VII.134, §2 tot §5: Inhoud van de overeenkomst (HK)

 

 

Artikel VII.134, § 2 tot § 5

 

Artikel VII.134, § 2

§ 2. De kredietovereenkomst of, desgevallend, het kredietaanbod, vermeldt op beknopte en duidelijke wijze :
1° het soort krediet;
2° de naam, voornaam, geboorteplaats en -datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen;
3° de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
4° desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
5° de duur van de kredietovereenkomst;
6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
7° de periodieke rentevoet, de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoeten regelen en, bij veranderlijke rentevoeten de oorspronkelijke waarde van de referte-index of debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt;
8° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld. De vermelding in het door het consument aanvaarde kredietaanbod van het jaarlijkse kostenpercentage met alle veronderstellingen volstaat en dient niet hernieuwd te worden in de authentieke akte die de totstandkoming van de kredietovereenkomst bevestigt;
9° de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst;
10° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII.148 van boek VII van het Wetboek van economisch recht";
11° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
12° de naam van de Centrale;
13° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;
14° desgevallend, de dossierkosten.

 

Artikel VII.134, § 3

§ 3. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermeldt de kredietovereenkomst of, desgevallend het kredietaanbod, op beknopte en duidelijke wijze :
1° indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde;
2° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;
3° de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;
4° in geval van aflossing van kapitaal, de termijnbedragen bestaande uit de aflossingsstorting en de intresten evenals de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder deze bedragen moeten worden betaald. Het bijgevoegde aflossingsplan geeft de samenstelling van ieder termijnbedrag aan, alsook het verschuldigd blijvend saldo na iedere betaling.
Wanneer een vermindering van de periodieke rentevoet wordt toegestaan, geeft het aflossingsplan de te betalen termijnbedragen evenals de verschuldigde saldi aan, rekening houdend met die vermindering. Wijzigt de vermindering, dan wordt een nieuw aflossingsplan medegedeeld, dat met de wijzigingen rekening houdt;
5° bij wedersamenstelling van het kapitaal, de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder de intresten dienen betaald en de wedersamenstellende betalingen dienen uitgevoerd te worden en de verbintenis dat het kapitaal van het toegevoegd contract zal aangewend worden voor de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag.
Indien voor eenzelfde kapitaal meerdere wijzen van aflossing of wedersamenstelling worden gebruikt, duidt de kredietovereenkomst aan op welk gedeelte van het kapitaal elke wijze betrekking heeft.
Wanneer noch aflossing noch wedersamenstelling van het kapitaal is bedongen, vermeldt de kredietovereenkomst de tijdstippen en de voorwaarden van betaling van de intresten en terugkerende en niet terugkerende kosten;
6° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.145;
7° de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming;
8° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;
9° desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;
10° desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen;
11° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII.138, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag;
12° informatie over de uit artikel VII.147/6 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;
13° het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald met inbegrip van de modaliteiten bedoeld in artikel VII.147/11, § 3, in geval van wedersamenstelling van het kapitaal;
14° de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie;
15° in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden.
De bepalingen onder 1° tot 3° en 6° tot 7° gelden enkel voor het hypothecair krediet met een roerende bestemming.

 

Artikel VII.134, § 4

§ 4. De oorzaken van vervroegde eisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst worden hernomen in de kredietovereenkomst door een afzonderlijk beding.

 

Artikel VII.134, § 5

§ 5. Wanneer een kredietovereenkomst in vreemde valuta is uitgedrukt zorgt de kredietgever ervoor dat :
1° de consument het recht heeft de overeenkomst om te zetten in een andere valuta, of
2° een beroep kan worden gedaan op andere regelingen op grond waarvan het wisselkoersrisico waaraan de consument in het kader van de overeenkomst blootstaat, wordt beperkt.
De onder het eerste lid, 1°, bedoelde andere valuta zijn :
1° de valuta waarin de consument hoofdzakelijk zijn inkomen ontvangt of de activa aanhoudt waaruit het krediet moet worden afgelost, zoals aangegeven op het tijdstip waarop ten behoeve van de kredietovereenkomst de recentste kredietwaardigheidsbeoordeling werd opgemaakt; of
2° de valuta van de lidstaat waar de consument op het tijdstip van sluiting van de kredietovereenkomst zijn verblijfplaats had of waar hij thans zijn verblijfplaats heeft.
Wanneer de consument het recht heeft de overeenkomst in een alternatieve valuta om te zetten, zal de omrekening geschieden tegen de wisselkoers van de markt die van toepassing is op de dag waarop de omzetting wordt aangevraagd, tenzij anders in de kredietovereenkomst is bepaald.
De kredietgever waarschuwt regelmatig de consument die een kredietovereenkomst in vreemde valuta is aangegaan, middels een duurzame drager en minstens wanneer de waarde van het totale uitstaande, nog door de consument te betalen bedrag of de waarde van de afbetalingstermijnen meer dan 20 % afwijkt van de waarde die zou gelden indien de wisselkoers van de valuta van de kredietovereenkomst en de euro zou worden toegepast, die gold op het tijdstip waarop de overeenkomst werd gesloten. De waarschuwing licht de consument in over de stijging van het totale, door de consument te betalen bedrag, zet in voorkomend geval uiteen dat hij het recht heeft om de overeenkomst in een alternatieve valuta om te zetten en de daartoe geldende voorwaarden, en geeft uitleg over elk ander toepasselijk mechanisme ter beperking van het wisselkoersrisico waaraan hij is blootgesteld.

 

Verplichte vermeldingen in alle gevallen (§ 2 en § 4)

 

VII.78, § 2 : Voorafgaande opmerkingen

Het FOD is bevoegd om de contractmodellen die door de kredietgevers wordt gebruikt te erkennen. In het kader van dit onderzoek, doet de FOD een lijst van voorafgaande opmerkingen geworden.

(zie "Meest voorkomende opmerkingen FOD Economie bij de beoordeling van de contracten consumentenkrediet") :

  1. De kredietcontracten worden niet enkel beoordeeld in het raam van boek VII van het Wetboek van economisch recht (WER) maar ook in het raam van boek VI, met name wat de onrechtmatige bedingen betreft (artikel VII. 160, § 5 WER : De FOD Economie onderzoekt of de modelcontracten beantwoorden aan alle bepalingen van dit boek en van boek VI en hun uitvoeringsbesluiten. De modellen worden voorafgaandelijk ingevuld teneinde onder meer het nazicht van de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage mogelijk te maken).
  2. Om de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage (JKP) te kunnen nagaan (artikel VII.160, § 5 WER) moeten alle mogelijke cijfers en data (vb. datum van ondertekening) in het modelcontract ingevuld worden en moet de bijgevoegde aflossingstabel gebaseerd zijn op die gegevens. Voor de kredietovereenkomsten waarvoor er geen aflossingstabel moet toegevoegd worden is het aangewezen om de FOD Economie alle bedragen en betalingstermijnen mee te delen waarop het JKP uit het voorgelegde modelcontract berekend werd.
  3. Als er bepalingen uit meerdere documenten van toepassing zijn op het kredietcontract, dan maken die documenten deel uit van het kredietcontract en moeten ze ook ter goedkeuring voorgelegd worden aan de FOD Economie.
  4. In het raam van de erkenning kijkt de FOD Economie de SECCI niet na, maar de opmerkingen voor het contract gelden desgevallend ook voor de SECCI. De aandacht wordt gevestigd op een vermelding in de SECCI voor kredietopeningen met verschillende mogelijkheden van kredietopneming tegen verschillende kosten of debetrentevoeten, waarbij de kredietgever voor de berekening van het JKP gebruikmaakt van de veronderstelling van het meest gebruikte kredietopnemingsmechanisme. Als andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst hogere jaarlijkse kostenpercentages tot gevolg kunnen hebben, moet de kredietgever dat in de SECCI vermelden (artikel VII. 70, § 1, 2e lid WER)

Voorbeelden van bedingen die als oneerlijk worden beschouwd

Commentaar van de administratie

  • Bepalingen waarbij de kredietnemer of de borg verklaren of bevestigen dat de kredietgever bepaalde wettelijke verplichtingen naleefde (dat hij bv. vooraf de SECCI overhandigde) kunnen onrechtmatig bevonden worden in de zin van artikel VI.83, 21° WER. De FOD verwijst in dat verband naar het arrest van het Europees Hof van 18 december 2014 in zaak C-449/132. De FOD vraagt om dergelijke bepalingen te herformuleren of eventueel de mogelijkheid te laten aan de consument om ze aan te kruisen.
  • Bepalen dat alle partijen door ondertekening alle bedingen van de overeenkomst aanvaarden kan als een onrechtmatig beding beschouwd worden in de zin van artikel VI. 83, 22° WER. De consument kan daar verkeerdelijk uit begrijpen dat hij geen enkel verhaal heeft tegen de bedingen uit de overeenkomst die hij ondertekend heeft, ook niet als die niet wettelijk zouden zijn of voor interpretatie vatbaar. In principe aanvaarden de partijen door ondertekening de bepalingen, wat een uitdrukkelijke bepaling overigens overbodig maakt, zij het onder voorbehoud van de bepalingen die ze rechtmatig kunnen betwisten. Minstens zou dan ook dergelijke nuance gemaakt moeten worden in het contract.
  • Bepalen dat een (ingescande) kopie van de kredietovereenkomst dezelfde bewijswaarde heeft als een origineel getekende kredietovereenkomst doet afbreuk aan de bepalingen van artikel VII.78 WER dat van het consumentenkrediet een plechtig schriftelijk contract maakt ("Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft evenals de kredietbemiddelaar krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst"). Met “exemplaar” mag geredelijk worden aangenomen dat wetgever doelde op een gehandtekend origineel (hetzij een papieren drager met de hand ondertekend, hetzij een reduplicatie van een elektronisch bestand dat elektronisch wordt ondertekend en die derhalve toelaat de handtekening na te gaan in geval van betwisting). Een kopie beantwoordt niet aan deze wettelijke vereiste. Die bewijsregeling kan dan verder ook als een onrechtmatig beding beschouwd worden in de zin van artikel VI.83, 21° WER en de algemene norm inzake onrechtmatige bedingen (artikel I.8.22° WER).
  • Een contractuele bepaling dat de brieven die de kredietgever aangetekend moet versturen (zie bv. artikel VII.105 WER), worden vervangen door een e-mail, al dan niet met ontvangstbevestiging (motivering van de FOD Economie).
  • Strafbedingen moeten wederkerig zijn (VI.83, § 7°) (motivering van de FOD Economie).
  • Het staat niet aan de kredietgever om te beslissen welke de bevoegde rechter is die kennis mag nemen van het geschil. Krachtens artikel 628, 8° van het Gerechtelijk Wetboek is de bevoegde rechter de rechter van de woonplaats van de consument

VII.78, § 2 en VII.134, § 2: Algemene vereiste van duidelijkheid en beknoptheid

 

VII.78, § 2 en § 3 : De duidelijke en beknopte wijze

 

 

 

Duidelijkheid en beknoptheid

De wet bepaalt een reeks verplichte vermeldingen die op beknopte en duidelijke wijze moeten worden opgenomen in de overeenkomst. In dit opzicht kan verwezen worden naar de commentaren van artikel VII.64 inzake reclame dat een vergelijkbare vereiste bevat (op een duidelijke, beknopte, opvallende en desgevallend hoorbare wijze). De overeenkomst is bestemd voor de gemiddelde consument en moetbegrijpelijk zijn voor hem. Het is dus beter technische termen of juridischjargon te vermijden die niet tot de woordenschat van deze gemiddelde consument behoren.

De vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid zoals bedoeld onder art. VI.2. wordt niet nageleefd als de gemiddelde consument de draagwijdte van de bepaling niet begrijpt, zelfs wanneer de bepaling op linguïstische en grammaticale wijze begrijpelijk is. In dit kader kan men verwijzen naar het arrest van het HvJ van 26 februari 2015 in Matei C 143/13 en het arrest van het HvJ van 30 april 2014 in de zaak Arpad Kasler (C-26/13).

De grootte van de gebruikte lettertekens is een duidelijke factor van leesbaarheid. De administratie benadrukt in haar adviezen telkens opnieuw het belang van de leesbaarheid van de overeenkomsten. Voor de grootte van de lettertekens stelt zij voor om de overeenkomst op te stellen in lettertekens die niet kleiner mogen zijndan acht punten, net zoals de Fransecode de la consommation.

De Vrederechter van Gent heeft de toepassing van de algemene voorwaarden die in een minuscuul lettertype vermeld staan op een A4 blad en die in elk geval onleesbaar zijn voor de rechtbank, afgewezen (Vred. Gent, 8 januari 2007,Jaarboek Kredietrecht 2007, 20). De Vrederechter van Turnhout heeft hetzelfde gedaan voor wat betreft de algemene voorwaarden die in een extreem klein lettertype in het grijs op een wit blad werden vermeld (Vred. Turnhout, 3 augustus 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, noot Broekaert).

Verwijzing naar de wet

Aangezien de wet de beroepsbeoefenaar de verplichting oplegt om de consument volledigte informeren, mag de overeenkomst in principe niet zonder meer verwijzen naar de wet. In de overeenkomst moet een tekst en/of bedingen worden opgenomen waarin de teksten of de beginselen van de wet worden gereproduceerd. Een kredietgever mag zich dus niet beperken tot het voorzien van een ontbindend beding dat verwijst naar de gevallen van artikel 29. Deze gevallen moeten zelf uitdrukkelijk vermeld worden in de kredietovereenkomst.

Verwijzing naar de algemene voorwaarden

De kredietgever is vaak geneigd in de kredietovereenkomst een beding van verwijzing naarde algemene voorwaarden op te nemen die hij heeft uitgewerkt voor al zijn verrichtingen. De verplichte vermeldingen moeten volgens de wet verplicht worden opgenomenin de overeenkomst; ze kunnen dus niet worden opgenomen inalgemene voorwaarden of in een lastenboekwaarnaar de overeenkomst verwijst (in deze zin: Vred. Sint Nicolas, 23 oktober 2003, Jaarboek Kredietrecht., 2003, 29).

De verwijzing naar de algemene voorwaarden mag dus enkel betrekking hebben op vermeldingen waarvan de wet niet de verplichte opname in de overeenkomst oplegt. Dit veronderstelt dat deze voorwaarden worden gevoegd bij de overeenkomst en dat een exemplaar ervan wordt overhandigd aan de consument en dat hij dit gelijk met de overeenkomst ondertekent (zie HvJ, 9 november 2016 in de zaak Home Credit Slovakia C-42/15).

Volgens de administratie zijn verwijzingen naar een algemeen reglement slechts mogelijk in de mate dat dit reglement niet in strijd is met het WER en dat de consument er kennis van heeft gekregen met het voorstel van overeenkomst. Het beding dat bepaalt dat de tekst van dit Reglementop eenvoudig verzoek kan verkregen worden in alle agentschappenis niet voldoende om te voldoen aan de in artikel VII.70 [VII.127] en VII.74 [VII.129] van de wet bedoelde informatieplicht van de kredietgever.

Ten slotte voldoet de toevoeging vanalgemene voorwaarden die van toepassing zijn op verrichtingen die geen verband houden met de kredietovereenkomst niet aan de vereisten van duidelijkheid en beknoptheid. Bij het onderzoek van de kredietovereenkomst in uitvoering, kan de administratie verzoeken om de wijziging van de bepalingen van dealgemene voorwaarden die in strijd zouden zijn met de WCK of ten minste dat in de kredietovereenkomst een opsomming zou worden opgenomen van de bepalingen van dealgemene voorwaarden die niet kunnen worden toegepast op de verrichtingen van consumentenkrediet.

De administratie heeft dus het volgende advies uitgevaardigd:

  • Met het oog op een exacte en volledige voorlichting betreffende de kredietovereenkomst(art. 11 van de wet)[VII.70] [VII.127], moet in de overeenkomst worden verduidelijkt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn in de mate dat de wet van12 juni 1991 op het consumentenkrediet [de WER] er niet van afwijkten moeten debeoogde artikelen van dealgemene voorwaarden worden verduidelijkt.
  • Of nog: Het WCK [WER] legt een specifieke overeenkomst op. De consument mag geen kredietovereenkomst worden opgedrongen die in werkelijkheid slechts een geheel van voorwaarden is die van toepassing zijn op de verrichtingen van alle aard die de bank behandelt. Er is specifieke informatie over de verrichting van consumentenkrediet vereist en de consument kan niet verplicht worden om alle bedingen van het algemene reglement te analyseren om te begrijpen welke bedingen specifiek van toepassing zijn op de kredietovereenkomst.

Deze algemene voorwaarden moeten worden onderworpen aan de FODEconomie net zoals de rest van de overeenkomst. Dit geldt overigens eveneens voor andere documenten waarnaar de kredietovereenkomst kan verwijzen zoalshet algemene bankreglement, de beginselen van weging in geval van Lombard krediet, dealgemene voorwaarden die verband houden met het gebruik van een kredietkaart en eventueel met dediensten die eraan gekoppeld zouden zijn.

Technische termen en commerciële termen

De administratie merkt vaak op dat het gebruik van technische termen die verschillen van deze die de wet gebruikt het begrip van de bepalingen soms bemoeilijkt en de consument misleidt indien hij de wetteksten de contractuele tekst wil vergelijken. Artikel VII.78, § 2, 1°, [VII.134, § 2,1°] legt de verplichting op om in de standaardovereenkomst het soort krediet te vermelden dat door de overeenkomst wordt beoogd. Dit verwijst naar de gereglementeerde kredietsoorten: verkoop op afbetaling, lening op afbetaling, financieringshuur, kredietopening, geoorloofde debetstand, overschrijding of nog, Hypothecair krediet met roerende of onroerende bestemming. De betrokken kredietvorm moet vermeld worden door de terminologie van de wet minstens in de titel van de overeenkomst te gebruiken. De consument moet immers, bij de vergelijking van de inhoud van de overeenkomst met detekst van de wet, kunnen begrijpen welke de bepalingen zijn die van toepassing zijn op de beoogde kredietovereenkomst. Het is niet verboden om daarnaast een handelsbenaming te gebruiken, maar de overeenkomst moet minstens een definitie geven van de handelsbenaming door verwijzing naar de terminologie van de wet. Ten slotte is voor het begrip van de consument vereist dat de overeenkomst minstens in de hoofding van de bepalingen ervan de volledige titel van de wet bevat die van toepassing is op de overeenkomst.(Consumentenkrediet gereguleerd door het Wetboek van economisch recht [Boek VII, titel 4, hoofdstuk 1] of hypothecair krediet met onroerende bestemming gereguleerd door het Wetboek van economisch recht [Boek VII, titel 4, hoofdstuk 2].

De combinatie van verschillende kredietovereenkomsten

Hoewel het toegelaten is, is de combinatie binnen dezelfde overeenkomst van twee kredieten niet de meest gelukkige vorm voor de leesbaarheid en het begrip van de consument. In een advies dat aan een kredietgever werd overgemaakt, verduidelijkt de administratie het volgende: het zou logisch lijken dat, in het geval dat er twee kredietvormen worden toegekend, deze gekoppeld zouden worden aan twee verschillende rekeningen zodat de bank met zekerheid zou kunnen zeggen voor welk krediet het bedrag werd opgenomen, behoudens andere maatregelen die u zou treffen maar die op dit ogenblik niet vermeld worden in uw overeenkomst.

