VII.211 : Sanctie van onverschuldigde betalingen

 

De bepaling

Artikel VII.211 :

De consument kan de terugbetaling eisen van de door hem gestorte bedragen, verhoogd met de som van de wettelijke intresten, wanneer een betaling gebeurd is ondanks het in de artikelen VII.137, VII.140 en VII.141, VII.147/3 en VII.147/30, § 1, bedoelde verbod, of wanneer zij is gebeurd in het raam van een in artikel VII. 147/31 verboden schuldbemiddeling.

Commentaar

Artikel VII.211 laat de consument toe om de terugbetaling te eisen van de bedragen, verhoogd met de som van de wettelijke intresten, die van hem geëist werden in strijd met de wettelijke verbodsbepalingen die bepaald zijn voor:

  • de kredietweigering(VII.137);
  • de reserveringscommissies of commissies voor niet-opneming(VII.140);
  • de toegelaten kosten voor de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming (VII.141);
  • de bedragen die betaald werden voor de ondertekening van de overeenkomst(VII.147/3);
  • de commissies betaald aan de kredietbemiddelaar (VII.147/30, § 1);
  • schuldbemiddeling (VII. 147/31).

Wanneer betalingen zijn gebeurd vóór de ondertekening van de overeenkomst, ondanks het in artikel VII.147/3, § 1, eerste lid, beoogde verbod, is de consument niet gehouden dat bedrag terug te betalen, de geleverde dienst of het geleverde goed te betalen noch dit laatste terug te zenden (VII.212). Deze sanctie is uiteraard bijzonder twijfelachtig omdat de bedragen van de hypothecaire kredieten aanzienlijk hoger zijn dan het bedrag van de consumentenkredieten (R. STEENNOT, "Het verbod om betalingen te verrichten voorafgaand aan de ondertekening van de kredietovereenkomst. Zijn de artikelen 16, 88 en 89 van de Wet Consumentenkrediet aan herziening toe?”, D.C.C.R., 2012, nr. 96, p. 43; Gent, 21 september 2011, D.C.C.R., 2012, nr. 96, p. 75).

De consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening, verricht in strijd met de bepalingen van artikel VII.147/5, eerste en vierde lid (VII.214/2).

De bevoegdheden van de rechter

Deze sanctie moet worden uitgesproken indien de consument daarom verzoekt. Zij kan in principe niet ambtshalve worden uitgesproken door de rechter, behalve indien beschouwd wordt dat de rechtspraak van het HvJ de rechter ertoe verplicht de sanctie ambtshalve op te leggen om de effectiviteit ervan te verzekeren.

Back to top