VII.147/11 - 12: Vervroegde terugbetaling (HK)
Principe
In de regeling van het Burgerlijk Wetboek, levert de in een overeenkomst vastgelegde termijn voor beide partijen voordelen op: de kredietnemer kan zijn terugbetalingen spreiden in de tijd en voor de kredietgever brengt het kapitaal de hele looptijd rente op. In de regelingen die gereglementeerd worden door het WER levert de termijn enkel voordelen op voor de consument, die immers altijd het recht heeft vervroegd terug te betalen.
Artikel VII.2, § 4 verbiedt de partijen bij overeenkomst van dit recht af te wijken. In ruil voor het recht op vervroegde terugbetaling dat aan de consument wordt verleend, bepaalt de wet een vergoeding voor de winstderving van de kredietgever. Deze vergoeding is niet van toepassing op de kredietopeningen omdat de consument daar, per definitie, te allen tijde de keuze heeft het verschuldigde saldo terug te betalen.
Artikel VII.147/11 is van openbare orde.
De beoogde kredieten
Het recht op volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling wordt door de wet aan de consument toegekend voor alle kredietovereenkomsten met uitzondering van de kredietopeningen. Bij deze kredietvorm blijft de consument immers vrij om op elk moment het kredietbedrag terug te betalen en indien er regelmatige aflossingen zijn voorzien, heeft de consument steeds de vrijheid om meer dan het minimum aflossingsbedrag terug te betalen. Dientengevolge dient men ervan uit te gaan dat de terugbetaling op elk ogenblik geoorloofd is voor kredietopeningen en dat het niet toegelaten is een vergoeding te vragen of kosten aan te rekenen voor de terugbetalingen die de consument zou wensen te verrichten.
Het recht op volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling is erkend voor de consument voor sommige kredietovereenkomsten (VII.3, § 4 - kredieten toegestaan door werkgevers en sociale kredietgevers).
De inhoud van de overeenkomst en het recht op vergoeding
De plicht voor de kredietgever om dat recht in de vermeldingen van de overeenkomst op te nemen wordt voorzien in artikel VII.134, § 3, 13°. De overeenkomst moet melding maken van het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald. Het niet vermelden van dit recht wordt bestraft overeenkomstig artikel VII.209.
De wederbeleggingsvergoeding is niet van rechtswege verschuldigd. Zij moet worden opgenomen in de overeenkomst. Als de overeenkomst geen melding maakt van het recht op vervroegde terugbetaling of het bedrag van de vergoeding niet verder preciseert, kan de consument de terugbetaling verrichten zonder betaling van een vergoeding. De consument put dit recht rechtstreeks uit het Wetboek en indien er geen verduidelijking is inzake het bedrag van de berekening in de overeenkomst, is het niet mogelijk zich te baseren op de wettelijke bepalingen die slechts maxima vastleggen.
Voorafgaande kennisgeving en recht om te allen tijde terug te betalen
De becommentarieerde bepalingen laten de consument toe te allen tijde terug te betalen. Het heeft dan ook weinig belang dat men zich aan het begin of het einde van de overeenkomst bevindt en dat de terugbetalingsdatum al dan niet overeenkomt met een vervaldag van het krediet.
De consument bepaalt het moment naar keuze. Hij mag zelfs onmiddellijk zonder voorafgaande verwittiging terugbetalen. Artikel 147/11, §1, laatste lid legt de consument weliswaar de verplichting op om een aangetekend schrijven te versturen ten minste tien dagen voor de terugbetaling maar deze formaliteit heeft een zuiver bewijskrachtige functie: toelaten in het belang van de consument de datum te bepalen waarop de berekening van de vergoeding moet plaatsvinden. Deze formaliteit is niet voorzien op straffe van nietigheid.Zelfs indien er geen kennisgeving is, moet de schuldeiser de betaling aanvaarden, rekening houdend met het recht toegekend door artikel VII.147/11. De kredietgever kan bovendien uitdrukkelijk of stilzwijgend afzien van de kennisgeving (zie in deze zin:BIQUET-MATHIEU, C. "La conclusion du contrat de crédit", in Le crédit hypothécaire au consommateur, ULG/UCL, Larcier, Coll. Patrimoine et notariat, 2017, n°120, p. 88).