Andere adviezen van de administratie
 

  • Er kan niet bepaald worden dat bepalingen van toepassing zijn onder “voorbehoud van” andere bepalingen, noch dat bepalingen voorrang hebben op andere bepalingen als die tegenstrijdig zouden zijn. Als de consument moet zoeken welke bepalingen wanneer van toepassing zijn, is het kredietcontract niet duidelijk en beknopt.
  • Het is veel beter om een ​​enkel overeenkomst door de consument te laten tekenen. Als er bepalingen uit meerdere documenten van toepassing zijn, maken die documenten deel uit van het kredietcontract en moeten ze samen overhandigd en ondertekend worden, wat uit het kredietcontract moet blijken. Het volstaat dan bv. ook niet om enkel de bijzondere voorwaarden en niet de algemene voorwaarden van het kredietcontract te laten ondertekenen. Deze stellingname wordt bevestigd in een arrest van het Europees Hof van Justitie van 9 november 2016 in de zaak Home Credit Slovakia C-42/15.
  • Het kredietcontract moet duidelijk aangeven welke bepalingen uit die meerdere documenten van toepassing zijn en welke niet. Het volstaat niet om in de bijzondere of algemene voorwaarden te verwijzen naar de betreffende documenten, er moet minstens verwezen worden naar de betreffende bepalingen.
  • Het beding dat het volgende vermeldt " ( … ) voor het overige wordt verwezen naar het algemene reglement van verrichtingen van de bank. De bepalingen van hogervermeld reglement die in strijd zouden zijn met de dwingende wettelijke bepalingen van de WCK of van enige andere wetgeving, moeten als nietig en zonder gevolg worden beschouwd voor de geldigheid van de andere bepalingen in deze overeenkomst"moet als onvoldoende worden beschouwd in het licht vande WCK.
  • Een loutere verwijzing naar wetsartikelen, zonder verdere duiding, is niet voldoende duidelijk. Dragen verder nog bij tot de duidelijkheid: voldoende grote lettertekens, onderverdeling in rubrieken met titels die de lading dekken, het samen zetten van elementen die samen horen, woorden die de “gemiddelde” consument begrijpt.
  • De kredietnemer moet duidelijke en nauwkeurige informatie verkrijgen over waartoe hij zich verbindt krachtens de kredietovereenkomst, overeenkomstig artikel14, §2, van de WCK. Bijgevolg moet de grootte van het in de overeenkomst gebruikte letterteken, dat de overeenkomst moeilijk leesbaar maakt, worden vergroot om het de consument mogelijk te maken om de overeenkomst beter te lezen en beter te begrijpen waartoe hij zich verbindt.
  • De voorgelegde modelovereenkomst is niet leesbaar genoeg, specifiek op het vlak van de in bijlage opgenomen algemene voorwaarden. De kredietnemer moet echter duidelijke informatie krijgen over hetgeen waartoe hij zich krachtens de kredietovereenkomst verbindt, overeenkomstig artikel 14, § 2 van de WCK. Bijgevolg moet minstens de grootte van het in de overeenkomst gebruikte letterteken, dat de overeenkomst moeilijk leesbaar maakt, gewijzigd worden.
  • Bovendien is het onderscheid dat wordt gemaakttussende "algemene gereglementeerde voorwaarden" en de "andere algemene voorwaarden" van geen belang, aangezien alle voorwaarden in overeenstemming moeten zijn met de wet.
  • Deze opmerkingen bewijzen overduidelijk een gebrek aan duidelijkheid, een gebrek aan uitleg en een gebrek aan coherentie, hetgeen onverenigbaar is met de doelstelling van voorlichting van de consument die de richtlijn nastreeft en die onder meer vertaald is in artikel14 van de WCK. Gelieve bijgevolg het concept en uw intentieste verduidelijken en al de nodige wijzigingen te verrichten.
  • Verklaringen van de kredietbemiddelaar aan de kredietgever horen niet thuis in een kredietcontract ondertekend door de consument.
  • Gelieve bovendien te letten op de opstelling van uw overeenkomsten. Het kredietbedrag, de debetrentevoet en nog andere informatie bevinden zich bijvoorbeeld nog in de rubriek "geraadpleegde bestanden" op de eerste pagina van de overeenkomst van kredietopening. Ook de gebruikte termen zijn niet altijd even gepast, zo heeft u het over "geldopneming" terwijl het zou moeten gaan over "opneming van het krediet".
  • De voorwaarden van opneming lijken ons weinig duidelijk en zouden mogen verduidelijkt worden, in overeenstemming met artikel14, § 2, 6° van de WCK [VII.78, § 2, 6° CDE]. Indien de consument over een kaart beschikt om zijn aankopen bij een handelaar te betalen, moet ook worden verwezen naar de regels die van toepassing zijnkrachtens de wetgeving betreffende de betaaldiensten.
  • Wanneer de debetrentevoet variabel is, gelieve deze dan, in overeenstemming met artikel14, § 2, 8°, te vermelden op de plaats waar u de rentevoet vermeldt en niet in het midden van alle algemene voorwaarden. Bij de eerste lezing van uw overeenkomst zou de consument immers kunnen denken dat de debetrentevoet vast is, hetgeen duidelijk niet het geval is.
  • De verwijzing naar de algemene voorwaarden van de bank stelt meer bepaald problemen op twee vlakken (hieronder vermeld).

    Ten eerste wordt in artikel33.2 van de algemene voorwaarden van de bank vermeld dat"alle geschillen worden onderworpenaan de exclusieve bevoegdheid van de rechtbanken van het arrondissement Brussel". De kredietgever mag echter niet beslissen welke de bevoegde rechter is die moet kennisnemen van het geschil. Krachtensartikel628, 8° van het Gerechtelijk Wetboek is de rechter van de woonplaats van de consument bevoegd op het vlak van consumentenkrediet.

    Ten tweede kan het beding30.1, § 3 van de algemene voorwaarden van de bank, dat betrekking heeft op het einde van de zakenrelatie, in conflict komen met de dwingende bepalingenvan de WCK.Gelieve in dit opzicht te noteren dat het altijd mogelijk is voor de kredietgever om, mits inachtneming van bepaalde voorwaarden, de ontbinding van de overeenkomst te vorderen krachtens artikel95 van de WCK.

    Het is evenmin mogelijk voor de bank om er alleen maar naar te verwijzen onder voorbehoud dat zij niet strijdig zijn met de dwingende wetsbepalingen, aangezien de consument het recht heeft om op een duidelijke en beknopte wijzegeïnformeerd te worden overeenkomstig artikel 14 van de WCK [VII.78]. Gelieve bijgevolg ofwel de bepalingen van de algemene voorwaarden aan te duiden die van toepassing zullen zijn, ofwel deze aan te duiden die niet van toepassing zullen zijn. In het beste geval worden deze opgenomen in dealgemene voorwaarden van de kredietovereenkomst om de lezing ervan te vergemakkelijken voor de consument.

  • Wij zien het belang niet in van de woonstkeuze in artikel16 van uw algemene voorwaarden vermits het adres van de kredietgever waarmee de consument moet rekening houden wordt vermeld op de eerste bladzijde van de overeenkomst, overeenkomstig artikel14, § 2, 3° van de WCK [VII.78, § 2, 3°, CDE]. De verveelvoudiging van informatie van dezelfde soort kan ook enkel leiden tot misleiding van de consument, hetgeen moet vermeden worden overeenkomstig de ratio legis van de wet.

 

VII.78, § 2, 1° en VII.134, § 2, 1°: Soort krediet

 

VII.78, § 2, 1° : het soort krediet

kredietsoorten

De kredietsoorten die in het WER worden omschreven

Artikelen VII.78, § 2, 1° et VII.134, § 2, 1° leggen de verplichting op omin de overeenkomst het soort krediet te vermeldendat beoogd wordt door de overeenkomst.

Het WER identificeert de volgende gereglementeerde kredietsoorten:

Consumentenkrediet :

  • De lening op afbetaling
  • De verkoop op afbetaling
  • De financieringshuur
  • De kredietopening

Het hypothecair krediet :

  • met roerende bestemming, doorgaans in de vorm van een lening op afbetaling maar die ook kan worden toegekend in de vorm van een verkoop op afbetaling of kredietopening
  • het krediet met onroerende bestemming
    • het krediet met onroerende bestemming in de vorm van een lening op afbetaling: Deze kredietvorm veronderstelt de afschrijving van het kapitaal (I.9.61° WER) middels periodieke betalingen (art. VII.144.1°, WER).
    • het krediet met onroerende bestemming met wedersamenstelling van kapitaal middels een samenhangende overeenkomst. Voor de wedersamenstelling (I.9.62°) kan het samenhangende contract (art. VII.144.2°, WER) slechts een levensverzekeringsovereenkomst (met verduidelijking van het soort van levensverzekering), een kapitalisatie overeenkomst of een andere spaarvestiging zijn.
    • Het krediet met onroerende bestelling in de vorm van een lening met vaste termijn door een eenmalige terugbetaling van het kapitaal. (art. VII.144.3°, WER). Het overbruggingskrediet valt eerder onder deze categorie. Dit krediet kan van onbepaalde duur zijn. Het WER bepaalt geen enkele wettelijk bepaalde noch hernieuwbare periode voor dit type van krediet. De periode wordt bepaald door de kredietgever. De duur van het overbruggingskrediet kan dus verschillen van kredietgever tot kredietgever.

Belangrijke opmerkingen:

  1. Deze benamingen zijn de benaming die door het KB van 23 maart 2017 houdende de regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren worden voorzien.
  2. Voor de FOD, dient de benaming va lening en lening op afbetaling verkozen worden boven het begrip «voorschot». Bepaalde kredietgevers willen het begrip “lening” te vermijden om geen verwarring te creëren met de betekenis ervan in het burgerlijk recht dat veronderstelt dat er een materiële afgifte is van het voorwerp van de lening wat dus niet mogelijk is wanneer er een periode van opneming wordt gespreid over bijvoorbeeld een jaar. Het FOD vraagt niettemin om gebruik te maken van de woorden “lening” of “lening op afbetaling, zelfs in het hypothecair krediet.
  3. Het hypothecair krediet met onroerende bestemming kan nooit in de vorm van een kredietopening worden toegekend (niet te verwarren met de kader kredietopening, die op zichzelf geen krediet is).
  4. De administratie vraagt dat de kader kredietopeningsovereenkomst die door kredietgevers voor hypothecaire kredieten wordt gebruikt wordt omschreven onder het begrip “kaderovereenkomst” in de mate waarin dit contract als zodanig geen kredietopening noch een krediet omvat. De overeenkomst moet de consumenten toelaten om op duidelijke wijze het verschil tussen de toepasselijke bepalingen op de kredieten en de toepasselijke bepalingen op de hypothecaire zekerheden die in de kaderovereenkomst worden vermeld, te begrijpen.

Volgens het verslag aan de Koning, Wat het begrip "kredietsoort" onder artikel 2, § 1, 5°, betreft wordt verwezen naar de algemene inleiding supra. Tot op heden werd in het raam van het consumentenkrediet onder kredietsoort verstaan een verkoop op afbetaling, een lening op afbetaling een financieringshuur of een kredietopening. Deze "soorten" krediet kunnen met uitzondering van de financieringshuur eveneens gelden voor het hypothecair krediet. Het klassieke woonkrediet beantwoordt volkomen aan de definitie van "lening op afbetaling" zoals bedoeld in artikel I.9, 48°, WER: "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen".

Voor de hypothecaire kredietovereenkomsten worden de kredieten met wedersamenstelling, overbruggingskredieten en de verkoop van een onroerend goed op afbetaling beschouwd als kredieten die worden gelijkgesteld aan een krediet op afbetaling (zie het Verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren).

Ten uitzonderlijke titel en uitgaande van de volstrekt bijzondere modaliteiten voor een specifiek cliënteel, gebeurt het soms dat de FOD Economie sui generis contracten aanvaard die zich niet aan een van de in de wet opgesomde kredieten kan voegen. Deze zeer uitzonderlijke gevallen, veronderstellen dat er een onderzoek gebeurt van alle contractuele bepalingen en kunnen delicate vragen opwerpen inzake de redactie ervan in het licht van de dwingende bepalingen van de wet.

Om het type van krediet te kunnen identificeren in de reclame, prospectus, SECCI of ESIS en de kredietovereenkomst en om de consument volledig te kunnen informeren, kan de benaming worden vervolledigd door de principiële modaliteiten van de overeenkomst, zijnde de duur (bepaald/onbepaald), de rentevoet (vast/variabel), de terugbetalingsmodaliteiten van het kapitaal (afschrijving wederbelegging, eenmalige afschrijving, …).

Het is dus aangeraden om bv. gebruik te maken van de volgende benamingen:

  • Consumentenkrediet in de vorm van een lening op afbetaling van bepaalde duur (of een duur van X jaren/maanden) met vaste rentevoet en periodieke afschrijvingen van het kapitaal;
  • Consumentenkrediet in de vorm van een lening op afbetaling van bepaalde duur (of een duur van X jaren/maanden) met vaste rentevoet en eenmalige afschrijving;
  • Consumentenkrediet in de vorm van een kredietopening met variabele rentevoet en van onbepaalde duur;
  • Hypothecair krediet met roerende bestemming in de vorm van een lening op afbetaling middels constante betalingstermijnen van een duur van X jaar, aan vaste rentevoet met een vijfjaarlijkse herziening;
  • Hypothecair krediet met roerende bestemming in de vorm van een kredietopening van onbepaalde duur, met variabele rentevoet;
  • Hypothecair krediet met onroerende bestemming in de vorm van een lening op afbetaling voor een duur van X jaar met vaste rentevoet;
  • Hypothecair krediet in de vorm van een krediet van onbepaalde duur met eenmalige terugbetaling van het kapitaal
  • kaderovereenkomst,

Kredietsoorten en adviesplicht

De adviesplicht van kredietgevers en bemiddelaren houdt in dat zij verplicht zijn het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet. De eerste stap is een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten krediet volgens de hierboven vermelde categorieën. Het gaat er ook om bij een bepaald soort krediet de meest geschikte vorm te zoeken, rekening houdend met de financiële situatie van de consument en het doel van het krediet. Wanneer de kredietgever en de tussenpersoon weten of moeten weten dat het krediet wordt gebruikt voor de financiering van een goed of een dienst, moeten zij dit in de overeenkomst vermelden om de consument de bescherming te bieden van de in de artikelen VII.91 en VII.147/5 bedoelde opschorting van betalingen tot de levering. Deze kredietmethode lijkt het meest geschikt voor kredietdoeleinden. Indien de kredietgever voornemens is het geld rechtstreeks aan de consument te betalen, heeft hij in ieder geval een bijzondere verplichting om informatie te verstrekken over het recht om betalingen op te schorten tot aan de levering en het risico van betaling aan de verkoper vóór de levering (zie de toelichting op deze bepalingen).

De sui generis contracten

Ten uitzonderlijke titel en uitgaande van de volstrekt bijzondere modaliteiten voor een specifiek cliënteel, gebeurt het soms dat de FOD Economie sui generis contracten aanvaard die zich niet aan een van de in de wet opgesomde kredieten kan voegen. Deze zeer uitzonderlijke gevallen, veronderstellen dat er een onderzoek gebeurt van alle contractuele bepalingen en kunnen delicate vragen opwerpen inzake de redactie ervan in het licht van de dwingende bepalingen van de wet.


Handelsbenaming

De kredietgever mag eenhandelsbenaming gebruiken voor zover deze op een duidelijke en nauwkeurige wijze wordt uitgelegd in de bijzondere voorwaarden (terminologie) en geen verwarring schept. Deze benaming kan echter slechts geldig zijn indien deze niet in strijd is met de bepalingen met betrekking tot de kredietpromotie, dit wil zeggen met artikel 6 van de WCK. Bij de beoordeling van deze benaming wordt ook rekening gehouden met het doel van de wet, dit wil zeggen de bescherming van de consument en de bevordering van de vergelijking van de kredietaanbiedingen door de gemiddelde consument, en bijgevolg met de mogelijkheid voor laatstgenoemde om het product te identificeren dat hem wordt aangeboden ten opzichte van de bepalingen van de WCK. Bijgevolg,

    • moet de titel van de overeenkomst in ieder geval de wettelijke benaming zijn, vermits het een document betreft dat de consument zal ondertekenen en dat hem zal verbinden ten aanzien van de kredietgever;

    • kan de wettelijke of handelsbenamingzonder onderscheid worden gebruikt in de algemene en bijzondere voorwaarden van de overeenkomst. Het lijkt echter opportuun om slechts één enkele term te gebruiken om de lezing en het begrip van de consument te vergemakkelijken;

    • kan de handelsbenaming gebruikt worden in de reclame die voor dit product wordt gemaakt,onder voorbehoud van de bepalingen vande WCK inzake reclame, voor zover de wettelijke benaming minstens één keer rechtstreeks en duidelijk wordt aangegeven(VII.65, § 2, al.2, 5°/VII.123, § 2, al. 2, 5°).

De combinatie van verschillende kredietovereenkomsten

Hoewel het toegelaten is, is de combinatie binnen dezelfde overeenkomst van twee kredieten niet de meest gelukkige vorm voor de leesbaarheid en het begrip van de consument. In een advies dat aan een kredietgever werd overgemaakt, verduidelijkt de administratie het volgende: het zou logisch lijken dat, in het geval dat er twee kredietvormen worden toegekend, deze gekoppeld zouden worden aan twee verschillende rekeningen zodat de bank met zekerheid zou kunnen zeggen voor welk krediet het bedrag werd opgenomen, behoudens andere maatregelen die u zou treffen maar die op dit ogenblik niet vermeld worden in uw overeenkomst.

Andere commentaren van de administratie:

  • Om overeen kredietopening te gaan moet de consument kunnen kiezen wanneer hij welk bedrag opneemt en moet hij het in principe ook opnieuw kunnen opnemen als hij het terugbetaald heeft. Aan de heropneming kunnen echter voorwaarden verbonden zijn, bv. in het raam van een roll-over.
  • Krachtens artikel14, § 3, 1°, van de WCK moet het aangeboden soort krediet op duidelijke en beknopte wijze worden vermeld. Gelieve bijgevolg te vermelden, zoals wij hebben afgeleid uit uw modelovereenkomst, dat het een geoorloofde debetstand op een rekening terugbetaalbaar binnen een termijn van drie maanden betreft. Wij merken op dat, indien het de bedoeling is een bepaald goed of een bepaalde dienst te financieren, het wenselijk zou zijn een lening op afbetaling af te sluiten en niet een kredietopening. In dit opzicht heeft u het in uw e-mail zelf over een lening waarvan de consument progressief zou kunnen gebruik maken door bijvoorbeeld de noodzakelijke bedragen op zijn bankrekening op te nemen of door een progressieve vrijgave van de bedragen aan de verkoper. Bijgevolg moet u er, naargelang de gekozen vorm, op toezien dat de gebruikte termen niet gemengd worden. Deze opmerkingen bewijzen overduidelijk een gebrek aan duidelijkheid, een gebrek aan uitleg en een gebrek aan coherentie, hetgeen onverenigbaar is met de doelstelling van voorlichting van de consument die de richtlijn nastreeft en die onder meer vertaald is in artikel 14 van de WCK. Gelieve bijgevolg het concept en uw intenties te verduidelijken en al de nodige wijzigingen te verrichten.
  • Krachtens artikel6, § 1, 2° van de WCK [VII.65, § 1, 2°] is elke reclame voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op"het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen"verboden. Bovendien is krachtensartikel6, § 1, 2e lid, 7° elke reclame voor een kredietovereenkomst die"aanduidt met bewoordingen (...) dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant" eveneens verboden. De keuze van de handelsbenaming "Direct Cash" voor uw kredietovereenkomst is echter in strijd met deze twee bepalingen. Het is immers onmogelijk om het product voor te stellen aan de klant, zonder de benaming ervan te vermelden. Bijgevolg zal er reclame worden gevoerd voor het product, naast enige andere reclamecampagne die u zou kunnen organiseren. De handelsbenaming van het product moetvolgens ons dus herzien worden om in overeenstemming te worden gebracht metde WCK.
  • Indien u de vermelding "persoonlijke lening" of "VAB" wenst aan te duiden, gelieve dit dan in de overeenkomst te doen en niet in de titel, teneinde de in artikel 1 van de WCK gebruikte terminologie in acht te nemen. Uw overeenkomst zal er alleen maar begrijpelijker van worden overeenkomstig artikel14, § 2, 2° van de WCK dat de verplichting oplegt om op duidelijke en beknopte wijze het soort krediet te vermelden dat aan de consument wordt aangeboden. Gelieve artikel7 van uw overeenkomst met betrekking tot de overschrijding opnieuw te formuleren, dat laat verstaan dat de overschrijding verboden is krachtens de wet. Deze verklaring is onjuist aangezien het aan de kredietgever toekomt om te beslissen of hij dit al dan niet toestaat, zoals vermeld in artikel60bis van de WCK.

