VII.88 en VII.147/1: Verbod op de wisselbrief

 

 

Artikel VII.88

 

Artikel VII.88

In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.

Artikel VII.147/1

 

Artikel VII.147, 1°

In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.

Principe

Artikelen VII.88 (CK) en VII.147/1 (HK) verbieden de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Krachtens deze bepaling is het eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag. Een gelijkaardig verbod bestond inzake consumentenkrediet sinds de wet van 1957.

Het betreft de toepassing op de gereglementeerde kredieten van het algemene verbod op de wisselbrief in overeenkomsten met consumenten zoals opgelegd door artikel VI.39 WER: Onverminderd bijzondere reglementeringen die het uitdrukkelijk toelaten, is het aan elke onderneming verboden de consument een wisselbrief ter ondertekening voor te leggen om deze laatste de betaling van zijn verplichtingen te laten beloven of waarborgen.

Rekening houdend met het doel dat wordt nagestreefd door de becommentarieerde bepalingen en met de toepassing van artikel VII.2, § 4, 1e lid, moet beschouwd worden dat het verbod op de wisselbrief eveneens het verbod inhoudt om aan de consument of aan de persoonlijke zekerheidsteller enige vorm van verbintenis aan te gaan die een "abstracte" en "op eerste verzoek uitvoerbare" verplichting zou impliceren waaruit een afstand zou voortvloeien van de bescherming die de gereglementeerde stelsels hen bieden.

Het beoogde doel

In de memorie van toelichting (Parl. St., Senaat, 1989-1990, 916/1, p. 28) wordt gesteld dat men met het verbod het volgende wil voorkomen:

  • Het risico voor de consument, in geval van betalingsachterstand, om gedwongen te worden tot de volledige en onmiddellijke terugbetaling van de schuld op basis van zijn wisselverplichtingen. Bij een dergelijke praktijk zou artikel 29, dat de ontbindingsbedingen regelt, immers doelloos worden.
  • De onmogelijkheid voor de consument die een wisselbrief heeft aanvaard om zijn betalingen stop te zetten wanneer een verkoper op krediet de verbintenissen van de overeenkomst niet naleeft. In dat geval zouden de bepalingen van artikelen 19 en volgende (verband tussen de kredietovereenkomst en de overeenkomst waarvoor de financiering werd aangevraagd) en 24 (tegenwerpbaarheid van verweermiddelen) doelloos worden.
  • De onmogelijkheid voor de consument die de wisselbrieven heeft ondertekend om betalingsfaciliteiten aan te vragen volgens de regeling bepaald in artikel 38.

Volgens de parlementaire voorbereiding doet dit verbod echter geen afbreuk aan het wisselmechanisme: «De derde houders ter goede trouw behouden hun verhaalrecht op de consument» (Memorie van Toelichting, Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr 916/1, p. 67).

De bedoelde rechtshandelingen

De wet verbiedt de consument de betaling te beloven of te waarborgen middels een wisselbrief of een orderbriefje. Het verbod heeft betrekking op alle verbintenissen die een consument zou kunnen aangaan bij ondertekening van een wisselbrief, niet alleen als ondertekenaar, maar ook bij endossement of wisselborgstelling (Parl. St., Senaat, 1989-1990, 916/1, p. 392).

De wet stelt eveneens een einde aan een andere praktijk die erin bestond de consument te verplichten een gepostdateerde cheque te tekenen als waarborg. Aangezien een cheque die ter betaling wordt aangeboden vóór de datum van uitgifte, betaalbaar is op de dag van de aanbieding (art. 28, van de wet van 1 maart 1961), verbiedt de wet eveneens de ondertekening van een cheque als waarborg. Deze praktijk zou tot gevolg hebben dat het bedrag van de cheque onmiddellijk opeisbaar wordt, bijvoorbeeld indien de consument bepaalde betalingsachterstanden heeft opgelopen ten aanzien van de vervallen termijnen.

De wisselbrieven of het orderbriefje, ongeacht of ze ondertekend zijn als betalingsbelofte of betalingwaarborg, zijn verboden. Cheques zijn enkel verboden indien ze worden gebruikt als waarborg voor de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag. De betaling van een termijnbedrag of de terugbetaling van een krediet met cheques blijft daarentegen wettig. Het verbod heeft zowel betrekking op de consument als op de borg en meer algemeen op elke persoonlijke zekerheid.

Sanctie

Krachtens de wet is een wisselbrief die wordt uitgegeven ondanks het wettelijke verbod niet nietig. De artikelen VII.205 en VII.214/5, laat de consument toe alle kredietlasten te vorderen aan de persoon die hem een wisselbrief of orderbriefje heeft doen ondertekenen of een cheque heeft aangenomen ter betaling of als waarborg voor de volledige of gedeeltelijke terugbetaling.

De tekst van deze artikelen, lijkt de betaling met cheques te verbieden. Er is hier sprake van een duidelijke misvatting, aangezien de tekst van artikel VII.88 en VII.147/1, cheques enkel verbiedt wanneer ze worden gebruikt als waarborg voor de volledige of gedeeltelijke betaling. Wisselbrieven die zouden worden uitgegeven niettegenstaande het wettelijk verbod zijn niet nietig. De artikelen VII.205 en VII.214/5 laten de consument toe om de terugbetaling te eisen van de totale kosten van het krediet van degene die hem een wisselwissel of een orderbriefje doet ondertekenen of die een cheque in ontvangst neemt ter betaling of als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.

De tekst van deze artikelen lijkt de betaling per cheque te verbieden. Dat is een redactiefout vermits de tekst van de artikelen VII.88 en VII.147/1 cheques slechts verbieden wanneer ze gebruikt worden als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke betaling. De tekst van artikel XV.90, 5° bevestigt deze interpretatie: "in het raam van een kredietovereenkomst een wissel of een orderbriefje ter betaling of als zekerheid van de overeenkomst doen ondertekenen of een cheque in ontvangst nemen tot zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde".

Het Wetboek bepaalt een strafsanctie van niveau 5 in artikel XV.90, 5°. Daarmee strijdige praktijken zouden de intrekking of de schorsing van de erkenning als kredietgever of de doorhaling of de schorsing van de inschrijving als bemiddelaar kunnen rechtvaardigen.

Back to top