Indien de consument geen kennisgeving heeft verstuurd, gebeurt de berekening van de vermindering waarop de consument aanspraak kan maken op de datum waarop de termijn verstrijkt die hij had moeten naleven. De spontane betaling zonder voorafgaande kennisgeving moet worden beschouwd als geldige kennisgeving en doet de termijn van 10 dagen ingaan. Dat betekent dat het termijnbedrag dat komt te vervallen tussen de datum van betaling door de consument en het verstrijken van de opzeggingstermijn die hij had moeten naleven, volledig is verschuldigd.
Voor de periode tussen de laatste vervallen betalingstermijn en het verval van de opzeggingstermijn, wordt de vergoeding prorata temporis berekend
Het recht om gedeeltelijke terugbetalingen te doen
Artikel VII.147/11, § 1, lid 2 laat de consument toe om gedeeltelijke terugbetalingen te doen. In dit recht is voorzien behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst. Het andersluidend beding mag de consument evenwel niet het recht ontnemen om een minimum van terugbetaling per jaar te verrichten (ongeacht het bedrag ervan) en mag niet een terugbetalingvan een bedrag gelijk aan minstens 10 % van het kapitaal verbieden. De consument kan dus een terugbetaling per jaar verrichten zelfs indien die minder dan 10% bedraagt of verschillende gedeeltelijke terugbetalingen van minimum 10% per jaar.
De informatie aan de consument
Indien hij al een kennisgeving van een opzegging heeft gedaan of van plan is dit te doen, laat artikel VII.147/11, § 2 de consument toe om de kredietgever te ondervragen die hem in dat geval, kosteloos en onmiddellijk, de noodzakelijk informatie moet meedelen om de consument in staat te stellen om zijn beslissing te nemen. De becommentarieerde bepaling bevat de lijst van de informatie die de kredietgever ten minste moet verstrekken: het betreft de berekening van de consequenties en een duidelijke vermelding van de daarbij aangewende hypothesen die redelijk en verdedigbaar moeten zijn.
De berekening van de wederbeleggingsvergoeding
Artikel VII.147/12 verduidelijkt dat recht heeft op een vergoeding voor het verlies van het genot dat voortvloeit uit de vervroegde terugbetaling. De vergoeding dient berekend te worden, aan de periodieke rentevoet van het krediet, op het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo enmag niet méér bedragen dan drie maanden intrest. In tegenstelling tot wat artikel VII.97, § 2, 4° bepaalt, ontslaat de vervroegde terugbetaling van het krediet gedurende een periode van veranderlijke rentevoet de consument niet van de betaling van een wederbeleggingsvergoeding.
De becommentarieerde bepaling verduidelijkt daarnaast aanvullende berekeningsregels:
- In geval van toegevoegd contract (dit wil zeggen de overeenkomst die de wedersamenstelling van het kapitaal toelaat in de overeenkomsten van hypothecair krediet die de regeling van de wedersamenstelling van kapitaal hebben aangenomen) moet de kredietgever de afkoopwaarde toerekenen op het bedrag van het verschuldigd blijvende saldo.
- Bij gedeeltelijke terugbetaling worden deze regels proportioneel toegepast
- Er is geen vergoeding verschuldigd indien
- door toepassing van de artikelen VII.209 en VII.210, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag;
- indien de vervroegde terugbetaling het gevolg is van een overlijden, in uitvoering van een aangehecht of toegevoegd contract.
- de terugbetaling gebeurt in het kader van een overeenkomst van kredietopening met een roerende bestemming.
De wederbeleggingsvergoeding is de enige som die de kredietgever kan eisen in geval van vervroegde terugbetaling. Er kunnen de consument geen dossierkosten of administratieve kosten worden aangerekend voor het opmaken van de afrekening of voor de prestaties die de handlichting van de inschrijving aan de kredietgever oplegt (behoudens de wettelijke kosten). Dit principe was reeds gevestigd door een circulaire van de CBFA in de vorige regeling. Dan nog is vereist de hypothecaire inschrijving volledig zonder voorwerp is geworden. Indien het een hypothecaire inschrijving voor alle sommen betreft en er een schuld blijft bestaan, is de wijziging van de overeenkomst die aan de basis ligt van deze schuld een beslissing die de consument in voorkomend geval moet onderhandelen met de kredietgever, in overeenstemming met artikel VII.145.
.