 

VII.78, § 2, 2° en VII.134, § 2, 2°: de identiteit van de consument en van de zekerheidsteller

 

VII.78, § 2, 2°: Identiteit van de consument(en) en de borg(en)

De inlichtingen inzake de identiteit van de consument en de borgen moeten worden opgenomen in de overeenkomst nadat ze zijn onderzocht [VII.76 - VII.132] aan de hand van identiteitsdocumenten. Deze controles zijn belangrijk in zoverre dat consumenten in bepaalde gevallen hebben geprobeerd zich onrechtmatig de identiteit van een derde toe te eigenen om een krediet te verkrijgen. De afwezigheid van de vermelding van de geboorteplaats van de consument verplicht de rechter er bijvoorbeeld toe de sanctie toe te passen voorzien in artikel 86 [VII.195] van de wet (Vred. Kortrijk, 30 januari 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 69).

Hoewel het niet in de wet wordt aangegeven, moet de kredietgever eveneens beschikken over het rijksregisternummer van de consument. Het is namelijk door middel van dat nummer dat de Centrale voor Kredieten aan Particulieren moet worden geraadpleegd, wat verplicht is (VII.150, CDE).

Wanneer de overeenkomst bij een kredietbemiddelaar wordt gesloten, is de kredietbemiddelaar verantwoordelijk voor de identiteitscontrole (Vred. Zomergem, 28 maart 1997, Jaarboek Kredietrecht 1997, 120).

Zie commentaar artikel VII.76

VII.78, § 2, 3° en VII.134, § 2, 3°: de identiteit van de kredietgever

de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument

Elke vermelding die verwijst naar een vergunning is verboden (artikel VII.123, § 2, lid 2, 1°), tenzij een bijzondere regel van dit verbod afwijkt. Artikel VII.123 verwijst naar reclame maar de definitie van reclame, zoals opgenomen in artikel I.8, 13 ° van de wet, is zeer ruim: "iedere mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen". De wetgever wilde vermijden dat de verwijzing naar een vergunning zou kunnen geïnterpreteerd worden als een garantie van de staat en wilde niet dat de kredietgever gebruik zou kunnen maken van het feit vergund te zijn als een bewijs van integriteit.

Advies van de administratie (consumentenkrediet):Wij zien het belang niet in van de woonstkeuze in artikel 16 van uw algemene voorwaarden vermits het adres van de kredietgever waarmee de consument moet rekening houden wordt vermeld op de eerste bladzijde van de overeenkomst, overeenkomstig artikel 14, § 2, 3° van de WCK. De verveelvoudiging van informatie van dezelfde soort kan ook enkel leiden tot misleiding van de consument, hetgeen moet vermeden worden overeenkomstig de ratio legis van de wet.

VII.78, § 2, 4° et VII.134, § 2, 4°: de identiteit van de kredietbemiddelaar

 

VII.78, § 2, 4° : identiteit van de kredietbemiddelaar

 

VII.78, § 2, 4° en VII.134, § 2, 4° : desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;

Principe

De aanduiding van de naam van de kredietbemiddelaar is vereist, ongeacht of het gaat om een verbonden agent of een kredietmakelaar. De informatie volstaat niet. Ze moet worden aangevuld met de aanduiding van de hoedanigheid van de tussenpersoon overeenkomstig artikel 63 §2 (hoedanigheid van kredietmakelaar of kredietagent).

Voor de consumentenkredietovereenkomsten, dient de informatie die onder art. VII.78, § 2, 4° wordt hernomen, vervolledigd worden door de aanduiding van de kwalificatie van de agent overeenkomstig art. VII.73 (kredietmakelaar of verbonden agent). Elke vermelding die verwijst naar een inschrijving wordt verboden (art. VII.65, § 2, 1°), tenzij er een bijzondere bepaling afwijkt van dit verbod. Art. VII.65 heeft betrekking op de reclame maar de definitie van reclame, zoals bepaald onder art. I.8, 13 ° van de wet is zeer breed

Voor de hypothecaire kredietovereenkomsten, voorziet art.VII.128, §1, bovenop de informatie die wordt hernomen onder art. VII.134, dat de bemiddelaar alvorens de bemiddeling aan te vangen, het registratienummer waaronder hij is inschreven bij de FSMA (concreet zijn KBO nummer) moet aangeven samen met de middelen om deze inschrijving te controleren( de link naar de website van het FSMA waar dit register kan worden geraadpleegd) en moet aanduiden of hij een verbonden agent is of ten exclusieve titel voor meerder kredietgevers werkt. In dit geval, moet hij ook de naam van de kredietgevers, voor wie hij optreedt, vermelden (b.v. Kredietbemiddelaar, BVBA XYZ, Handelsstraat 25 te 1040 Etterbeek, FSMA / KBO 0123.456.789 Verbonden agent van Bankrediet NV of exclusieve agent van Bankkrediet NV en van NV Kaartkrediet XY).

De rol van de verkoper op afbetaling en de gevolgen ervan voor de toepassing van de wet

  • Ofwel gaat het om een verkoper-kredietgever die onmiddellijk zijn rechten aan de kredietgever overdraagt en daardoor is vrijgesteld van de erkenning, maar wel moet zijn ingeschreven: in dat geval moet in de overeenkomst worden vermeld dat de verkoper de verkoop sluit met spreiding van betaling en dat het om een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling gaat overeenkomstig artikel VII.103 of VII.147/18. De verkoper moet ook als bemiddelaar in de overeenkomst tussenkomen.
  • Ofwel gaat het om een contante verkoop gefinancierd door een afzonderlijke kredietovereenkomst: in de overeenkomst moet de verkoper dan als gebonden agent of kredietmakelaar worden geïdentificeerd.

Ook indien omwille van commerciële redenen een andere term dan kredietbemiddelaar zou moeten gekozen worden, is de administratie van oordeel dat het van essentieel belang is dat de consumentzonder problemenelke tussenkomende persoon en bij uitbreiding de verantwoordelijkheden en verplichtingen van elk van hen kan identificeren. In de overeenkomst zou de consument dus uitleg moeten gegeven worden over de gebruikte term en over de reden van deze verveelvoudiging van actoren.

Voorbeelden - rechtspraak:

  • De rechter paste de sanctie voorzien in artikel 86[VII.195] toe omdat de identificatie van de kredietbemiddelaar niet overeenstemde met wat artikel VII.78, §2 3° voorschrijft (Vred. Kortrijk, 4 maart 1997, T. Vred. 1997, 419; Vred. Gent, 3 december 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 119);

  • De weglating van de naam, voornaam of vennootschapsvorm alsook het inschrijvingsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken, van de kredietbemiddelaar, zorgt voor een nietigverklaring van de leenovereenkomst of een vermindering van de verplichtingen van de consument tot het nominale bedrag van de lening krachtens art. 86 WCK [VII.195, WER], met behoud van het voordeel van de gespreide betalingen (Vred. Gent, 3 december 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, 171).

  • Wanneer de kredietovereenkomst door bemiddeling van een kredietagent wordt gesloten, moet de consument op de hoogte zijn van zijn hoedanigheid als kredietbemiddelaar alsook van de draagwijdte van zijn bevoegdheden. De loutere vermelding van een getal van 10 nauwelijks leesbare cijfers op het kredietaanbod voldoet niet aan deze voorwaarde, gezien de consument op die manier de identiteit van de persoon in kwestie niet kan bepalen (schending van artikel 63, § 1 van de wet op het consumentenkrediet [VII.73, WER]) (Vred. Sint Niklaas, (II), 8 december 1999, T.Vred., 2002, 105).

 

 

VII.78, § 2, 3° en 4° - VII.134, § 2, 3° en 4°: de gegevens van de bevoegde administratie

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
Algemene Directie Economische Inspectie
North Gate III
Koning Albert II-laan 16
1000 Brussel

02/277.54.84 (NL) en 02/277.54.85 (FR)

https://meldpunt.belgie.be/ (NL)
https://pointdecontact.belgique.be/ (FR)

VII.78, § 2, 5° en VII.134, § 2, 5°: De duur van de kredietovereenkomst

 

VII.78, § 2, 5° : De duur van de kredietovereenkomst

Principe

De duur van de kredietovereenkomst moet verduidelijkt worden. Het kan niettemin een onbepaalde duur betreffen zoals vaak het geval is voor de kredietopeningen. De administratie herinnert er herhaaldelijk aan dat het niet mogelijk is in een kredietovereenkomst om een stilzwijgende verlenging te voorzien of de mogelijkheid om stilzwijgend een nieuwe kredietovereenkomst tot stand te brengen die door schuldvernieuwing in de plaats zou komen van de initiële overeenkomst. Het vereiste formalisme voor de totstandkoming van de overeenkomst zou dus geschonden zijn.

Behoudens in sommige gevallen van verkoop op afbetaling, loopt de duur van de kredietovereenkomst vanaf de ondertekening van het kredietcontract en moet bepaald worden in termen van x dagen, maanden, jaren, of een combinatie daarvan. Het volstaat niet om een eindvervaldag te bepalen. Het volstaat ook niet om het aantal en de periodiciteit van de termijnbedragen mee te delen, dat is een andere verplichte vermelding (artikel VII. 78, § 3, 3° WER - VII.134, § 3, 3° WER). In sommige gevallen van verkoop of afbetaling kan de voorgaande regeling niet altijd toegepast worden. Denken we bijvoorbeeld aan autofinanciering waar de exacte leveringsdatum niet is gekend.

Adviezen van de administratie (Consumentenkrediet)

  • Het beding "Indien dit niet het geval is, verbindt de consumentzich ertoe een lening op afbetaling af te sluiten (...). Deze lening heeft de schuldvernieuwing voor gevolg (...)" isin strijd met artikel30 van de WCK en heeft geen enkele juridische waarde. Indien de consument niet meer in staat is om terug te betalen kunt u hem een nieuwe kredietovereenkomst voorstellen, maar hij mag zich in ieder geval in de eerste kredietovereenkomst niet toe verbinden een tweede te sluiten om de eerste terug te betalen, in geval van tekortkoming van zijn kant.
  • U kunt ofwel kiezen voor een kredietovereenkomstvan bepaaldeduur met de mogelijkheid - indien u dit wenst -om een nieuwe overeenkomst te sluiten bij het verstrijken van deze periode, ofwel voor een overeenkomst van onbepaalde duur. Een stilzwijgende verlenging, zoals bepaald in de overeenkomst, kan echter niet overwogen worden, onder meer krachtens artikel30 van de WCK[VII.86, WER].

VII.78, § 2, 6° en VII.134, § 2, 6°: het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming

 

VII.78, § 2, 6° : het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming

Het kredietbedrag

Het kredietbedrag is bepaald en niet bepaalbaar, er kan dus geen sprake zijn van een “maximaal” bedrag. Het kredietbedrag is per definitie volledig opneembaar. De kredietgever kan niet eenzijdig een kredietopname weigeren omdat hij daarmee het kredietbedrag verlaagt en dus wijzigt, wat in strijd is met artikel VII. 86, § 2 WER. Hij kan het krediet hooguit opschorten overeenkomstig de bepalingen van artikel VII. 98. § 2 WER. De eventuele redenen waarom het kredietbedrag niet (volledig) kan opgenomen worden, kaderen in de voorwaarden van de kredietopname en moeten daarom duidelijk in het kredietcontract bepaald zijn als ze vooraf gekend zijn.

De administratie aanvaardt geen kredietovereenkomsten die de consument de mogelijkheid bieden het geleende bedrag te verhogen. Dat is het geval bij een overeenkomst waarin meerdere bedragen worden vermeld die kunnen worden toegestaan. Dat procédé is in strijd met artikelen VII.78, § 2, 6° en VII.134, § 2, 6° (de kredietgever moet het bedrag vermelden); met artikelen VII.75 en VII.131(men moet het bedrag zoeken dat het beste is aangepast gelet op de financiële situatie van de consument op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst); met artikelen VII.69 en VII.126 (de consument moet een uitdrukkelijke en voorafgaande aanvraag indienen); met artikelen VII.77 en VII.133 (de kredietgever moet telkens de financiële situatie van de consument controleren). Dit sluit niettemin niet uit dat het bedrag van het gebruik van het krediet afhankelijk is van deportefeuille van roerende waarden in het kader van eenLombard Krediet.

Trapsgewijze kredietopening

De verplichting om het kredietbedrag te vermelden verbiedt in de kredietovereenkomst een variabel bedrag te bepalen. Zo heeft de administratie een praktijk verboden die erin bestond te bepalen dat na een bepaalde periode de begunstigde van een kredietopening automatisch over een verhoging van de maximale kredietlimiet kon beschikken. De administratie oordeelt dat de trapsgewijze kredietopening niet alleen strijdig is met de plicht om het bedrag te vermelden dat zal worden toegekend, maar met de plicht om het type krediet te zoeken dat het best is aangepast aan de situatie van de consument op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst.

Op het vlak van het gebruik van de kaart die gekoppeld is aan de kredietopening vestigen wij uw aandacht op het feit dat de wijziging van het plafond van het gebruik aanleiding zal moeten geven tot de ondertekening van een nieuwe kredietovereenkomst indien het plafond wordt verhoogd en het hierdoor het kredietbedrag overschrijdt dat werd verleend in de overeenkomst. Alleen een verzoek tot begrenzing van de gebruikslimiet door de consumentdielager zou zijn dan het bedrag van de kredietopening kan aanvaard worden.

De voorwaarden van kredietopening

In de overeenkomsten moeten de verschillende manieren worden vermeld waarop de consument het krediet mag gebruiken en de voorwaarden die hierop van toepassing zijn. Voor een krediet dat ter beschikking wordt gesteld in de vorm van een kaart moeten dus de voorwaarden worden vermeld die van toepassing zijn op de aankopen (in de winkels van de distributieketen die de kaart heeft uitgegeven, bij andere distributeurs, in België, in het buitenland...), de geld afhalingen in terminals, de betalingen via internet, (indien dit gebruik mogelijk is), enz.

Het contract moet bepalen hoe en wanneer het krediet kan worden opgenomen, rekening houdend met de bepalingen van de artikelen VII. 90 en 91 WER (en bij een verkoop op afstand, ook het artikel VII 93 WER), bv.:
  • door overschrijving van het kredietbedrag op de zichtrekening van de consument onmiddellijk na ondertekening van het kredietcontract;
  • door overschrijving van het kredietbedrag op de rekening van de verkoper onmiddellijk na overhandiging van het leveringsbewijs;
  • door het opnemen van geld van een kredietrekening (of eventueel een zichtrekening) bij de kredietgever, bv. met een betaalkaart als kredietopnemingsmiddel, vanaf het moment van ondertekening van het kredietcontract.
Als het krediet gestort wordt op een zichtrekening, moet duidelijk zijn dat het gaat om een zichtrekening bij een bank naar keuze (artikel VII.87, § 1, WER). Uiteraard geldt dit niet voor de geoorloofde debetstand, waarop ook geen krediet (geld) “gestort” wordt (het gaat dan om een debetstand of ”kredietlijn”). Uiteindelijk wordt enkel het verbod beoogd zoals voorzien in artikel VII.87. § 1 WER. (Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar verboden om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde. Omdat er meerdere soorten “rekeningen” bestaan, moet altijd verduidelijkt worden om welk soort rekening het gaat, bv. een zichtrekening of een kredietrekening. De kosten van het krediet, waaronder die van nevendiensten, kunnen niet van het kredietbedrag afgehouden worden tenzij de consument daar uitdrukkelijk voor gekozen heeft (overeenkomstig artikel VII. 75 WER moet het krediet aangepast zijn aan het doel dat de consument vooropstelt). Om die keuze te kunnen maken moet voor elke keuze duidelijk zijn wat de gevolgen zijn voor het beschikbare saldo en de aanrekening van interesten en kosten. De consument kan zijn keuze aangeven door het aankruisen van opties in de kredietaanvraag of in het kredietcontract. Als de kosten van het kredietbedrag afgehouden worden moet die bewuste keuze uit de kredietaanvraag of het kredietcontract blijken. Dat geldt ook voor de kosten van diensten en producten die geen kosten van het krediet zijn, dus ook bv. de debetkaartkosten, beheerskosten rekening, kosten van niet-uitgevoerde domiciliëring ... bij een geoorloofde debetstand. Daarop kunnen geen debetintresten aangerekend worden als de consument niet uitdrukkelijk voor een financiering van die kosten gekozen heeft. Bij niet-financiering kunnen er enkel kosten van wanbetaling aangerekend worden die in de onderliggende overeenkomst – die niet de kredietovereenkomst is - overeengekomen werden. Een en ander komt hierop neer dat de kredietgever niet eenzijdig kan beslissen om wat ook de aard van de kost is deze mee te financieren door deze bedragen af houden van het kredietbedrag. Daar moet contractuele duidelijkheid over bestaan. Als men voor het functioneren van een zichtrekening kosten aanrekent op de “geoorloofde debetstand” dan moet de consument zich hiermee akkoord verklaren.

Het HvJ heeft zich uitgesproken over de mogelijkheid om kosten in te houden op het kredietbedrag en, heeft deze mogelijkheid uitgesloten middels een controversieel arrest(Zaak C-377/14 - HvJ (derde kamer) van 21 april 2016 - Ernst Georg Radlinger en Helena Radlingerová tegen Finway a.s.). Het argument van het hof bestaat erin dat de inhouding op het totaal verschuldigd bedrag van het krediet tot gevolg zou hebben dat het JKP wordt ondergewaardeerd. Volgens het Hof, de begrippen «totaal kredietbedrag» en «totale kosten van het krediet voor de consument», sluiten elkaar uit en het totale kredietbedrag kan geen van de bedragen omvatten die behoren tot de totale kosten van het krediet voor de consument. Deze beslissing heeft geleid tot perplexiteit bij meerdere auteurs (zie. VANNEROM J., « Een bondig overzicht van het hypothecair kredietrecht 2.0 », D.C.C.R., 2016, n° 111, p. 61-72;) des temeer dat het voorbeeld 7c van bijlage 1 aan het KB van 14 september 2016 de financiering van de eenmalige premie van de schuldsaldo verzekering beoogt. Het is niet uitgesloten dat latere rechtspraak dit arrest zal verduidelijken of temperen (BIQUET-MATHIEU C., "Le capital et les intérêts", in Le crédit hypothécaire au consommateur, ULG/UCL, Larcier, Coll. Patrimoine et notariat, 2017, bl. 268 ;BLOMMAERT D. et VANNEROM J., "Lure with Bait, Strike with Chaos... Over de scheiding van kosten en krediet en de gemeenschap van schadevergoedingen", noot sub C.J.U.E. (3de K.), 21 april 2016, c-377/14, Radlinger et Radlingerova/Finway, Jaarboek Kredietrecht 2016, bl. 109)

Tenslotte dient men eraan te herinneren dat de kapitalisatie van interesten slechts wordt toegelaten in de gevallen overeenkomstig de bepalingen van art. 1154 B.W. en art. I. 9, 60°WER.

Ongeoorloofde debetstand en overschrijding

De kredietgever kan niet, enerzijds, elke debetstand die het kredietbedrag te boven gaat verbieden (artikel VII. 100 WER) en, anderzijds, actief toestaan dat een debetstand het kredietbedrag te boven gaat. Als de kredietgever technisch in staat is om de opdracht tot kredietopname (bv. via betaling met de betaal kaart of via een overschrijving) te weigeren als die het kredietbedrag zou overschrijden, moet hij dat ook doen. Indien hij dat niet doet, gaat het niet om een ongeoorloofde debetstand maar om een toegestane overschrijding van het kredietbedrag die de facto het kredietbedrag wijzigt, in strijd met artikel VII, 86, § 2 WER, tenzij het gaat om een overschrijding in de zin van artikel I. 9, 52° WER.

In dat verband moet de kredietgever er ook op toezien dat er geen tegenspraak bestaat tussen de gebruiksvoorwaarden van het betaalinstrument dat hij aanbiedt, en het al dan niet bestaan van een contractueel verbod om het kredietbedrag te overschrijden. Uiteindelijk is de kredietgever in de meeste gevallen technisch in staat om het even welke betaling/ kredietopneming te blokkeren.

