VII.202 : Vrijstelling van interesten op betalingen uitgevoerd vóór de levering

 

De bepaling

Artikel VII.202 :

De consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening, verricht in strijd met de bepalingen van artikel VII. 91, eerste en vierde lid.

Commentaar

De sanctie betreft de betalingen die de kredietgever zou hebben gedaan voor rekening van de consument aan de verkoper of dienstverlener vóór de levering van het gefinancierde goed of dienst. Dit verbod geldt in zoverre in de overeenkomst melding wordt gemaakt van het te financieren goed of dienst of de kredietgever de kosten van het goed of de dienst rechtstreeks overmaakt aan de verkoper. In uitvoering van artikel VII.91, lid 4, mag een dergelijke betaling pas worden uitgevoerd nadat de kredietgever op de hoogte is gesteld van de levering middels een door de consument ondertekend geschrift.

Draagwijdte van de sanctie

De consument wordt vrijgesteld van de intresten die betrekking hebben op de betalingen uitgevoerd vóór de kennisgeving van de levering. Meestal is de prijs van het goed of de dienst waarvoor het krediet werd toegekend, gelijk aan het kredietbedrag. In dat geval komt de sanctie erop neer dat de verplichtingen van de consument worden verminderd tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst. Als het betaalde bedrag slechts een deel van het kredietbedrag uitmaakt, zijn slechts intresten verschuldigd op het gedeelte van het krediet dat niet werd gebruikt vóór de kennisgeving.

Wat indien de levering nooit plaatsvindt (faillissement van de leverancier)?

Wanneer blijkt dat het goed nooit zal geleverd worden, moet daaruit besloten worden dat de consument definitief bevrijd is van zijn verplichting tot terugbetaling van het krediet (ENGLEBERT M., "Quid des obligations du consommateur envers le prêteur lorsque le bien financé n'est jamais livré?", noot onder Vred. Komen-Warneton, 24 mei 2016, T. Vred. 2016, 504, Rb. Luik, 6 september 2016, J.L.M.B. 2018, 75).

Volgens de beslissing van de vrederechter van Komen-Waasten, laat artikel VII.202 de consument niet toe om de teruggave van de bedragen te eisen die betaald werden aan de kredietgever als terugbetaling van de lening die werd toegestaan om de aankoop te financieren vermits de sanctie enkel de bevrijding van de interesten beoogt.

In dezelfde zin oordeelt de burgerlijke rechtbank van Luik, afdeling Luik, echter dat de sanctie van artikel VII.202 (art. 93 van de WCK) een toevoeging is ten aanzien van het mechanisme van artikel 19 dat een exceptie van niet-levering invoert die de consument toelaat de terugbetaling van de lening te weigeren zolang de gefinancierde prestatie niet werd uitgevoerd (Rb. Luik, 6 september 2016, J.L.M.B. 2018, 75, noot ENGLEBERT M. met verwijzing naar BIQUET-MATHIEU C., "Les articles 19 et 93 de la loi relative au crédit à la consommation", J.L.M.B.,1993, 90-93).

In ieder geval laat het gemene aansprakelijkheidsrecht de consument desgevallend toe om het herstel van de schade te vorderen die niet gedekt zou zijn door de burgerlijke sanctie. Hij moet echter de fout van de kredietgever bewijzen, die de onachtzaamheid van de consument kan opwerpen wanneer, zoals in de zaak die werd beoordeeld door de vrederechter van Komen-Waasten, het kredietbedrag door de consument rechtstreeks werd betaald aan de installateur-verkoper. Wat daarentegen het verschuldigd blijvende saldo van de lening betreft, kan de consument niet vervolgd worden met toepassing van artikel VII.91 WER. In dit opzicht veroordeelt de rechtbank de kredietgever tot terugbetaling van alle bedragen die door de kredietgever werden opgenomen op de rekening van de consumenten, te rekenen vanaf de dag waarop hun raadsman de ontstentenis van leveringsattest heeft ingeroepen.

 

Back to top