 december 1993, T. Vred., 1996, p. 114).

De vrederechter van Mol verklaart de vordering tot betaling van het verschuldigd blijvende saldo, de straffen en de nalatigheidinteresten die werd ingesteld door een kredietgever die gebruik heeft gemaakt van het beding van vervroegde beëindiging ongegrond, aangezien (1) de volledige betaling van de achterstallen is gebeurd twee dagen na het verstrijken van de termijn van een maand die vermeld in de ingebrekestelling, (2) de betalingsachterstand verantwoord werd door het verlies van beroepsinkomsten en (3) de maandaflossingen sindsdien stipt betaald werden (Vred. Mol, 24 november 2015, Jaarboek Kredietrecht 2015, 30).

De-matigingsbevoegdheid-en-het-percentage-van-de-nalatigheidsinterest

De matigingsbevoegdheid die wordt toegekend aan de rechters geldt eveneens voor het percentage van de nalatigheidsinterest (Cass, 5 maart 2004, Jaarboek Kredietrecht 2003, 89 en noot M. DAMBRE, "Het matigingsrecht inzake consumentenkrediet en de externe omstandigheden", Jaarboek Kredietrecht 2003, 92; T. Vred. 2006, 56 en noot F. EVERS; BODSON P.L., "Dénonciation du crédit à la consommation et cession de rémunération", in Le crédit à la consommation, C.U.P., Larcier 2004, p. 211; Vred. Luik (3e kanton), 7 november 2011, Jaarboek Kredietrecht 2011, blz. 61; Vred. Luik (3e kanton), 12 september 2014, Jaarboek Kredietrecht 2014, p. 118). Werd kennelijk overdreven bevonden, het door een overeenkomst van consumentenkrediet bepaalde percentage van de moratoire interest dat overeenstemt met de toegelaten maximale rentevoet en dat zes keer meer bedraagt dan de wettelijke rentevoet (Vred. Verviers 1 - Herve, 2 mei 2011, Jaarboek Kredietrecht 2011, p. 60 (samenvatting). Soms vermindert de rechter de nalatigheidsinterest na vergelijking van de gevorderde rentevoet met de wettelijke rentevoet (Vred. Gent (1e kanton) 15 oktober 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 81; Vred. Grâce-Hollogne, 15 januari 2008, Jaarboek Kredietrecht 2007, 82).

Neerwaartse herziening

Artikel 90, tweede lid voorziet enkel in een matigingsbevoegdheid, dat wil zeggen een bevoegdheid om een straf neerwaarts te herzien (Burg.. Antwerpen (5de kamer Bis), 23 maart 2010, Jaarboek Kredietrecht 2010, 39). De suggestie, geopperd tijdens het onderzoek van een vorig wetsvoorstel, om de rechter de bevoegdheid te geven om aan de kredietgever een bijkomende vergoeding toe te kennen indien is aangetoond dat de werkelijke door de kredietgever geleden schade groter is dan de in artikel 27bis vastgelegde maximale bedragen, werd niet gevolgd (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 540/5, p.4, nr 14 et nr 540/7, p. 4).

Matiging en vertraging bij het instellen van vervolgingen door de schuldeiser

Bepaalde rechtbanken hebben gebruik gemaakt van de matigingsbevoegdheid wanneer de vordering tot betaling was ingesteld jegens een consument die een betalingsachterstand van meerdere maanden had opgelopen. Zodoende maken deze rechtbanken ook toepassing van de leer van het rechtsmisbruik, die steunt op de uitoefening van het recht op een abnormale manier die verder gaat dan de normale uitoefening van dat recht door een persoon die in dezelfde omstandigheden wordt geplaatst. De sanctie van het rechtsmisbruik is niet het verval van het recht (Vred. Messancy, 28 januari 2009, Jaarboek Kredietrecht 2008, 97: aangezien de leer van de rechtsverwerking niet aanvaard is in het Belgisch recht) maar de vermindering ervan tot het normale gebruik ervan of het herstel van de schade die het misbruik ervan heeft veroorzaakt. De vertraging in de uitvoering van de gedwongen uitvoering kan dus vertaald worden in een vermindering van de interesten die de vertraging in de uitvoering dekken (zie Z. PLETINCKX, "Un banquier a-t-il une obligation de recouvrer rapidement sa créance? ", kritische noot sub Luik (13e kamer), 26 februari 2008, Jaarboek Kredietrecht 2008, 10). De vermindering van de nalatigheidsinteresten vindt dus niet alleen steun in artikel VII.199 maar ook in het gemene recht. Zo werd beslist door het hof van beroep van Luik in een arrest van 17 juni 2002, (R.G.D.C. 2008, afl. 6, 446 en noot K. VANDERSCHOT).

Verschillende rechtscolleges hebben gebruik gemaakt van de matigingsbevoegdheid wanneer de vordering tot betaling met verschillende maanden vertraging werd ingesteld tegen de consument.

Voor voorbeelden inzake consumentenkrediet:

  • 20 maanden : Rb Antwerpen (5e kamer), 3 juni 2003, J.J.P. 2006, 66;
  • meer dan 2 jaar: Vred. Antwerpen (VIII), 5 februari 2002, J.J.P. 2006, 65 en noot R. STEENNOT;
  • 3 jaar: Rb Antwerpen, (4e kamer), 4 mei 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 72 : (verlaging tot de wettelijke rentevoet);
  • Vred. Verviers 27 oktober 2003, Jaarboek Kredietrecht 2003, 135;
  • Vred. Fontaine-l'Evêque, 2 juni 2005, J.J.P. 2006, 68;
  • 7 jaar:Vred. Moeskroen, 17 oktober 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 78 - (de helft van de wettelijks interest rentevoet);
  • meer dan 10 jaar (Vred. Verviers 1 - Herve, 15 oktober 2013, Jaarboek Kredietrecht 2013, 83 (partim): interesten vanaf de laatste aanmaningsbrief);
  • meer dan 9 jaar (Vred. Kraainem - Sint-Genesius-Rode, 3 maart 2015, Jaarboek Kredietrecht 2015, 48 - verlaging tot de wettelijk rentevoet);
  • meer dan 25 maanden (Vred. Grimbergen, 20 maart 2013, Jaarboek Kredietrecht 2013, 73), geen nalatigheidsinteresten;
  • 13 jaar na een vonnis met heropening van de debatten: Vred. Grâce-Hollogne, 18 oktober 2016, Jaarboek Kredietrecht 2016, p.194 (geen forfaitaire vergoeding en wettelijke interesten);
  • 27 maanden: Vred. Aarschot, 23 september 2016, Jaarboek Kredietrecht 2016, p. 217 (wettelijke interesten tot de dagvaarding en contractuele rente daarna).
  • In die zin ook, Vred. Luik (3e kanton), 8 november 2010, Jaarboek Kredietrecht 2010, p. 76.
  •  

De overdreven passiviteit van de kredietgever kan eveneens voor gevolg hebben dat de verplichtingen van de borg verzwaard worden en het kan legitiem lijken om de nalatigheidsinteresten ook ten aanzien van die laatste te verminderen (Vred. Sprimont, 8 juli 2008, Jaarboek Kredietrecht 2008, 119).

Back to top