In dit verband kan bovendien verwezen worden naar de Memorie van Toelichting betreffende artikel 60bis van de voormalige wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, later onveranderd overgenomen in artikel VII.100 van het Wetboek van economisch recht (Parl. St., Kamer, Zitt. 52 2468/001, blz. 21 7 evenals blz. 52).

Advies van de administratie

  • Wanneer de termijnen zijn bepaald op de eerste dag van elke maand na de eerste vastgelegde betaling een maand na de levering, is het niet mogelijk de duur van de tweede termijn te bepalen en kan bijgevolg ook het JKP niet worden bepaald. De volgende bepaling zou kunnen worden aanvaard: De betalingen moeten maandelijks gebeuren. De eerste termijn vervalt een maand na de levering en de volgende termijnen op dezelfde dag van de volgende maanden.
  • De voorwaarden van een tijdelijk kredietaanbod met JKP0%of dat beperkt is tot de aankoop van een welbepaald goed moeten in het kader van een kredietopening worden vermeld in de kredietovereenkomst.

VII.134, § 2, 7°: de debetrentevoet en de berekeningswijze van de rentevoet

 

VII.134, § 2, 7°: de debetrentevoet en de berekeningswijze van de rentevoet

 

 

De debetrentevoet

De debetrente moet onderscheiden worden van de kosten van het krediet bedoeld in artikel I.9, 41°, b) tot f), WER. De meegedeelde rentevoet kan enkel het opgenomen kapitaal vergoeden. De debetrentevoet bevat dus geen kosten (of ze al dan niet inbegrepen zijn in de totale kosten van het krediet).

Periodieke rentevoet

 

Periodieke rentevoet

Definitie

 

Artikel I.9, 44/1° - Periodieke rentevoet

De voet, uitgedrukt in percent per periode waartegen de intresten voor dezelfde periode berekend worden.

Commentaar

De periodieke rentevoet wordt gebruikt om de rente voor hypothecair kredietovereenkomsten te berekenen. De periodieke rentevoet verschilt van de debetrentevoet in die zin dat hij wordt toegepast voor een andere duur dan een jaar. Het gaat bijvoorbeeld om een maandelijkse, driemaandelijkse of halfjaarlijkse rentevoet. De periodieke rentevoet geeft dus de rentevoet aan die als basis wordt gebruikt voor de berekening van de interesten voor de betrokken periode.

Om de debetrentevoet (op jaarbasis) te verkrijgen vertrekkende van de periodieke rentevoet, geeft artikel I.9, 44° de berekeningsmethode: Bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming is de debetrentevoet op jaarbasis I het resultaat van de vergelijking: (1 + i)n = (1 + I), waarbij i de periodieke rentevoet is en n het aantal periodes begrepen in het jaar. Zo komt een driemaandelijkse rentevoet van 1,8% dus overeen met een debetrentevoet op jaarbasis van (1+0,018)4 = 1,07397 = (1+I) d.w.z. een jaarlijkse rentevoet van 1,07397-1= 0,07397 = 7,397 %

Het begrip “periodieke rentevoet” wordt enkel gebruikt voor het hypothecair krediet. De periodieke rentevoet wordt gewoonlijk door de kredietgevers gebruikt voor de berekening van interesten. Hij moet in de kredietovereenkomst worden vermeld (VII.134, § 2, 7°). Artikel VII.143 staat de variabiliteit van de debetrentevoet onder bepaalde voorwaarden toe. Als de periodieke rentevoet variabel is, mag er slechts één debetrentevoet per overeenkomst van hypothecair krediet zijn.

Met “periode waartegen de interesten voor dezelfde periode berekend worden” wordt de periode van aanrekening/betaling bedoeld, dus de periode waarin er geen vervaldag ligt. Als je maandelijks interesten betaalt gaat het dus om een maandelijks percentage. Bij het hypothecair krediet met onroerende bestemming vertrek je dus niet, zoals bij het consumentenkrediet, van een rentevoet op jaarbasis die je eerst nominaal of actuarieel omzet naar een periodiek percentage alvorens dat te vermenigvuldigen met het verschuldigd blijvend saldo, maar van een periodieke rentevoet die je vermenigvuldigt met het verschuldigd blijvend saldo. De debetrentevoet op jaarbasis wordt enkel ter info meegedeeld, om de rentevoeten met verschillende periodiciteiten met elkaar te kunnen vergelijken, en wordt per definitie bekomen door wat men een “actuariële omzetting” van de periodieke rentevoet zou kunnen noemen.

De voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen

De kredietgever moet de manier verduidelijken waarop de rentevoet wordt toegepast of, anders gezegd, de methode die dient voor de berekening van de interesten. De berekeningsmethode van de rentelasten moet op zodanige wijze worden vermeld dat de consument de rentekosten kan berekenen indien hij dit wenst. Deze methode kan variëren naargelang het ritme van kapitalisatie van de interesten, bijvoorbeeld dagelijks, maandelijks, per kwartaal...en het aantal dagen van een jaar, bijvoorbeeld360, 365 of zelfs366 dagen.

Voor de consument is het duidelijker om de berekeningsformule te vermelden eerder dan een beschrijving van de methode aan de hand van woorden.

De meest voorkomende berekeningswijzen zijn:

  • Het verschuldigd blijvende saldo x (de debetrentevoet +1) (d/365) -1), waarbij “d” gelijk is aan het aantal dagen dat het verschuldigd blijvende saldo niet wijzigt.
  • Het verschuldigd blijvend e saldo x de debetrentevoet x (d/365), waarbij “d” gelijk is aan het aantal dagen dat het verschuldigd blijvende saldo niet wijzigt.

De berekeningswijze van de debetrente

Als de rentevoet variabel is, moeten de tijdstippen, voorwaarden en methoden voor de variatie van de periodieke rente en de initiële waarde van de referentie-index in de kredietovereenkomst worden vermeld (VII.143, § 5). De debetrentevoetmag slechts verschillen binnen de voorwaarden en de regels die door de artikelen VII.143 en VII.144 zijn bepaald. Dit betekent in het bijzonder dat de variaties zich slechts kunnen voordoen op basis van één van de referte indexen die door de Koning worden bepaald.

Voor hypothecaire kredieten, kan dus de debetrente niet variëren op andere grondslagen dan de referentie-indexen. Een verwijzing naar de Euribor-index die mogelijk is voor kredietopeningen in consumentenkrediet is verboden in hypothecair krediet, zelfs als het een kredietopening betreft. De nieuwe definitie van het hypothecair krediet verandert op dat vlak niets voor het consumentenkrediet. In geen geval kan de wijziging arbitrair zijn. De FOD Economie verwijst in dat verband naar het arrest van het Europees Hof van 26 februari 2015 in de zaak Matei C -143/13 en dat van 30 april 2014 in de zaak Arpad Kasler C -26/13.

Om de consument volledig te informeren, verplicht de wet de kredietgever om alle elementen te verstrekken die de berekening van de debetrentevoet mogelijk maken op alle tijdstippen van de overeenkomst, zonder dat er een element is dat afhangt van diens subjectieve appreciatie. Als de kredietgever zich het recht voorbehoudt om de debetrentevoet te wijzigen, dan moet hij bepalen hoe en wanneer.

De wijziging van de debetrentevoet moet zo bepaald zijn dat de gemiddelde consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen voor hem kan voorzien (artikel VI.37 WER).

Elke wijziging van de debetrentevoet moet vooraf meegedeeld worden (VII.143, §6), behalve als het gaat om een wijziging die afhankelijk is van een referentierentevoet waarvan de publiek kennis kan nemen en die beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever, en op voorwaarde dat het contract bepaalt dat die wijziging periodiek meegedeeld wordt (VII.143,§6). Als het publiek kennis kan nemen van de referentierentevoet vraagt de FOD om aan te geven hoe en waar precies.

Omdat de gegevens bedoeld in artikel VII. 19, § 2, WER, waaronder de interesten, minstens maandelijks meegedeeld moeten worden (indien niet, dan onverwijld), kan begrepen worden dat ook het maandelijkse rekeningafschrift bedoeld in artikel VII.147/14 WER minstens maandelijks meegedeeld moet worden.. Omdat de toegepaste debetrentevoet(en) op dat rekeningafschrift moet(en) staan kan begrepen worden dat ook de wijziging van de debetrentevoet minstens maandelijks overgemaakt moet worden. Het recht van de consument om bij een wijziging van 25 % van de debetrentevoet het kredietcontract op te zeggen (artikel VII. 86, § 5 WER), bestaat niet voor hypothecaire kredieten met roerende bestemming. In ieder geval kan elke variatie niet tot gevolg hebben dat de maximale door de Koning ingestelde JKP's worden overschreden.

Er kan niet bepaald worden dat als de overeengekomen index of referentierentevoet zou verdwijnen, die vervangen wordt door een index of referentierentevoet “die de bank bepaalt”. Om de overeengekomen index of referentierentevoet te wijzigen door een nader te bepalen andere moet er een nieuw contract getekend worden waarmee de consument de nieuwe referentierentevoet aanvaardt.

Beding dat wordt aanvaard door de administratie

Voor de kredietopeningen (zonder hypotheekstelling) kan de kredietgever de referentie-index vrij kiezen. Hij blijft niettemin gehoudenom in deovereenkomst de berekeningswijze te vermelden en dus de objectieve gegevensdie een wijziging van de rentevoet voor gevolg kunnen hebben. De overeenkomstmagdaarentegen niet devrijheid laten aande kredietgever om de verandering geval per geval toe te passen vermitsdit zou neerkomen op het aanvaarden van de veranderlijkheid van de rentevoet in functie van subjectievegegevens, hetgeen de wet niet meer toelaat. Indien de overeenkomst verschillende rentevoeten bepaalt, moet zij de voorwaarden bepalen die van toepassing zijn voor elke rentevoet die van toepassing kan zijn.
 

  • Ofwel wordt er, op duidelijke wijze, verwezen naar deomstandigheden waarin deze rentevoet zal gewijzigd worden, in functie van een referentie-index zoals de "Euribor", bijvoorbeeld op de volgende manier:

De debetrentevoet is variabel en gebaseerd op de rentevoet "Euribor 3 maanden", verhoogd met eenmarge van … %. Op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst en bij wijze van voorbeeld, waarbij deEuribor die de referentierentvoet uitmaakt ...% bedraagt, zal de debetrentevoet… % bedragen. Uit het voorgaande blijkt dat de bank de debetrentevoet kan wijzigen in de loop van de overeenkomst, mits mededeling van deze nieuwe rentevoet aan de consument. De wijziging zal medegedeeld worden per… minstens …. maanden voor de inwerkingtreding ervan.

Indien nodig wordt de consument een vereenvoudigde uitleg gegeven over deEuribor en de werking ervan door hem desgevallend te verwijzen naar eenwebsite waar hij nadere informatie zal vinden.

  • Ofwel, alternatief, wordt doorde kredietgever enige andere objectieveformule vastgesteld, die het de consument mogelijk maakt om te bepalen in welke mate de debetrentevoet kan gewijzigd worden. Deze formule moet worden vermeld en moet eveneens uitgelegd worden aan de consument.
  • Ofwel, indiende kredietgever verklaart dat hij de debetrentevoet niet koppelt aan een referentie-index en dat hij zijn debetrentevoet slechts zal wijzigen in geval van wijziging van het wettelijke maximale JKP zodat het JKP binnen de wettelijk toegelaten grenzen blijft, wijzigt hij zijnbeding in de volgende zin:

"de debetrentevoet wordt slechts gewijzigd ingeval van wijziging van het wettelijke maximale JKP".

In dat geval verwijst hij naar het betrokken Koninklijk Besluit, vermeldt hij op een duidelijke en samengevatte wijze wanneer, hoe en waarom deze wijziging zal gebeuren, met verwijzing naar een plaats waar de consument deze rentevoeten gemakkelijk kan raadplegen. Te dien einde kan eventueel worden verwezen naar de website van de FOD Economie.

  • Ofwel, indiende kredietgever verklaart dat hij zijn debetrentevoet eenzijdig wijzigt, zonder raadpleging van een referentie-index of van enig ander objectief gegeven dat zou toelatende waarde van de stijging te bepalen, vermeldt hij nietteminnauwkeurig, in overeenstemming met artikel14, §2, 8° van de WCK, de voorwaarden die van toepassing zijn op deze rentevoet, en mag hij niet zonder meer op algemene wijzede"marktomstandigheden" vermelden om de mogelijke wijziging van de rentevoet te rechtvaardigen. Anders gezegd,vermeldt hij duidelijk en zichtbaardat de debetrentevoet variabel is en vooral dat deze rentevoet kan veranderd worden naar goeddunken van de kredietgever. Ten tweede vermeldt hij wanneer hij deze wijziging kan verrichten. Het moet gaan om een welbepaalde periode, bv. de eerste dag van elk kwartaal. Ten derde vermeldt hij met welke factoren mogelijk rekening zal worden gehouden om te beslissen om deze rentevoet te wijzigen. Ten vierde vermeldt hij specifiek hoe de consument daarvan op de hoogte zal worden gebracht, in overeenstemming met artikel30, §3 van de WCK. Wij herinneren u eraan dat de informatie actief moet medegedeeld worden.

    Voorbeeld: De debetrentevoet is variabel en is niet afhankelijk van enige referentierentevoet. Hij zal bijgevolg eenzijdig aangepast worden doorde kredietgever in functie van de[vermelding van de reden(en) diede kredietgever ertoe zouden aanzetten zijn rentevoet te wijzigen]. Bijgevolg is het mogelijk dat een nieuwe debetrentevoet wordt toegepast[de eerste dag van elk kwartaal]. Deze nieuwe rentevoet, die u zal medegedeeld worden door[vermelding van het gebruikte communicatiemiddel], zal niettemin doorlopend kunnen geraadpleegd worden op de volgendemanier: [vermelding bv. van eeninternetlink]

    Gelieve niettemin te vermelden dat deze laatste optiehoogst onwaarschijnlijk lijkt in de ogen van de administratie en dat, indien deze optie weerhouden wordt ende kredietgever schriftelijk bevestigt dat hij geen enkele referentie-index gebruikt, de door artikel 14 vereiste duidelijkheid en beknoptheid zeer aandachtig zal gecontroleerd worden, rekening houdend met het feit dat een eenzijdige wijziging van een dermate essentieel gegeven in een lopende overeenkomst moet worden verricht met de grootste omzichtigheid.

Andere adviezen van de administratie

Over de berekening van de rentevoet

  • Krachtens artikel14, § 2, 8° van de WCK [VII.78, § 2, 7°, WER] moet de berekeningswijze van de debetrentevoet vermeld worden in de overeenkomst. In huidig geval moet worden verduidelijkt dat de debetrentevoet wordt berekend op een actuariële basisen, op het vlak van tijdsintervallen, op basis van gelijke maanden van elk30,4167 dagen.
  • De wet heeft het niet over een variabel JKP en u mag deze term dus niet gebruiken op de eerste bladzijde van de overeenkomst, noch in de algemene voorwaarden. Daarentegen moet u, in overeenstemming met artikel14, § 2, 8°,[VII.78, § 2, 7°, WER] in de overeenkomst vermelden of de debetrentevoet vast of variabel is.
  • U hebt het in de overeenkomst over een driemaandelijkse betaling van de interesten. Gelieve te vermelden welke term gekozen werd, dit wil zeggen het exacte aantal dagen van het kalenderkwartaal of een gemiddeld kwartaal. Gelieve te noteren dat u verwijst naar een "kalenderkwartaal" wat de berekening van de interesten betreft. Bijgevolg moet hetzelfde tijdsinterval gebruikt worden voor de berekening vanhet JKP.

Over de parameters van de veranderlijkheid

  • Een loutere vermelding dat de debetrentevoet kan gewijzigd worden"binnen de grenzen van het wettelijke maximale jaarlijkse kostenpercentage" is onvoldoende vermits niets wordt gezegd over het mechanisme van wijziging van deze rentevoet. Dit punt moet dus verduidelijkt worden, zelfs in het geval dat de rentevoet zou overeenkomenmet het wettelijke maximale JKP. Krachtens artikel14, §3, 7°[VII.78, § 2, 7°, WER] moeten de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen, alle indices of referentierentevoeten die erop betrekking hebben, evenals de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan vermeld worden. Gelieve dus, onder andere, aan de consument te vermeldenover welk maximaal JKP U het heeft en gelieve te verwijzen naar artikel7bis van het Koninklijk Besluit van4 augustus 1992 betreffende de kosten, percentages, duur en terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet om het mechanisme te verduidelijken dat zal gebruikt worden.

VII.78, § 2, 8°en VII.134, § 2, 8°: het JKP en het totale te betalen bedrag

 

VII.78, § 2, 8° : Het jaarlijkse kostenpercentage (JKP) en het totale door de consument te betalen bedrag

VII.78, § 2, 8° :het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld.

VII.134, § 2, 8° : het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld. De vermelding in het door het consument aanvaarde kredietaanbod van het jaarlijkse kostenpercentage met alle veronderstellingen volstaat en dient niet hernieuwd te worden in de authentieke akte die de totstandkoming van de kredietovereenkomst bevestigt.

Principe

De overeenkomst moet het JKP vermelden. Het moet in de overeenkomst worden vermeld als één enkel percentage (artikel VII.78, § 2, 8° en VII.132, § 2, 8°) (en niet in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximupm percentage- Arrest HJEU van 19 december 2019, C-290/19, RN - Home Credit Slovakia, ECLI:EU:C:2019:1130). Indien nodig wordt deze berekend op basis van de veronderstellingen in bijlage van het KB van 14 september 2016.

De berekeningsveronderstellingen

Als de berekening van het JKP wordt verricht op basis van hypotheses, moeten deze hypotheses verduidelijkt worden in de overeenkomst en het SECCI (art. VII.70, § 1, 7° [of VII.127, § 1], en VII.78, § 2, 8° [of art. VII.134, § 2, 8°]).De veronderstellingen ter berekening van het JKP die in het contract moeten staan zijn terug te vinden in artikel 4 van het KB van 14 september 2016 dat het KB van 04.08.1992 vervangt.

In het hypothecair krediet, is er een tijdsverschil tussen enerzijds de ondertekening van de overeenkomst en de ondertekening van de authentieke akte (soms meerdere weken/maanden). De kwestie bestaat er dus in te weten of het JKP dat betekend wordt op het tijdstip van de ondertekening van de overeenkomst moet worden herberekend op het tijdstip van de ondertekening van de authentieke akte, zoals dit het geval is in Frankrijk.

De voorbereidende werken antwoorden negatief op deze vraag: In paragraaf 2, 8° [van artikel VII.134], wordt de melding gevraagd van het jaarlijkse kostenpercentage. De vraag rijst of de vermelding in een bindend kredietaanbod voldoende is om aan deze vraag te voldoen of dat daarentegen, zoals dit in Frankrijk het geval is, bij het verlijden van de authentieke akte op een later tijdstip de notaris deze vermelding dient te herberekenen in functie van berekeningselementen die slechts op dat ogenblik gekend zijn. Uitgangspunt is dat er mag vanuit gegaan worden dat de vermelding in het kredietaanbod, -dat door de ondertekening van de consument zal gelden als overeenkomst- in principe kan volstaan. Een en ander zal door de Koning moeten bepaald worden op grond van artikel I.9, 42° van het WER in functie van de beschikbaarheid van de informatie bij de kredietgever, de mogelijkheid tot het al dan niet ramen van de notariskosten, enz. In ieder geval wordt verondersteld dat in geval van een wederopneming (hypothecair krediet met een roerende bestemming) alle berekeningselementen gekend zijn en dat er in hoofde van de kredietgever een zorgvuldigheidsplicht bestaat om maximaal kennis te krijgen van alle berekeningselementen (Memorie van toelichting van de wet van 22 april 2016houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht (Parl. St., Kamer., Zitting 54, 1685/001, 37).

Het voorbeeld moet een onderscheid maken tussen de hypotheses en de onveranderlijke gegevens van de overeenkomst. Tussen de veronderstellingen kunnen geen gegevens staan die niet verondersteld worden. Het krediet bedrag is bv. geen veronderstelling, dat het onmiddellijk en volledig wordt opgenomen kan er wel een zijn. Ook de debetrentevoet is geen veronderstelling, dat die onveranderlijk is gedurende het contract kan er wel een zijn.

