VII.210 : Sancties voor fouten bij de uitoefening van de activiteit
De bepaling
Commentaar
Artikel VII.210 beteugelt bepalingen die eerder zijn ingegeven door de bescherming van de economische openbare orde dan door die van de individuele consument.
De bepaling bestraft eerst de kredietgever die de activiteit uitoefent terwijl hij niet meer vergund of geregistreerd is of die werkt met bemiddelaars die niet meer ingeschreven zijn. De sanctie is radicaal vermits zij van rechtswege uitwerking heeft en de consument volledig wordt bevrijd van de betaling van de interesten en kosten voor de duur van de kredietovereenkomst. De sanctie beoogt eveneens de kredietgever die een rentevoet hanteert die de door de Koning bepaalde maxima overschrijdt en de overdracht van de overeenkomst van hypothecair krediet met een roerende bestemming aan een niet-vergunde kredietgever (VII.147/17)
Verrassender is dat de sanctie van rechtswege uitwerking krijgt in geval van schending van artikel VII.147/29, §§ 1 tot 3. Deze bepaling beoogt in werkelijkheid de kredietbemiddelaar die een kredietaanvraag heeft ingediend voor een consument waarvan hij moest weten dat deze niet kredietwaardig was, die een kredietaanvraag heeft opgesplitst of die niet alle kredietaanvragen heeft bekendgemaakt die hij heeft ingediend in de loop van de twee manden voorafgaand aan de aanvraag. Deze sanctie wordt bekritiseerd (D’HAEN P., «Le nouveau régime des sanctions du crédit hypothécaire à but mobilier», in Le crédit hypothécaire au consommateur. Etat de la question, Larcier 2017, p. 460) en benadrukt in ieder geval het belang van de omkadering van de activiteit van de kredietbemiddelaars door de kredietgevers die aansprakelijk worden gehouden voor fouten die niet door hun toedoen zijn gebeurd.