Elk kredietcontract moet minstens bepalen dat voor de berekening van het JKP verondersteld wordt dat:

  • De kredietgever en de consument hun verbintenissen nakomen volgens de voorwaarden, de duur en de data in de kredietovereenkomst ;
  • Een maand bestaat uit 30,4167 dagen.

De lening en de verkoop op afbetaling moeten de kortst mogelijke eerste betalingstermijn veronderstellen als die niet gekend is, bv. als er vervaldata werden ingevuld maar de datum van levering van het gefinancierde voorwerp niet vooraf gekend is. De betalingstermijn is gekend en behoeft dus geen veronderstelling als de vervaldag bv. bepaald is als “maandelijks, op dezelfde dag van de maand als die waarop het krediet ter beschikking werd gesteld of het gefinancierde voorwerp geleverd werd, mogelijk de laatste dag van elke maand”.

De veronderstelling van de kortst mogelijke eerste betalingstermijn geldt niet (meer) voor de geoorloofde debetstand op een rekening. Zie ook het voorbeeld 27 in bijlage 1 bij het KB van 14 september 2016. Er wordt nu verondersteld dat de laatste vervaldag van de interesten valt op de vervaldag van het kapitaal drie maanden na de volledige kredietopneming. Anders gezegd, wordt er verondersteld dat het krediet volledig opgenomen wordt drie maanden voor de vervaldag van het kapitaal en de interesten, op dezelfde dag van de maand.

De kredietopening van onbepaalde duur die geen geoorloofde debetstand op een rekening is, moet bepalen dat het kredietbedrag wordt verondersteld te worden afgelost in 12 gelijke bedragen, en de interesten en kosten worden betaald zoals contractueel bepaald. Ook hier geldt de veronderstelling van de kortst mogelijke eerste betalingstermijn niet (meer). De interesten en kosten worden verondersteld te zijn betaald zoals in de overeenkomst bepaald, en als die termijn ongekend is, worden ze gelijk met het kapitaal afgelost (artikel 4, § 2, 7° van het KB van 14 september 2016).

Als er meerdere kredietopnemingsmechanismen zijn moet het meest gebruikelijke in hoofde van de kredietgever verondersteld worden (vb. betalingen met de kaart binnen de Europese betaalzone, geldopnames met de kaart, overschrijvingen aan het loket, ...). Dit principe is gesteund op artikel VII.70, § 1, 7°, WER, dat de informatie te verstrekken via de SECCI regelt:

7° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen. Indien de consument de kredietgever in kennis heeft gesteld van één of meer elementen van het krediet waarnaar zijn voorkeur uitgaat, zoals de duur van de kredietovereenkomst en het kredietbedrag, houdt de kredietgever met deze elementen rekening. Indien een kredietovereenkomst verschillende mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt en de kredietgever gebruikmaakt van een veronderstelling te bepalen door de Koning die dit geval weerspiegelt, geeft hij aan dat andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst hogere jaarlijkse kostenpercentages tot gevolg kunnen hebben.

Volgens art. 4, §2, 3° van het KB van 16 september 2016, het meest gebruikelijke kredietopnemingsmechanisme voor een kredietovereenkomst wordt bepaald op basis van het aantal verrichtingen voor dat soort van kredietovereenkomst in het voorgaande kalenderjaar of het te verwachten aantal verrichtingen in het geval van een nieuw kredietproduct bij de betrokken kredietgever. Maar als de kredietgever niet in staat is om het kredietopnemingsmechanisme te kennen of op grond van redelijke verwachtingen te bepalen, dan wordt het mechanisme toegepast met de hoogste debetrentevoet en kosten. In ieder geval dient het gebruikte kredietopnemingsmechanisme transparant te zijn en te worden toegelicht/verduidelijk.

Opmerking: Als het tijdstip van betaling van een verschuldigd bedrag niet in het contract staat, hetzij bepaald, hetzij bepaalbaar, dan moet de betalingstermijn verondersteld worden op basis van de beschikbare veronderstellingen. Maar er kan slechts “geen tijdstip bepaald of bepaalbaar zijn” als de consument daadwerkelijk de keuze heeft om te betalen wanneer hij wenst.

Het totale te betalen bedrag

Definitie (art. I.9, 66° :

Artikel I.9, 66° - Totale door de consument te betalen bedrag

De som van het kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument, met inbegrip van de te betalen residuele waarde van het goed bij het lichten van de koopoptie in geval van financieringshuur.


Zie hier de commentaar van de definitie.

Omdat het totale door de consument te betalen bedrag niet gekend is bij kredietopeningen, zelfs niet minimaal of maximaal, kan een fictief bedrag op basis van veronderstellingen misleidend zijn. In die zin volstaat het om te bepalen dat het bedrag vooraf niet gekend is omdat het afhankelijk is van de kredietopnames en terugbetalingen die vooraf niet gekend zijn.

Adviezen van de Administratie

  • Opdat het JKP zou kunnen worden vermeld in de overeenkomst op basis van 30 dagen tussen elke betaaltermijn, dienen er 30 dagen te verstrijken tussen de terbeschikkingstelling van de fondsen (en niet de ondertekening van de overeenkomst) en de eerste betaling.

  • De debetintresten maken enkel een compensatie uit voor het kapitaal dat wordt opgenomen door de consument. Artikel1, 8° [I.9, 44] van de WCK steunt dit idee in die zin dat de debetrentevoet een interestvoet is die wordt toegepast op het gedeelte van het opgenomen kapitaal dat het bedrag is dat door de consument wordt geleend, gefinancierd of opgenomen. Alle andere kosten mogen dus niet worden opgenomen in de debetrentevoet en moeten worden opgenomen in het JKP. Het is immers duidelijk dat de verschillende kosten op één of andere manier uiteindelijk gedragen worden door de consument.
  • Wij vestigen uw aandacht op de definitie van de totale kosten van het kredietdie wordt bepaald door artikel1, 5° van de WCK [I.9, 41], die een JKP dat gelijk is aan de toegepaste debetrentevoet weinig waarschijnlijk zal maken, onder meer omwille van dekosten met betrekking tot de raadpleging van het bestand van de centrale voor de kredieten aan particulierenof de bemiddelingskosten. Gelieve dus, in overeenstemming met artikel14 § 2, 8° en 13° van de WCK [VII.78, § 2], de debetrentevoet af te splitsen van de andere kosten van het krediet zoals beoogd in artikel1, 5° van de WCK. Ik vestig overigens uw aandacht op de toepassing van artikel30 van de WCK [VII.86] krachtens hetwelk alleen de debetrentevoet kan variëren met uitsluiting van alle andere kosten.
  • U hebt het in de overeenkomst over een driemaandelijkse betaling van de interesten. Gelieve te vermelden welke term gekozen werd, dit wil zeggen het exacte aantal dagen van het kalenderkwartaal of een gemiddeld kwartaal. Gelieve te noteren dat u verwijst naar een "kalenderkwartaal" wat de berekening van de interesten betreft. Bijgevolg moet hetzelfde tijdsinterval gebruikt worden voor de berekening van het JKP.In dit opzicht vermeldt het verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB van21 juni 2011 tot wijziging van het KB van4 augustus 1992 het volgende: § 2, vierde lid, geldt niet alleen voor de tijdsintervallen (in de exponenten) van de JKP formule zelf maar ook voor de berekeningsmethode van de bedragen die in de JKP formule worden ingegeven als die bedragen in werkelijkheid afhankelijk zijn van het werkelijke aantal dagen van kalendermaanden, bv. in het geval van kredietopeningen of leningen op afbetaling met vaste kapitaalaflossing. Een keuzevrijheid zou immers ook in dat geval kunnen leiden tot verschillende JKP's en een onnodige afhankelijkheid van de datum van het sluiten van de overeenkomst. Op grond van de informatie verstrekt door de Europese Commissie moet het voor de berekening van het JKP gebruikte tijdsintervallen krachtens de artikelen 11, § 1, tweede lid, 7°, 11bis, § 2, tweede lid, 6° en 14, §§ 2, 9°, en 3, 8° van de WCK (artikelen 5, 6 en 10 van de richtlijn) meegedeeld worden aan de consument. Verslag aan de Koning (B.s., 29.06.2011, bl. 37752).
  • Wat het beding« Avantage en cas de payement comptant si le TAEG = 0% » betreft, dit is in strijd met de wet vermits het JKP in geen geval0% kan bedragen, zodat het voordeel een prijs heeft.

  • De wet heeft het niet over een variabel JKP en u mag deze term dus niet gebruiken op de eerste bladzijde van de overeenkomst, noch in de algemene voorwaarden. Daarentegen moet u, in overeenstemming met artikel 14, § 2, 8°, [VII.78] in de overeenkomst vermelden of de debetrentevoet vast of variabel is.

  • Gelieve in artikel1 het volgende te vermelden:"Voor de bepaling en de berekening van het jaarlijks kostenpercentage werd rekening gehouden met de veronderstelling dat de overeenkomst geldig blijfttijdens de gehelevoorziene duur van de overeenkomst en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomenovereenkomstig de in deze overeenkomst bepaalde betalingsvoorwaarden en -termijnen. In het geval dat de overeenkomst het de consument toelaat om opnemingen te doen op de datum van zijn keuze, werd beschouwd dat het kredietbedrag onmiddellijk en volledig werd opgenomen."

VII.78, § 2, 9°en VII.134, § 2, 9°: de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst

 

VII.78, § 2, 9° : De te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst

Principe

De kredietovereenkomst moet de te volgen procedure vermelden om een einde te stellen aan de overeenkomst,waarvoor een specifiek artikel moet opgesteld worden, bijvoorbeeld als volgt: "de consument kan op elk ogenblik een einde stellen aan de kredietovereenkomst door middel van een vervroegde aflossing", en moet worden verwezen naar het beding dat betrekking heeft op de vervroegde aflossing.

Adviezen van de administratie
  • Artikel 5 van de bijzondere voorwaarden in bijlage van de overeenkomst, dat oplegt dat de aan het krediet gekoppelde rekening een positief saldo moet vertonen om een einde te stellen aan de overeenkomst, is in strijd met artikel33ter WCK. De consument moet op elk ogenblik een einde kunnen stellen aan de overeenkomst. Er kan echter een termijn worden bepaald voor de aflossing, met de mogelijkheid om interesten te bepalen indien de aflossing gebeurt na het verstrijken van deze termijn.
  • Om te vermijden dat het beding1.1.c van de inleidende bepalingen dat vermeldt datde consument"uitdrukkelijk en met onmiddellijke uitwerking afstand doet van de vroegere kredietlijn waarover hij beschikte op dezelfde rekening", in strijd is met artikel VII.98, dat voorziet in een opzeggingstermijn van2 maanden die de kredietgever moet in acht nemen om een einde te stellen aan deovereenkomst, kan dit beding als volgt geherformuleerd worden:"Beiden partijen beslissen in onderling akkoord om de bestaande kredietovereenkomst, met onmiddellijke uitwerking, te vervangen door onderhavige overeenkomst". Zodoende treedt er schuldvernieuwing op en geen eenzijdige ontbinding en blijft het resultaat identiek.

VII.78, § 2, 10/11/12 en 13° en VII.134, § 2, 10 tot 13: Centrale voor kredieten en verwerking van gegevens

 

VII.78, § 2, 10/11/12/13 : Verwerking van persoons gegevens

 

 

 

VII.78, § 2, 10° en VII.134, § 2, 10° : de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII. 148 van het Wetboek van economisch recht"

VII.78, § 2, 11° en VII.134, § 2, 11° : de doeleinden van de verwerking in de Centrale;

VII.78, § 2, 12° en VII.134,§ 2,12° : de naam van de Centrale;

VII.78, § 2 13° en VII.134, §2 13° 13°: het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.

Principe

Voor wat betreft de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de verwerking van persoonsgegevens, is de kredietovereenkomst onderworpen aan het gemeen recht en aan bijzondere bepalingen. Het gemeen recht komt uit de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). Het bijzondere recht stoelt op artikelen VII.116 en volgende van het WER.

Tot slot legt het bestaan van een gegevensbank die de kredietgevers verplicht moeten raadplegen, de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (hieronder CKP), ook verplichte bijzondere vermeldingen in kredietovereenkomsten op.

Opmerkingen van de administratie

  • ls er geen persoonsgegevens verwerkt worden of overgemaakt worden aan derden, moet dat ook zo in het contract staan. In het andere geval moet er in het contract staan hoe de persoonsgegevens verwerkt worden, en moeten onderstaande regels gerespecteerd worden.
  • De doeleinden van de verwerking moet en duidelijk afgebakend worden en moet en proportioneel en in overeenstemming zijn met de toepasselijke wetgeving (de artikelen VII 117 en 120 WER en de Europees Verordening).
  • Minstens moet er in het contract staan dat de persoonsgegevens uit de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP) nooit gebruikt kunnen worden voor commerciële prospectiedoeleinden (artikel VII 153, § 2 WER).
  • Als er persoonsgegevens aan derden overgemaakt worden, of men toegang wil geven aan derden, moet bepaald worden welke gegevens, welke derden en voor welke doeleinden. Artikel VII.119 WER bepaalt in een limitatieve opsomming de derden aan wie de persoonsgegevens meegedeeld kunnen worden. Daar kan niet van afgeweken worden, ook niet op verzoek van de consumenten en/of ondertekenaars.
  • Voor elke verwerking van persoonsgegevens, intern of extern, zijn de personen die persoonsgegevens hebben ontvangen in het raam van de kredietovereenkomst ertoe gehouden maatregelen te nemen om het vertrouwelijke karakter van deze gegevens te verzekeren en om ervoor te zorgen dat ze uitsluitend worden aangewend voor de doeleinden door of krachtens dit boek voorzien of voor het vervullen van hun wettelijke verplichtingen (artikel VII. 120, § 2, 2e lid WER). Het gebruik van persoonsgegevens om bv. consumenten aan te sporen tot centralisatie van lopende kredieten, of het voeren van promotie voor het opnemen van krediet die de consument aanzet tot overmatige schuldenlast, zijn duidelijk niet-legale doeleinden.
  • Overeenkomstig de artikelen VII.116, e.v. WER kan er niet bepaald worden dat de consumenten de kredietgever machtigen om in hun naam en voor hun rekening bij de bevoegde administratie een aanvraag tot adresopzoeking in te dienen en een uittreksel uit de bevolkingsregisters of registers van de buitenlanders te krijgen.

 

Andere adviezen v/d administratie

Informatie over de registratie als dusdanig

 

  • In zover dat het wettelijke voorschrift de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe verplicht de consument te informeren op het ogenblik van de registratie, kan een vermelding a priori in de overeenkomst waarin staat dat er een registratie zal plaatsvinden in geval van betalingsachterstand, niet worden beschouwd als een naleving van de informatieplicht.

De verschillende regelingen (intern bestand, bestanden die aan derden worden doorgegeven, Centrale voor Kredieten aan Particulieren)

  • De aanduidingen betreffende de Centrale moeten duidelijk zijn onderscheiden van de vermeldingen betreffende andere bestanden. Het gaat namelijk om een zeer specifieke verwerking: deze is opgelegd door de wet en de consument heeft geen enkele bevoegdheid om ze te aanvaarden of te weigeren. Daarenboven gelden er specifieke rechten op toegang en verbetering.
     
  • De instemming van de consument voor het mededelen en registreren van persoonsgegevens is niet door de wet vereist. Wanneer dit in de overeenkomst wordt voorzien, ontstaat het risico op verwarring inzake de toepasselijke wettelijke voorwaarden inzake de verwerking van die gegevens. De consument moet echter rechtstreeks of onrechtstreeks door de houder van het bestand over de verwerking worden geïnformeerd. Volgende informatie moet worden vermeld: (1) het bestand waarin de gegevens worden geregistreerd; (2) de aard van de verwerking; (3) indien de houder van het bestand de Nationale Bank is, moet worden aangegeven dat het recht op toegang, verbetering en uitwissing wordt geregeld door het koninklijk besluit van 23 maart 2017).
  • De bepalingen over de persoonlijke levenssfeer moeten zijn aangepast aan de drie uitgangspunten waarvan de wet voorschrijft dat ze in overweging moeten worden genomen: de gegevens die bij de kredietgever blijven (intern bestand), de bestanden die hij met derden zal delen en de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. Deze drie regelingen impliceren verschillende rechten op toegang en verbetering. De consument moet worden geïnformeerd over de concrete stappen die hij moet ondernemen door de uitgangspunten van elkaar te onderscheiden.
  • De overdracht van gegevens [in het kader van artikelen 68 tot 73 WCK] veronderstelt geen voorafgaand akkoord vanwege de consument. De overdracht is door de wet toegestaan zodra aan de voorwaarden van deze artikelen is voldaan (en behoudens verzet aangetekend door de consument). De informatiebepaling mag de consument dus niet de indruk geven dat hij zich kan verzetten tegen de registratie, in het bijzonder wat betreft de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
  • Elk geraadpleegd bestand moet worden vermeld. Gelieve bijgevolg, in plaats van de vermelding “desgevallend van de andere bestanden”, in beding 7 van uw algemene voorwaarden, de bestanden te vermelden die u kunt raadplegen en u te beperken tot deze laatste bij uw opzoeking van informatie over de financiële situatie van de consument.

Doeleinden

  • De doeleinden moeten op een duidelijke en juiste manier worden vermeld: zo heeft de administratie (vorige regime -wet van 8 december 1992) na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, geoordeeld dat de verwijzing “marketing en/of commerciële prospectie” erg vaag is en in de praktijk een groot aantal situaties en interne of externe diensten kan dekken, zowel binnen als buiten de kredietinstelling. De term “marketing” moet ten minste zijn gekoppeld aan diensten die duidelijker worden omschreven en aan een concrete interne of externe vertegenwoordiger (bijvoorbeeld: “marketing” voor het toestaan van krediet door de kredietverlener).
  • De opstelling van de bepaling mag niet de indruk wekken of willen wekken dat de gegevens van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren of andere externe bestanden die de kredietgever heeft geraadpleegd, kunnen worden verwerkt om aan prospectie of marketing te doen; ze mag de consument ook niet toelaten af te zien van de bescherming die hem wordt geboden door de wetteksten daaromtrent.
  • Let erop de vermelding “enz.” niet op te nemen. De consument moet weten voor welke doelen zijn gegevens worden gebruikt. Hij moet de mogelijkheid hebben met kennis zaken zijn akkoord te geven voor het bedoelde gebruik. De persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van een consumentenkrediet en in het bijzonder in het kader van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, kunnen bovendien, op basis van artikel 69 van deze WCK [VII.117] niet worden gebruikt voor andere doeleinden. Om die reden mogen inlichtingen betreffende het kredietprofiel van de consument en zijn eventuele betalingsachterstanden niet worden meegedeeld aan andere vennootschappen dan kredietverzekeraars.
  • De bepaling waarin wordt verklaard dat persoonsgegevens meer bepaald voor marketingdoeleinden mogen worden gebruikt door de kredietgever of andere vennootschappen van de groep is in strijd met artikel 69 § 4 WCK [VII.117].

Direct marketing

  • De opmaak van het beding mag niet de indruk wekken of willen wekken dat de gegevens van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren of andere externe bestanden die de kredietgever heeft geraadpleegd, kunnen worden verwerkt om aan prospectie of marketing te doen; ze mag de consument ook niet toelaten af te zien van de bescherming die hem wordt geboden door de wetteksten daaromtrent.

Uitwisseling binnen een groep van vennootschappen:

  • Wij vestigen uw aandacht op het feit dat een verwerking van persoonsgegevens binnen een "groep" slechts toegelaten is indien ze de gegevens als doel heeft die limitatief worden opgesomd in artikel 69, § 3 van de WCK, voor zover de mededeling van deze gegevens gebeurt aan ondernemingen die behoren tot de groep en die eenieder beantwoorden aan de definitie van artikel 69, § 4 van de WCK en, voor zover zij erover beschikken voor een door de WCK toegelaten doel, anders gezegd in het kader van kredietverlening en -beheer of in het kader van het beheer van de betalingsdiensten en van de activiteiten van kredietverzekering. Voor de bestanden die gereglementeerd zijn door de WCK, is het gebruik van de gegevens die eruit voortvloeien voor marketingdoeleinden verboden.
  • Het is slechts voor andere gegevens, anders gezegd de gegevens die niet worden ingezameld naar aanleiding van een verlening van een kredietovereenkomst en die enkel zijn bestemd voor intern gebruik, dat het mogelijk is om in een “uitwisseling van informatie” te voorzien en deze te regelen overeenkomstig de Europees Verordening.

Recht op toegang, verbetering of verzet

  • De bepalingen die de rechten op toegang, verbetering of verzet beschrijven, mogen de door de wet bepaalde vormvoorschriften niet verzwaren. Een bepaling die de verplichting voor de consument inhoudt om een aangetekende brief te sturen om zijn recht op toegang tot de verzamelde persoonsgegevens uit te oefenen, kan bijvoorbeeld niet worden aanvaard.
  • De consument mag de kredietgever per gewone post toegang tot zijn gegevens vragen, voor wat betreft de interne bestanden van de kredietgever. Er mag geen aangetekend schrijven van de consument worden geëist.

 

VII.134, § 2, 14°: desgevallend, de dossierkosten

Deze bepaling is specifiek voor de hypothecaire kredieten. Er kunnen slechts dossierkosten gevorderd worden voor zover deze daadwerkelijk bepaald worden in de kredietovereenkomst. Zelfs indien er niets bepaald is voor de consumentenkredieten, geldt deze regel ook in dat geval. Deze kosten moeten worden opgenomen in de berekening van het JKP.

Voor het hypothecair krediet laat het Wetboek de kredietgever toe om de dossierkosten te eisen die limitatief zijn opgesomd in artikel VII.141. Deze kosten zijn slechts verschuldigd voor zover de consument het kredietaanbod aanvaardt. Het koninklijk besluit van 27 februari 2017 bepaalt de toegelaten maximumkosten. De commentaar hiervan kan worden gevonden onder artikel VII.141.

VII.78, § 6 en VII.134, § 4: bedingen van vervroegde eisbaarheid

 

VII.78, § 6 : De oorzaken van vervroegde opeisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst

VII.78, § 6 et VII.134, § 4:

De oorzaken van vervroegde eisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst worden hernomen in de kredietovereenkomst door een afzonderlijk beding.

Deze bepaling verduidelijkt de vereiste van duidelijkheid voor de ontbindende bepalingen. Zij kunnen niet in de “massa” worden opgenomen en moeten het voorwerp uitmaken van een welbepaalde bepaling en moeten dus gemakkelijker te identificeren zijn door de consument.

Advies van de administratie

  • Er kan niet bepaald worden dat het kredietcontract van rechtswege ontbonden wordt als de kredietnemer het toegestane krediet gebruikt in strijd met het gebruik bepaald in het contract. Artikel VII. 105, 1ste lid, 2° WER slaat enkel op het gebruik van een lichamelijk roerend goed waarvan de kredietgever zich de eigendom heeft voorbehouden

    Er kan wel bepaald worden dat de kredietgever in dat geval de ontbinding voor de rechtbank kan vragen (artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek). Hetzelfde geldt overigens voor het verval van de termijnbepaling (artikel 1188 BW).

  • Ook kan er bepaald worden dat de kredietgever de kredietopnemingen kan opschorten als het krediet gebruikt wordt tegen de doeleinden van het krediet, op voorwaarde dat de doeleinden voldoende duidelijk bepaald zijn, zodat er over de objectieve gronden van de opschorting geen twijfel bestaat (artikel VII. 98, § 2 WER).

 

 

De verplichte vermeldingen voor sommige bijzondere modaliteiten (VII.134, § 3 - 4°, 5°, 8° tot 13°)

VII.134, § 3, 4°: in geval van aflossing van kapitaal voor een krediet van bepaalde duur

 

VII.134, § 3, 4°: Aflossingsplan

De bepaling

VII.134, § 3, 4° : In geval van aflossing van kapitaal, de termijnbedragen bestaande uit de aflossingsstorting en de intresten evenals de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder deze bedragen moeten worden betaald. Het bijgevoegde aflossingsplan geeft de samenstelling van ieder termijnbedrag aan, alsook het verschuldigd blijvend saldo na iedere betaling.

Wanneer een vermindering van de periodieke rentevoet wordt toegestaan, geeft het aflossingsplan de te betalen termijnbedragen evenals de verschuldigde saldi aan, rekening houdend met die vermindering. Wijzigt de vermindering, dan wordt een nieuw aflossingsplan medegedeeld, dat met de wijzigingen rekening houdt;

De aflossingstabel

In geen geval legt de FOD een bepaalde methodologie op voor de opmaak van de aflossingstabel, ze vraagt enkel dat de tabel moet overeenkomen met de in het contract meegedeelde debetrentevoet en berekeningswijze van de debetrente. Als de rentebedragen in de aflossingstabel niet overeenkomen met de in het contract vermelde berekeningswijze en debetrentevoet, dan moet toegelicht worden waarom.

Als bv. eerst de maandbedragen berekend worden op basis van een jaarlijks percentage op 2 decimalen, waarna die maandbedragen afgerond worden op 2 decimalen en de interesten herberekend (en eventueel ook herverdeeld) worden om tot een verschuldigd blijvend saldo van nul te komen, dan moet dat zo toegelicht worden. Omdat de afronding invloed kan hebben om de aangerekende debetrente, moet ook die toegelicht worden (enkel naar boven of naar beneden of beide). Dit voorbeeld bevat een van de meest voorkomende berekeningswerkwijzen maar elke andere werkwijze wordt in principe aanvaard.

De kredietgever moet er niettemin op toezien dat de debetrentevoet waarmee de aangerekende debetrente overeenkomt niet verschilt van de meegedeelde debetrentevoet op 2 cijfers na de komma en het wettelijk maximale JKP niet overschrijdt.

De vermindering van de rentevoet

Artikel VII.134, § 3, 4°, 2e lid verplicht om toepassing te maken van de verminderingen binnen de berekening die in de aflossingstabel zelf wordt hernomen. Het is een regel die voortspruit uit het vorige regime. De wet van 13 maart 1998 verplichtte om de vermindering van de tijdelijke of voorwaardelijke rentevoet rechtstreeks toe te rekenen op de periodieke rentevoet. Zo werd de praktijk die erin bestond om de rentevoet zonder vermindering toe te passen om uiteindelijk het met de ristorno op de rentevoet overeenstemmend bedrag aan de consument uit te keren, uitgesloten. Deze methode toonde echter niet de werkelijke kost.

Zie de meest uiteenlopende commentaar inzake de vermindering van de rentevoet

VII.134, § 3, 5°: bij wedersamenstelling van het kapitaal

 

VII.134, § 3, 5° : wedersamenstelling van het kapitaal

De bepaling

VII.134, § 3, 5° :bij wedersamenstelling van het kapitaal, de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder de intresten dienen betaald en de wedersamenstellende betalingen dienen uitgevoerd te worden en de verbintenis dat het kapitaal van het toegevoegd contract zal aangewend worden voor de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag.

Indien voor eenzelfde kapitaal meerdere wijzen van aflossing of wedersamenstelling worden gebruikt, duidt de kredietovereenkomst aan op welk gedeelte van het kapitaal elke wijze betrekking heeft.


Wanneer noch aflossing noch wedersamenstelling van het kapitaal is bedongen, vermeldt de kredietovereenkomst de tijdstippen en de voorwaarden van betaling van de intresten en terugkerende en niet terugkerende kosten;

Verwijzing

zie de commentaar bij de artikelen VII.135 en VII.136

VII.134, § 3, 8°: een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling

 

VII.78, § 3, 8° en VII.134, § 3,8° : Een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling

De bepaling

VII.78, §3, 8° en VII.134, §3, 8° : een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;

Aanbevelingen v/d administratie

Een waarschuwing dient op te vallen en dus duidelijk onderscheiden te zijn van de andere bepalingen.

Een voorbeeld van een waarschuwing voor de gevolgen van een wanbetaling kan zijn: “Waarschuwing: de niet-uitvoering van de kredietovereenkomst door de consument kan voor hem ernstige gevolgen met zich meebrengen, onder meer de registratie in het negatieve luik van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, waardoor het verkrijgen van (nieuw) krediet moeilijk zo niet onmogelijk wordt. Daarnaast kunnen wanbetalingen kosten, nalatigheidsinteresten en boetes met zich meebrengen bedingen, en zelfs tot de ontbinding van de overeenkomst ten nadele van de consument leiden".

De administratie merkt zeer vaak op dat de waarschuwing moet benadrukt worden: De waarschuwing is aanwezig in uw overeenkomsten maar zou moeten benadrukt worden. Wij suggereren dat u deze, net zoals de vermelding van het soort krediet, op de eerste bladzijde van de overeenkomsten plaatst.

VII.134, § 3, 9° : in geval van notariskosten

 

VII.134, § 3, 9° : Notariskosten

De bepaling

VII.134, § 3, 9° : Desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;

Commentaar

De kredietgever moet niet alleen het bestaan van de notariskosten in de kredietovereenkomst vermelden maar ook het bedrag ervan, ofwel door het minimum en maximumbedrag te vermelden, ofwel door enkel het maximum bedrag te vermelden door een worst case scenario principe te hanteren, dat vaak wordt gebruikt voor de berekening van de kosten om de consument in te lichten, ofwel door verwijzing naar de website van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, waar de berekening kan gedaan worden middels een eenvoudige tool: https://www.notaris.be/rekenmodules/aankoop.

De berekeningsmiddel berekent niet alleen de kosten maar ook de erelonen. Het verschil tussen het minimum en het maximum vloeit voort uit de administratieve kosten die variabel zijn.

Voor de berekening van het JKP, dient de kredietgever de notariskosten doch niet de erelonen in te geven. Het verslag aan de Koning voorafgaand aan het K.B. van 14 september 2016 betreffende de kosten, rentevoet en de terugbetalingsmodaliteiten van de kredietovereenkomsten onderworpen aan de toepassing van Boek VII van het WER preciseert dat: Het deel van de notariskosten die in het JKP opgenomen worden zullen online terug te vinden zijn op de website van de KFBN (https://www.notaris.be) die daartoe aangepast wordt in functie van dit besluit. De notarissen zullen, in overleg met de kredietgevers, een tool ter beschikking stellen om die gegevens automatisch in te voeren in de systemen van de kredietverstrekkers.

VII.134, § 3, 10°: in geval van gevraagde zekerheden of verzekeringen

 

VII.78, § 3, 10° : Gevraagde zekerheden en verzekeringen

De bepalingen

VII.78, § 3, 10° en VII.134, § 3,10° :desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen.

Principe

De zekerheden moeten specifiek vermeld worden in de overeenkomst. Bijgevolg, ten minste voor de consumentenkredieten, is voor elke nieuwe zekerheid die de kredietgever zou eisen van de consument de opstelling van een nieuwe kredietovereenkomst vereist. Te dien einde verdient het volgende beding in de nieuwe overeenkomst aanbeveling om in overeenstemming te zijn met artikel VII.98 :"Beide partijen beslissen in onderling akkoord om de bestaande kredietovereenkomst met onmiddellijke uitwerking te vervangen door deze overeenkomst. Zodoende treedt er schuldvernieuwing op en geen eenzijdige ontbinding, waarbij het resultaat identiek blijft".

Voor de hypothecaire kredieten, zal de wijziging het voorwerp kunnen uitmaken van een vereenvoudigd aanbod overeenkomstig art. VII.145.

Tenslotte past het om rekening te houden met de mogelijke herkwalificatie van de hoedanigheid van de partijen door de rechter wanneer een van hen als en persoonlijke zekerheid zou moeten beschouwd worden in plaats van als een medeschuldenaar (zie bv. Luik, 21 oktober 2011, J.L.M.B. 2014, 224).

Schuldsaldo verzekering - aanbevelingen van de administratie (consumentenkrediet)

Als de verzekering in het contract wordt aangeduid als een zekerheid van het krediet, is ze een voorwaarde om het krediet te krijgen.

Van elke nevendienst die een voorwaarde is om het krediet te krijgen, of tegen een verminderd tarief, moeten de kosten in het JKP zitten (artikel I. 9, 41°, e) WER).

Los van het voorgaande moet de consument altijd kunnen kiezen bij wie hij de nevendienst sluit (artikel VII. 87, § 1 WER). Als de kosten van de verzekering niet in het JKP opgenomen worden, vraagt de FOD Economie daarom dat de kredietgever, in de kredietaanvraag of in het kredietcontract, de volgende opties voor de consument voorziet om aan te kruisen:

  • een verzekering bij een voorgestelde maatschappij
  • een verzekering bij een zelfgezochte maatschappij
  • geen verzekering

Eventueel kan de keuze beperkt worden tot:

  • een verzekering bij een verzekeraar naar keuze
  • geen verzekering

Hetzelfde geldt voor elke andere nevendienst.

Als een nevendienst gefinancierd wordt met het krediet, gaat het om een voorwaarde van de kredietopneming die in het kredietcontract moet staan (artikel 78, § 2, 6° WER) en moet de nevendienst en de contante prijs in het contract staan (artikel 78, § 3, 2° WER).

Opdat er beantwoord is aan de bepalingen van artikel VII. 75 WER, moet de consument uitdrukkelijk kiezen voor de financiering van nevendiensten. Daarom vraag de FOD om in de krediet aanvraag of het kredietcontract de mogelijkheid te voorzien om die opties (contante betaling of op krediet) aan te kruisen.

Domiciliëringsopdracht

Opdat de kredietgever de verschuldigde bedragen kan afhouden van een zichtrekening van de consument, volstaat het niet om tussen de algemene voorwaarden van het contract te bepalen dat de kredietnemer de kredietgever daartoe het recht verleent.

De kredietgever moet daartoe beschikken over een domiciliëringsopdracht van de kredietnemer. Die kan eventueel in hetzelfde document staan, maar moet afzonderlijk ondertekend worden.

Artikel VII.28, § 2, 1° WER bepaalt immers dat er een "uitdrukkelijke instemming" dient te zijn.

Als de kredietgever bij een kredietopening de minimale betalingen via domiciliëringsopdracht afhoudt van de zichtrekening van de consument, moet hij duidelijk het rekeningnummer van de kredietrekening toevoegen waarop de consument bijkomende stortingen kan doen.

Adviezen v/d administratie (consumentenkrediet)

  • De administratie is van mening dat wanneer een verzekeringsovereenkomst wordt gesloten teneinde de vervanging, herstelling en teruggave van het gefinancierde goed te waarborgen, de kosten van deze verzekering in het JKP moeten worden opgenomen.
  • Het laatste lid van artikel6van de overeenkomst, namelijk:"het staat de bank eveneens vrij om, met de toestemming van de klant,enige anderezekerheid te nemen die hoger niet vermeld is"is in strijd met artikel VII.78, §3, 10. De zekerheden moeten immers uitdrukkelijk vermeld worden in de overeenkomst. In dit opzicht is een categorie "andere" die door u ingevuld wordt voldoende.
  • Artikel 21 van de overeenkomst vermeldt dat"wanneer de door de kredietgever ontvangenborg onvermogend is geworden, hem een andere moet gegeven worden". De kredietgever mag niet de afgifte van andere zekerheden eisen eens de overeenkomst ondertekend is, aangezien deze daarin specifiek moeten vermeld worden. Bijgevolg is voor het aanbrengen van een nieuwe borg de ondertekening van een nieuwe overeenkomst vereist

VII.134, § 3, 11°: informatie over het herroepingsrecht

 

VII.78, § 3, 11° : Herroepingsrecht

De bepalingen

VII.78. § 3, 11° en VII.134, §3, 11° : het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII. 83, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag

Principe

De tekst is de letterlijke omzetting van artikel 10.2, p), van richtlijn 2008/48/CE. Het herroepingsrecht is voorzien in artikel VII.83 voor alle consumentenkredietovereenkomsten behalve voor de kredietovereenkomsten waarvan de wet vereist dat zij worden gesloten voor een notaris (VII.83, §3) voor zover de notaris bevestigt dat de consument de rechten geniet die worden beoogd in de artikelen VII.70, VII.74 en VII.78. Onder dit voorbehoud moet de kredietovereenkomst dus steeds het bestaan van een herroepingsrechtvermelden.

Sinds de omzetting van de richtlijn betreffende het hypothecair krediet, vallen alle kredietovereenkomsten met een hypothecaire zekerheid onder het regime van het hypothecair krediet. In het regime van het hypothecair krediet, behoudt art. VII.138 het herroepingsrecht voor op de hypothecaire kredieten met roerende bestemming die worden gesloten zonder een hypothecaire zekerheid. De consumentenkredietovereenkomst en de hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming zonder een hypothecaire zekerheid moeten dus altijd het bestaan van een herroepingsrecht vermelden.

Het volstaat niet het bestaan van dit recht te vermelden, daarnaast moeten alle uitoefeningsvoorwaarden van dit recht worden vermeld. Dit betekent dat onder meer de volgende gegevens moeten worden vermeld:

  1. de termijn;
  2. het vertrekpunt van de termijn;
  3. de verplichting van kennisgeving per aangetekend schrijven;
  4. de andere wijzen van kennisgeving door de kredietgever indien deze er zijn (de loutere verwijzing naar artikel18, § 2 WCK volstaat dus niet aangezien de wet desbetreffend uitdrukkelijk naar de kredietgever verwijst);
  5. de verplichting van de consument om het ontvangen goed of kapitaal terug te geven en de termijn waarbinnende teruggave moet gebeuren;
  6. de verplichting tot betaling van de interesten voor de periode tijdens welke de consument het goed of het kapitaal heeft genoten met vermelding van het dagelijks bedrag op basis, desgevallend, van de veronderstelling van integrale opneming van het kapitaal bij het sluiten van de kredietovereenkomst;

De overeenkomst moet dus de bepaling van artikel VII.83 of VII.138 WER weergeven, aangepast aan het soort krediet dat wordt beoogd door de overeenkomst. Het herroepingsrecht dat vermeld wordt in de niet door de consument ondertekende noch geparafeerde algemene voorwaarden die aan de kredietovereenkomst gevoegd zijn en naar de welke wordt verwezen aan de hand van een bepaling van kennisneming op de eerste pagina van de overeenkomst, voldoet niet aan de vereiste van art. 78, § 3, 18°. Deze bepaling is misleidend in de zin van art. 74, 21° en 74 26° van de WHP [artikelen VII.83, 21° en 26°, WER] (Vred. Oudenaarde-Kruishoutem, 16 oktober 2013, T. Vred., 2015, p. 426-436).

Adviezen v/d administratie

  • Als er bij herroeping van het contract geen rente per dag wordt aangerekend, dan moet dat ook zo verduidelijkt worden. In het andere geval moet het bedrag in het contract staan. Het gaat om een bedrag en dus geen percentage. De kredietgever doet er goed aan om bij de kredietopeningen te verduidelijken dat dat bedrag berekend is op basis van een volledige opname van het kredietbedrag, maar dat het in werkelijkheid berekend wordt op basis van het werkelijk opgenomen bedrag. Eventueel kan het geformuleerd worden als volgt: “Het bedrag van de rente per dag bij herroeping werd berekend op het kredietbedrag, maar wordt in werkelijkheid berekend op het werkelijk opgenomen bedrag overeenkomstig de volgende formule : ... ”.
  • Wat het herroepingsrecht betreft:het staat aan de kredietgever om zelf te beslissen welke drager hij aanvaardt, aangezien de wetgever op dat vlak niets heeft bepaald. Bijgevolg mag niet worden verwezen naar artikel14, § 2, 18° van de WCK [VII.78, § 3, 11°, WER], zoals uw algemene voorwaarden laten verstaan.
  • Het bedrag van de dagelijkse interest, zoals bepaald door artikel14, § 2, 18° van de WCK [VII.78, § 3, 11°],in het kader van het herroepingsrecht van de consument, moet voorkomen in uw overeenkomst.
  • Gelieve, in overeenstemming metartikel 14, § 2, 6° van de WCK, in het kader van het herroepingsrecht het bedrag van de dagelijkse interest te vermelden, waarvoor men zich in het kader van een kredietopening moet baseren op de volgende veronderstelling: de onmiddellijke opneming van het volledige beschikbare krediet door de consument.

VII.134, § 3, 12°: informatie over artikel VII.147/6

VII.134, § 3, 12°: informatie over de uit artikel VII.147/6 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;

Zie de commentaar bij artikel VII.147/6

VII.134, § 3, 13°: het recht op vervroegde terugbetaling

 

VII.134, § 3, 13° : informatie over het recht van vervroegde terugbetaling

De bepaling

VII.134, § 3, 13° : het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald met inbegrip van de modaliteiten bedoeld in artikel VII.147/11, § 3, in geval van wedersamenstelling van het kapitaal;

Principe

Het recht opvervroegde afbetaling is voor alle hypothecaire kredietovereenkomsten bepaaldinartikel (VII.147/11). De wet verplichtde kredietgever om de procedurete vermelden diede consument zal moeten volgen en de berekeningswijze van de vergoeding die hij zal moeten betalen. De vergoeding is echter verboden in de gevallen voorzien door artikel VII.147/12, § 2 en voor de hypothecaire kredietopeningen met roerende bestemming (bij een kredietopening, waarbij de consument per definitie de vrijheid heeft om op te nemen en terug te betalen wat hij wenst, kan er niet gesproken worden van een vervroegde terugbetaling).

De administratie heeft er in dit opzicht aan herinnerd datde afbetaling voor gevolg heeft dat het bedrag van de maandelijkse betalingen wordt verminderd zonder datde kredietgever een vermindering van de duur van de overeenkomst kan opleggen, behoudens voorafgaand akkoord van deconsument.

  • De bepaling waarin wordt vastgelegd dat de vervroegde aflossing niet tot gevolg heeft dat het bedrag van de nog verschuldigde maandelijkse terugbetalingen wordt verminderd, maar dat de duur van de lening die in de overeenkomst is bepaald, wordt verminderd, is in strijd met de wet. De kredietgever kan de oorspronkelijke duur van de kredietovereenkomst niet verminderen en de consument moet de keuze hebben de oorspronkelijke duur van de kredietovereenkomst te behouden die een essentieel element van de overeenkomst vormt. Deze bepaling kan bijvoorbeeld als volgt worden gewijzigd :

“in geval van gedeeltelijke vervroegde aflossing van de kredietovereenkomst kan de consument kiezen tussen een aanpassing van het bedrag van de maandelijkse betaling en een aanpassing van het aantal maandelijkse betalingen. De kredietnemer deelt zijn keuze mee via een aangetekend schrijven waarin hij ook aangeeft dat hij gedeeltelijk vervroegd wenst terug te betalen. Indien de consument zijn keuze niet meedeelt, wordt hij verondersteld een aanpassing van het bedrag van de maandelijkse betaling te hebben gevraagd en het behoud van het aantal maandelijkse betalingen die oorspronkelijk in de overeenkomst waren bepaald”.

VII.134, § 3, 14°: de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures

 

VII.78, § 3, 14° : Klachten - en buitengerechtelijke beroepsprocedure

De bepalingen

VII.78, § 3, 14 ° en VII.134, § 3, 14° : de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie;

De verschillende diensten

Het betreft:

  • De interne dienst, gecreëerd door de kredietgever in toepassing van art. XVI.2. De informatie moet in het bijzonder het telefoonnummer en faxnummer en het e-mailadres van de interne dienst vermelden (art. XVI.2)
  • Ombudsfin -- Ombudsman in financiële geschillen ingesteld in uitvoering van art. VII.216 als een entiteit gekwalificeerd in de zin van art. XVI.25, om de geschillen op te lossen hangende tussen enerzijds een dienstverlener van een betaaldienst, een kredietgever of een kredietbemiddelaar en anderzijds een consument door adviezen te verstrekken in de materies waarin zij optreedt als bemiddelaar. De bemiddelingsdienst kan slechts worden gevat in de mate waarin de interne dienst van de kredietgever geen oplossing tot het geschil heeft kunnen bieden en in zoverre de rechtbank niet gevat is. Deze toegangsvoorwaarden (zoals de andere toegangsmodaliteiten hernomen onder art. XVI.15 e.v.) moeten in de kredietovereenkomst vermeld worden. Het adres van de Ombudsfin is Koning Albert II laan 8, bus 2, te 1000 Brussel. De klachten kunnen worden ingediend via de website: https://www.ombfin.be/nl/particulieren/klacht-indienen/
    Meer informatie :
    per e-mail : Ombudsman@Ombudsfin.be
    per telefoon: 025457770,
    Website: https://www.ombfin.be/nl/particulieren/contact/
  • FOD Economie : de inbreuken kunnen worden gemeld via de website: https://meldpunt.belgie.be/meldpunt/nl/welkom of per brief: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Algemene Directie van de Economische Inspectie , Koning Albert II laan 16, 1000 Brussel.
    Meer informatie: per telefoon: 02/ 277 54 85 (FR) en 02/277 54 84 (NL) of via de website: https://economie.fgov.be/nl/over-de-fod/waar-en-hoe-een-probleem

VII.134, § 3, 15°: de overige bedingen en contractvoorwaarden

 

VII.78, § 3, 15° : De overige bedingen en contractvoorwaarden

Aangehechte of nevenovereenkomsten

Indien de kredietgever de consument de sluiting van eenaangehechte overeenkomst oplegt met eerbiediging van artikel VII.87, § 1 (CK) of VII.147, § 1 (HK),moet hijdeze voorwaarde onvermijdelijk inschrijven in de kredietovereenkomst. Het feit dat hij een aangehechte overeenkomst oplegt zonder deze vereiste op te nemen in de kredietvoorwaarden maakt dus een schending uit van artikel VII.78 (zie Vred. Kortrijk, 1 maart 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 42 en de kritische noot vanR. Steennot en Lientje Van Den Steen: De schuldsaldoverzekering, eenpersoonlijke zekerheid?) of VII.134 (HK).

Het verschil tussen ongeoorloofde debetstand en overschrijding

Een contract moet rekening houden met het onderscheid tussen de “overschrijding” bedoeld in artikel I. 9, 52° WER en de “overschrijding” van het kredietbedrag bedoeld in artikel VII. 100 WER.

De eerste is een (stilzwijgend) geoorloofde debetstand op een rekening terwijl de tweede een niet-geoorloofde debetstand is die het kredietbedrag te boven gaat. Er kan dus niet gesproken worden van een “overschrijding” als het gaat om een niet geoorloofde debetstand.

Bij een “overschrijding” is artikel VII. 101 WER van toepassing. Bij een niet-geoorloofde debetstand die het kredietbedrag te boven gaat is artikel VII. 100 WER van toepassing. Dat heeft o.m. gevolgen voor de aanrekening van nalatigheidsinteresten. Die gevolgen moeten duidelijk in het contract staan.

Verklaring van overeenstemming met de wet

Zeer vaak moet deadministratie de kredietgevers eraan herinneren dat het in strijd is met artikel4 van de wet om bedingen te bepalen waardoor de consument verklaart dat de overeenkomst of de onderhandelingen die eraan zijn voorafgegaan in overeenstemming met de wet zijn verlopen. Zo werden verworpen:

  • Een bepaling in de typeovereenkomst die de consument verplicht een algemene verklaring af te leggen waarin staat dat de voorafgaande onderhandelingen zijn verlopen en de kredietovereenkomst is gesloten overeenkomstig de wettelijke vereisten.
  • De consumenten verklaren geen enkele vergoeding te hebben betaald voor de onderhandelingen, onder welke benaming of vorm ook en bestemd voor wie dan ook. Deze bepaling werd eveneens verworpen door de rechtspraak: Zie Kb. Dendermonde, 28 februari 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, 55.
  • Het is niet mogelijk om in de overeenkomstte laten verklaren door de consument dat hij hetSECCI-formulier vooraf heeft ontvangen, net zomin als het mogelijk is om hemte laten verklaren dat hij de aflossingstabel heeft ontvangen.
  • De bepaling «de consumenten erkennen dat dit aanbod hen gratis werd overhandigd in twee exemplaren op hun uitdrukkelijk verzoek en niet werd voorafgegaan door enige vorm van afwerving, noch ten huize van of op de woonplaats van een andere consument noch op de werkplaats".
  • De bepaling waardoor de consument verklaart de het voertuig in ontvangst te hebben genomen (met datum en handtekening). Daarvoor is namelijk een van de overeenkomst onderscheiden schriftelijk document vereist.
  • De bepaling “Alle partijen erkennen het exemplaar te hebben ontvangen dat voor hen is bestemd”.
  • De contractuele bepaling waardoor de consument verklaart alle nodige informatie en adviezen te hebben gekregen.
  • De typeovereenkomst voor consumentenkrediet waardoor de consument zou verklaren alle nuttige informatie te hebben ontvangen om de meest geschikte kredietvorm te kunnen kiezen.
  • Het beding"zij verklaren dat alle bovenstaande gegevens oprecht en correct zijn",om in overeenstemming te zijn met de wet,onder de identificatiegegevens van de consumenten moet verplaatst worden in plaats van onder de financiële gegevensvan de overeenkomst te staan.
  • Het beding "In geval van onderschrijving van een verzekeringspolis, erken(nen)(t) de kredietgever(s) datzij een keuzevrijheid genoten hebben". U mag in uw overeenkomst de twee opties vermelden, waarbij de consument het ene of het andere vakje kan aanvinken in functie van zijn wens om al dan niet een verzekering te sluiten. Met dien verstande dat de consument in kennis moet worden gesteld van deze keuzevrijheid.
  • Het beding "dat hij vooraf(…) de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet en alle andere informatie heeft begrepen die noodzakelijk is om de overeenkomst en de rechten en verplichtingen die ze doet ontstaan te begrijpen".
  • Het beding dat vermeldt dat "de consumenten verklaren afdoende en aangepaste precontractuele informatie te hebben ontvangen (...)" heeft geen enkele juridische waarde en in strijd is met de wet, onder meer krachtens de artikelen 4, 11, 11bis en15 van de WCK.
  • De bepaling " de consumenten verklaren dat zij niet gedwongen werden een ander contract te sluiten, noch door de kredietgever noch door de bemiddelaar (zie ook Rechtbank Dendermonde, 28 februari 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, 55).

De bewijsmiddelen

  • Het bewijs door een afrekening die volledig en juist wordt verklaard door de kredietgever

Artikel *** waardoor de bank bepaalt dat het bedrag van haar schuldvordering juridisch bewezen wordt door een uittreksel dat oprecht en waarachtig wordt verklaard, is een onrechtmatig beding ten aanzien van de kredietnemers en van de personen die zich persoonlijke zekerheid zouden stellen. Een kredietgever kan niet eenzijdig beslissen dat de verschuldigde sommen juridisch aangetoond zijn. Deze moeten steeds kunnen worden betwist door de tegenpartijen en het staat aan de rechtbank om het geschil te beslechten. Dit beding verzwaart de verplichtingen van de consument en vermindert de verplichtingen van de kredietgever. Het is in strijd met artikel 4 WCK [VII.2, § 4] en met artikel 38.12 WHPC [VI.83].

  • Bepaling van de termijn van betwisting
    • Het beding dat in een termijn van 30 dagen voorziet om een overzicht te betwisten en dat bepaalt dat, eens deze termijn verstreken is, het overzicht onherroepelijk aanvaard is, is in strijd met artikel 4 WCK[VII.2, § 4] en 32, 18° en 19° WHPC [VI.83].
    • In het kader van een overeenkomst van kredietopening met VISA-kaart is het beding dat bepaalt dat de consument zijn uitgaven slechts kan betwisten binnen de twee maanden die volgen op de datum van de transactie nietig wegens strijdigheid met artikel 4 WCK [VII.2, § 4] en met artikel 32 18° WHPC [VI.83].
  • Bewijs van de schuld

Het beding dat als volgt luidt: "De terbeschikkingstelling van de som die door de kredietgever wordt geleend aan een consument verbindt alle partijen definitief", is in strijd met de WCK, die bepaalt dat de partijen verbonden zijn door de ondertekening (het betreft een afwijking ten opzichte van het gemene recht van de lening).

Antiwitwasbeding

  • U mag niet voorzien in de ontbinding van de overeenkomst in andere gevallen dan deze die worden opgesomd in artikel 29 van de WCK [VII.105]. Daarentegen, overeenkomstig artikel 33ter, § 2 van de WCK [VII.98], mag u het recht op opnemingen van de consument schorsen, wanneer u wegens objectief gerechtvaardigde redenen mag beschouwen dat de consument niet meer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen. Bovendien merken wij op dat de toepassing van artikel 95 van de WCK [VII.204], dat de ontbinding van de overeenkomst beoogt die door de rechter wordt bevolen ten laste van de consument, eveneens mogelijk zou zijn, indien de consument bijvoorbeeld had gelogen over het doel van het krediet, hetgeen het geval zou zijn in geval van witwassen van geld of van financiering van terrorisme.
  • Wat het beding betreft dat vermeldt dat “de bank niet moet nagaan, en niet zal nagaan, of het gebruik van het krediet in overeenstemming is met het doel van het krediet dat door de klant aan de bank werd verklaard”, dit beding is slechts geldig onder voorbehoud van de inachtneming van artikel 15 van de WCK [VII.75 en VII.77]].

Overdracht van de overeenkomst

Indien de kredietgever zich de mogelijkheid wil voorbehouden om zijn rechten geheel of gedeeltelijk over te dragen of een derde in de plaats te stellen in zijn rechten, moet hij dit krachtens de wet vermelden in de overeenkomst. Indien de kredietgever zich deze mogelijkheid niet heeft voorbehouden, kunnen de overdracht of de overgang door subrogatie enkel gebeuren mits naleving van het gemene recht.

Voor het overige kunnen enkel de in artikel VII.102 vermelde derden overnemers zijn van kredietovereenkomsten.

De kredietgever wordt beschouwd als een kredietbemiddelaar indien hij zijn schuldvordering onmiddellijk overdraagt of indien hij een derde aangewezen in de overeenkomst onmiddellijk in de plaats stelt (artikel I.9, 34° WER). Indien de kredietgever onmiddellijk wenst over te dragen of een derde onmiddellijk in de plaats wil stellen, is het nuttig om in de kredietovereenkomst de naam, voornaam of de maatschappelijke benaming, de woonplaats of de maatschappelijke zetel te vermelden van de persoon waaraan de overeenkomst wordt overgedragen of die in de plaats wordt gesteld in de rechten van de oorspronkelijke kredietgever (artikel VII.103). Deze bepaling heeft voor gevolg dat de overdracht of de indeplaatsstelling tegenstelbaar wordt aan de consument waaraan de door artikel VII.103 vereiste kennisgeving dus niet meer moet verstuurd worden.

Overdracht van de hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming

Indien de kredietgever zich de mogelijkheid wil voorbehouden om zijn rechten geheel of gedeeltelijk over te dragen of een derde in de plaats te stellen in zijn rechten, moet hij dit krachtens de wet vermelden in de overeenkomst. Indien de kredietgever zich deze mogelijkheid niet heeft voorbehouden, kunnen de overdracht of de overgang door subrogatie enkel gebeuren mits naleving van het gemene recht.

Voor het overige kunnen enkel de in artikel VII.147/107 vermelde derden overnemers zijn van kredietovereenkomsten.

De kredietgever wordt beschouwd als een kredietbemiddelaar indien hij zijn schuldvordering onmiddellijk overdraagt of indien hij een derde aangewezen in de overeenkomst onmiddellijk in de plaats stelt (artikel I.9, 34° WER). Indien de kredietgever onmiddellijk wenst over te dragen of een derde onmiddellijk in de plaats wil stellen, is het nuttig om in de kredietovereenkomst de naam, voornaam of de maatschappelijke benaming, de woonplaats of de maatschappelijke zetel te vermelden van de persoon waaraan de overeenkomst wordt overgedragen of die in de plaats wordt gesteld in de rechten van de oorspronkelijke kredietgever (artikel VII.147/18). Deze bepaling heeft voor gevolg dat de overdracht of de indeplaatsstelling tegenstelbaar wordt aan de consument waaraan de door artikel VII.147/18 vereiste kennisgeving dus niet meer moet verstuurd worden.

Verplichte vermeldingen voor sommige bijzondere modaliteiten (VII.134, § 3, 1° tot 3° en 6° - 7°)
bij hypothecaire kredieten met een roerende bestemming

Artikel VII.134, § 3, laatste lid: de bepalingen onder 1° tot 3° en 6° tot 7° gelden enkel voor het hypothecair krediet met een roerende bestemming.

VII.134, § 3, 1°: indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt

 

VII.78, § 3, 1° : Betaalinstrumenten - regelen in geval van verlies en diefstal

VII.78, § 3, 1° en VII.134, § 3, 1°: indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde;

Principe

De toepasselijke regels worden verduidelijkt in artikel VII.36. Zij verplichten de consument om zo snel mogelijk kennisgeving te doen van het verlies of de diefstal en beperken de gevolgen van de diefstal of van het verlies tot aan de kennisgeving tot150 euro (behoudens bedrog of grove nalatigheid).

Een eenvoudige verwijzing naar deze artikelen voldoet niet aan de wettelijke vereiste om toepasselijke regels en het maximale bedrag van het risico voor de consument te vermelden. Er is minimaal vereist dat in de overeenkomst de tekst van artikel VII.36 wordt opgenomen. De informatie die aan de consument wordt gegeven, moet in de overeenkomst zijn opgenomen en mag van deze laatste geen bijkomende stappen vereisen. Volgens art. VII.5, De betalingsdienstaanbieder mag uit hoofde van deze titel en behoudens andersluidende bepaling, de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van zijn verplichtingen.

Adviezen van de administratie (verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument)

  • Gelieve, rekening houdend met het feit dat het mogelijk zal zijn om over het krediet te beschikken door middel van een betaalinstrument, in de overeenkomstalle vermeldingen op te nemen die bepaald worden door artikel VII.78, §3, 1°.
  • In de afdeling van de algemene voorwaarden die betrekking heeft op het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrumentis het krachtens de artikel VII.55 niet mogelijk voor de bank om de consument kosten op te leggen en hetis dus niet mogelijk om het bedrag van het aangetekend schrijven te laten dragen door de consument. Dit middel moet dus ofwel geschrapt en vervangen worden door een ander gepast middel, ofwel aangepast worden. Gelieve eveneens te noteren dat de vermelding "tot hoger beoogde kennisgeving", die - ter herinnering - onmiddellijk moet zijn, betrekking moet hebben op de kennisgeving per e-mail en niet op de bevestigingsbrief die geacht wordt verzonden te worden door de consument.
  • Gelieve de verplichtingen van de consument in geval van verlies of van diefstal van zijn kaart te benadrukken. De vermelding "Card Stop" in het midden van uw algemene voorwaarden lijkt immers moeilijk bereikbaar te zijn voor de lambda-consument.
  • De bepaling die de consument verplicht om een telefonisch meegedeelde diefstal of verlies nog eens schriftelijk te bevestigen, is in strijd met het WER.
  • Let erop de lijst met gedragingen die worden beschouwd als “grove nalatigheid” niet eenzijdig uit te breiden. Enkel een magistraat mag namelijk bepalen of iets al dan niet op de lijst van grove nalatigheden thuishoort. Bovendien zijn alle bepalingen in de overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling en het gebruik van een middel voor elektronische overdracht van geldmiddelen verboden en nietig, die de bewijslast van de consument zouden verzwaren of de bewijslast van de uitgever zouden verminderen.

 

 

 

VII.134, § 3, 2°: indien het krediet strekt tot verkrijging van een goed of een dienst

 

VII.78, § 3, 2° en 134, § 3, 2°: De contante prijs van het gefinancierde goed of dienst

 

 

 

Artikel VII.78, §3, 2° en VII.134, §3, 2° : in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;

Principe

Krachtens de wet is het verplicht in de kredietovereenkomst de contante prijs van het goed of de dienst te vermeldenwanneer de kredietovereenkomst wordt verleend in de vorm van een uitstel van betaling voor een goed of een dienst van gelieerde kredietovereenkomsten. De wet beoogt dus twee onderscheidenhypotheses.

De beoogde overeenkomsten

1e geval: uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst

Het eerste geval dat wordt beoogd door de artikelen VII.78, § 3, 2° en VII.134, § 3,2° is dat van een uitstel van betaling voor een goed of een dienst. Indien het een uitstel van betaling betreft, kan enkel de leverancier deze betalingswijze toestaan. Wanneer een derde kredietgever tussenkomt, betaalt hij de leverancier en betreffen de betalingstermijnen het krediet maar niet de aankoopprijs van het goed of van de dienst. Dit eerste geval beoogt in werkelijkheid de verkoop op afbetaling van een goed of een dienst.

2e geval: de gelieerde kredietovereenkomst.

De gelieerde kredietovereenkomst dient uitsluitend ter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst endie twee overeenkomsten vormen objectief gezien een commerciële eenheid. Een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier optreedt als kredietgever of als kredietbemiddelaar of indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst (I.9, 64°). Wij verwijzen in dit opzicht naar de commentaar van artikel I.9, 64°.

Kritiek op de formulering

Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen het eerste en het tweede geval is artificieel: een verkoop op afbetaling is noodzakelijkerwijze een gelieerde kredietovereenkomst in de zin van de definitie die voorkomt in het Wetboek, vermits ze bestemd is tot aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst en de leverancier de kredietgever is of minstens een kredietgever die wordt gelijkgesteld met de kredietbemiddelaars indien hij het krediet overdraagt aan een kredietgever die is aangeduid in de overeenkomst.

Samengevat zijn volgende overeenkomsten onderworpen aan de verplichting om de contante prijs te vermelden:

  1. de verkopen op afbetaling van goederen en diensten
  2. de kredietovereenkomsten die uitsluitend dienen ter financiering van de aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst. Indien de consument uitlegt dat hij bepaald salonmeubilair wenst te kopen bij een bepaalde verkoper of de aankoop en de installatie van een uitgeruste keuken bij een bepaalde installateur wil financieren, betreft het wel degelijk het financieren van de aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst. Indien de consument daarentegen uitlegt dat hij meubels in het algemeen wil kopen om te gaan samenwonen of indien hij wil beschikken over een som om een reis te financieren die hij nog niet bepaald heeft, gaat het niet meer over een bepaald goed of een bepaalde dienst. De term "bepaald" betekent tegelijkertijd dat het goed (of de dienst) bepaald is maar ook dat de leverancier gekozen is.
  3. De adviesplicht (VII.75 en VII.131) verplicht de kredietgever om het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend (...) met het doel van het krediet. Indien dit in de overeenkomst wordt vermeld, geniet de consument van de opschorting van betalingen tot aan de levering (VII.91 en VII.147/5). Ook al is de financiering van een goed of een dienst niet het enige doel, toch is de kredietgever verplicht dit in de kredietovereenkomst te vermelden, zodat de consument kan profiteren van het soort krediet dat het meest aangepast is voor het doel en de bescherming van de wet waarin in dit geval is voorzien (zie commentaar van artikels VII.91 en VII.147/5).

Gevolgen

  1. Wanneer blijkt dat de financiering betrekking heeft op een bepaald goed (of een bepaalde dienst), moet de aanduiding van het goed of de dienst voorkomen in de overeenkomst vermits de bepaling de verplichting oplegt om de contante prijs te vermelden. In de uitvoering van zijn raadgevingsplicht moet de kredietgever het krediet zoeken dat qua bedrag en vorm het best is aangepast aan de financiële draagkracht van de consument en het doel van het krediet. Het doel van het krediet is dus essentiële informatie die de kredietgever moet ontvangen in de onderzoeksfase. Artikel VII.69 verduidelijkt bovendien dat de vragenlijst (...) minstens betrekking (heeft) op het doel van het krediet (...). In het kader van dit onderzoek staat het aan de kredietgever om de consument te ondervragen over de prijs van het goed of van de prestatie die hij wil financieren (zie de commentaar van artikel VII.91).
  2. De verplichting tot vermelding van de contante prijs wordt gemakkelijk nagekomen indien de leverancier de kredietgever of de kredietbemiddelaar is. Indien de consument daarentegen een krediet aanvraagt (onafhankelijk van de leverancier), staat het aan de kredietgever om hem te ondervragen over de contante prijs. In dat geval koopt de consument in werkelijkheid contant en zal de prijs, in principe, het bedrag van het krediet zijn dat door de kredietgever betaald wordt, ofwel aan de consument, ofwel aan de leverancier (behalve indien de consument slechts een gedeelte van zijn aankoop financiert). In het kader van de uitvoering van zijn onderzoeksplicht staat het aan de kredietgever om te beoordelen of hij al dan niet bewijsdocumenten (bestelbon, proforma factuur, enz.) moet vragen en of het opportuun is om de sommen te storten aan de consument of rechtstreeks aan de leverancier.
  3. Wat als de consument de aankoopprijs van het bepaalde goed of de bepaalde dienst al heeft betaald met eigen middelen? Dit geval valt niet onder het toepassingsgebied van de bepaling. Het krediet is immers bestemd tot wedersamenstelling van de thesaurie van de consument, maar het is noch een uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst, noch een krediet dat dientter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van bepaalde goederen of de verrichting van bepaalde diensten (per definitie heeft de consument het goed of de dienst al verworven zonder een krediet aan te vragen). De contante prijs moet dus niet vermeld worden.

Verplichting om de overeenkomst op te schorten tot de levering

Aangezien de overeenkomst het te verwerven goed of de te verwerven dienst vermeldt, zijn artikel VII.91 (CK) en artikel VII.147/5 (HKRB) van toepassing: de verplichtingen van de consument krijgen slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst. Bovendien, indien de kredietgever de sommen rechtstreeks wenst te storten aan de leverancier, mag het kredietbedrag hem pas overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst. De kredietgever zou de sommen evenmin rechtstreeks aan de consument mogen storten zonder de levering af te wachten vermits de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst worden opgeschort. De ondertekening van de kredietovereenkomst volstaat niet; bovendien is een attest van levering van het goed of verlening van de dienst vereist. Dit beginsel wordt bevestigd door het laatste lid van artikel VII.91 en VII.147/5: de krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving. De burgerlijke sancties van de artikelen VII.202 en VII.214/2 bepalen dat de consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening.

Geleidelijke vrijmaking van het kapitaal na overlegging van bewijsstukken

Wanneer het krediet wordt gebruikt voor de financiering van werken, is het gebruikelijk dat de kredietgever de voorlegging van facturen eist om de opeenvolgende opnemingen van het kapitaal toe te staan. De voorwaarden voor de vrijgave moeten duidelijk in het contract worden gespecificeerd. De consument moet daarom worden geïnformeerd:

1. van de maximale periode waarin kredietopnemingen kunnen worden gedaan.

2. van de rentevoet en, meer in het algemeen, de financiële voorwaarden die van toepassing zijn op de opnemingen die in die periode zijn gemaakt.

3. van de mogelijke gevolgen van het niet opnemen van het kapitaal of een deel van het kapitaal aan het einde van de kredietopnemingsperiode.

4. van het tijdstip waarop de kapitaalaflossingen moeten beginnen (bijvoorbeeld zodra de eerste kapitaalaflossing plaatsvindt, of wanneer het volledige kapitaal wordt opgenomen, of wanneer het kapitaal ten belope van x% wordt opgenomen, of wanneer de consument de kredietgever ervan in kennis stelt dat hij afziet van het recht om het saldo op te nemen, of op het einde van de herroepingstermijn,...).

5. Wanneer vaststaat dat het aanvankelijk voorziene kapitaal slechts gedeeltelijk wordt opgenomen, moet de kredietgever een nieuwe aflossingstabel meedelen die overeenstemt met het daadwerkelijk opgenomen kapitaal.

6. In alle gevallen moet het kapitaal worden afgelost over de periode die in het contract is voorzien. Met andere woorden, indien de terugbetaling bijvoorbeeld over 60 maanden wordt berekend, moet deze periode worden berekend vanaf het tijdstip waarop de eerste betalingstermijn opeisbaar wordt en wordt de periode van kredietopneming die aan die eerste kredietopneming voorafgaat, niet in aanmerking genomen.

Adviezen van de administratie

In de adviezen die zijin het kader van het onderzoek van de overeenkomsten richt aan de kredietgevers, benadrukt de administratie dat de kredietopening inprincipegeen kredietsoort is die aangepast is aan de financiering van de aankoop van een consumptieproduct (behoudens bijzondere omstandigheden):

  • Omwille van de advies- en informatieplicht die onder meer krachtens de artikelen 10 en 15van de WCK rust op de kredietgever, vestigen wij uw aandacht op het feit dat het mogelijk niet opportuun is om een kredietopening te verlenen voor de aankoop van een welbepaald goed en dat de hoven en rechtbanken zouden kunnen oordelen dat het krediet niet aangepast isaan de noden van de kredietnemer.
  • Wij merken op dat, indien het de bedoeling is om een bepaald goed of een bepaalde dienst te financieren, het wenselijk zou zijnom een lening op afbetaling aan te gaan en niet een kredietopening. In dit opzicht heeft u het in uw e-mail zelf over een lening. Het betreft een lening waarvan de consument geleidelijk zou kunnen gebruik maken, bijvoorbeeld door de opneming van de noodzakelijke bedragen op zijn bankrekening of door een geleidelijke bevrijding van de bedragen aan de verkoper. Gelieve bijgevolg, naargelang de gekozen vorm,de gebruikte bewoordingen niet te mengen.
  • Gelieve de wettelijke bepalingen niet zonder meer te "knippen en te plakken". Waak erover deze aan te passen naargelang zij al dan niet van toepassing zijn op de overeenkomst die wordtaangeboden aan de consument. In huidig geval betreft het dus ofwel een gelieerde overeenkomst, ofwel betreft het niet een gelieerde overeenkomst. In het geval dat u het beding zou behouden in zijn huidige toestand, gelieve dan minstens voor de consument een duidelijke en begrijpelijke uitleg op te nemenvan de gevallen waarin moetbeschouwd worden dat men te maken heeft met een gelieerde overeenkomst.

 

VII.134, § 3, 3°: indien betalingstermijnen zijn bepaald

 

VII.78, § 3, 3°: Bedrag, aantal en frequentie van de door de consumenten te verrichten betalingen

VII.78, § 3, 3° et VII.134, § 3, 3° : de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen]4, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing

Principe

Deze bepaling verplicht de kredietgever om op gedetailleerde wijzede wijze van terugbetaling van het krediet te vermelden. Deze bepaling beoogt zowel de kredieten met vaste aflossing (LOA of VOA) als de kredietopeningen die in een periodieke terugbetaling van het kapitaal voorzien. Voor de kredieten die verschillende debetrentevoeten bepalen naargelang het kredietbedrag, legt de wet de verplichting op om te vermelden op welk(e) gedeelte(n) van het krediet de terugbetalingen worden aangerekend.

Overeenkomstig artikel VII. 78, § 3, 3° en VII.134, §3, 3, WER moeten de termijnbedragen en hun aantal duidelijk meegedeeld worden. De bepalingen in de bijzondere voorwaarden die de bedragen slechts bepaalbaar maken (bv. een percentage van het opgenomen bedrag) beantwoorden daar niet aan. Maar omdat die bij een kredietopening niet vooraf gekend zijn, kunnen er ook geen fictieve bedragen en termijnen meegedeeld worden die de consument kunnen misleiden. Volgens de FOD Economie wordt er het best beantwoord aan de wettelijke verplichting door duidelijk (gemakkelijk terug te vinden) het hoogst mogelijke minimale termijnbedrag (desgevallend enkel de debetrente) mee te delen.

Dat is in het geval van een volledige opname van het kredietbedrag, onder het meest gebruikte kredietopnemingsmechanisme, zij het dat het hoger kan liggen om het opgenomen bedrag af te lossen binnen de nulstelling stermijn of om de kosten van andere kredietopnemingsmechanismen te betalen. Die informatie moet dan ook toegevoegd worden. Voor de contracten waarbij dat minimale bedrag verhoogd kan worden door gebruik te maken van een promotioneel krediet, moet dat eveneens vermeld worden.

Ook het aantal hypothetische termijnbedragen zou meegedeeld kunnen worden in functie van een eenmalige integrale opname van het kredietbedrag, maar omdat er meer betaald moet worden om aan de vereisten van de nulstellingstermijn te beantwoorden, kan ook dat tot verwarring leiden en volstaat de vermelding van de nulstellingstermijn. Die wordt dan wel best vermeld naast de minimale betalingen. Die informatie moet ook vooraf meegedeeld worden in het raam van artikel VII. 74 WER.

Opmerking: Het kredietcontract moet duidelijk bepalen dat de consument, ook als de kredietgever de minimale betalingen via domiciliëringsopdracht afhoudt van de zichtrekening van de consument, bijkomende stortingen kan doen op het meegedeelde rekeningnummer van de kredietrekening.

Opmerking: Als een termijnbedrag wordt bepaald in functie van het “verschuldigde saldo” moet verduidelijkt worden wat daar onder verstaan wordt, met name, gaat het dan enkel om kapitaal of ook om debetrente en kosten?

De nauwkeurige termijn die toelaat de datum van de eerste betaling te bepalen

Artikelen VII.78, § 3, 3° et VII.134, § 3, 3° impliceren de nauwkeurige bepaling van de datum van de eerste betaling. Indien de datum van de eerste betaling niet nauwkeurig wordt vermeld, moet de overeenkomst een aanduiding bevatten waardoor deze datum nauwkeurig kan worden bepaald. Dat betekent dat deze datum moet kunnen worden afgeleid uit de overeenkomst zelf, in verhouding tot bijvoorbeeld de datum van de overeenkomst enz. In de overeenkomst mag niet worden bepaald dat de eerste maandelijkse betaling later zal worden vastgelegd (zie ook Parl. St., Senaat, 1989/1990, nr. 916-2, 133).

Voorbeelden - advies van de administratie
  • Een formulering zoals eerste betaaltermijn 30 dagen na de kredietopneming of eerste betaaltermijn 30 dagen na levering van het geleverde goed voldoet aan de wettelijke eis.
  • Een formulering waaruit blijkt dat de eerste betaling plaats zou vinden tussen de tiende en de dertigste dag na de levering van het goed wordt echter niet aanvaard. Een dergelijke formulering belemmert de nauwkeurige berekening van het JKP. Voor de berekening moeten de formules tk en SL bekend zijn en deze kunnen niet worden berekend indien men de precieze termijn tussen de kredietopneming en de datum van de eerste betaaltermijn niet kent.
  • De aanduiding van de datum van de eerste betaling die ontbreekt in de kredietovereenkomst, mag niet worden vervangen door een verwijzing naar een lastenboek in bijlage. (Vred. Sint Niklaas, 23 oktober 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, 29).
  • Bij een vervaltermijn moet het geld op de rekening van de schuldeiser staan op de vastgelegde datum en, behoudens domiciliëring of andere contractuele modaliteiten, is het aan de consument erop toe te zien dat aan die voorwaarde wordt voldaan.
  • Krachtens artikel VII.95 moet de kredietgever een nulstellingstermijn bepalen, waarbij een bij Koninklijk Besluit bepaald maximum moet in acht genomen worden. De nulstellingstermijn wordt dus niet bepaald door laatstgenoemde, zoals de overeenkomsten het laten verstaan.

VII.134, § 3, 6°: indien er één of meerdere rekeningen bestemd zijn voor het registreren van de betalingen

 

VII.78, § 3, 6°: De kosten voor het aanhouden van en rekening

De bepalingen

VII.78, § 3, 6° et VII.134, § 3, 6° :
de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.86 [VII.145].

Opmerkingen v/d administratie

De kosten van alle kredietopnemingsmechanismen moeten in het kredietcontract staan, ook als ze omwille van veronderstellingen niet in het JKP zitten.

Het kan bv. gaan om kosten van overschrijving, kosten van geldopname met de kaart, wisselkoersen voor betalingen in het buitenland, ...

Opmerking: De kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen moeten niet in het contract staan als de opening van de rekening facultatief is (artikel VII.78, § 3, 6 ° WER) maar de kosten voor dergelijke facultatieve rekening moeten wel in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst staan opdat het geen kosten van het krediet zijn (artikel I. 9, 41° , f) WER).

Kaartkosten (bv. voor het aanmaken of voor het gebruik van de kaart) moeten onderscheiden worden van de overige kosten van het krediet (artikel I.9, 41° WER) en kunnen niet op het opgenomen bedrag aangerekend worden als het bedrag niet met de kaart werd opgenomen maar met een ander kredietopnemingsmiddel (bv. via telefoon, een overschrijving, ...).

Artikel VI.42 WER verbiedt immers, voor het gebruik van een betaalmiddel, vergoedingen aan te rekenen die de kosten voor de onderneming als gevolg van het gebruik van dit middel overstijgen.

De kaartkosten kunnen in dat geval beter aangerekend worden als een forfaitaire kost (bv. jaarlijks, of per opname met de kaart, of beide).

Dus, voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om een financieringsverbod maar om een verbod om kaartkosten aan te rekenen daar waar de kredietopneming niet gebeurde aan de hand van een kaart.

VII.134, § 3, 7°: het percentage van de nalatigheidsinterest

 

VII.78, § 3, 7° : Nalatigheidsinterestvoet

De bepalingen

VII.78, § 3, 7° en VII.134, §3, 7° :de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming

Nalatigheidsinteresten - principe

De nalatigheidsinterestvoet moet als een cijfer uitgedrukt in een percentage in het contract staan, het volstaat niet te bepalen dat die gelijk is aan de (laatst toegepaste) debetrentevoet verhoogd met een coëfficiënt van 10 % (het wettelijke maximum). De formuleringen van het type de nalatigheidsintrest wordt berekend op basis van de debetrente vermeerderd met 10 % beantwoorden dus niet aan de wettelijke vereiste. Wel kan dat bijkomend bepaald worden als wijzigingsmodaliteit, gelet op artikel VII. 106, § 3 WER dat spreekt van de “laatst toegepaste” debetrentevoet.

Voor het consumentenkrediet, de maximum interestvoet voor nalatigheidsinteresten die door art. VII.106, § 3, wordt voorzien, beantwoordt aan de debet interestvoet die als laatste werd toegepast op het betreffende bedrag of op de gedeeltelijke periodes, vermeerderd met een coëfficiënt van max. 10 pc. Gezien de debetrentevoet kan verschillen tijdens de uitvoering van de overeenkomst, is het toegelaten om bv. de volgende vermelding te gebruiken: De nalatigheidsinterest zal berekend worden aan de debetrentevoet die van kracht is op datum van de betalingsachterstal, vermeerderd met 10%, zijnde op heden 12,27%.

De wet verplicht ook dat de wijzigingsmodaliteiten van de rentevoet worden gepreciseerd. Van zodra de wijzigingsmodaliteiten van de debetrentevoet, in overeenstemming met art. VII.78, § 2, 7°, worden gepreciseerd in de kredietovereenkomst is de verwijzing naar de variabele debetrentevoet voldoende,

Als de rentevoet van de kredietovereenkomst 0% bedraagt, gaat het in tegen art. VII.106, § 3 om, in geval van een vertraging, te voorzien dat de laattijdigheidsinterest de wettelijke rentevoet zal zijn, gezien het 0 % moet bedragen.

Dezelfde regel geldt voor de hypothecaire kredieten met roerende bestemming (art. VII.147/22, § 3).

Deze bepaling is niet van toepassing voor de hypothecaire kredietovereenkomsten met onroerende bestemming. Het is dus niet verplicht om de interestvoet van de nalatigheidsinterest te preciseren maar als er nalatigheidsinteresten worden voorzien, zullen deze interesten de voorwaarden die door art. VII.147/23, § 2 worden voorzien, moeten respecteren (zie de commentaar op deze bepaling).

Kosten van niet-nakoming

De kosten van niet-nakoming waarvan de bepalingen de vermelding oplegt, zijn de kosten die artikelen VII.106 (CK), VII.147/22 (CHDM) en VII.147/22 (CHDI), WER, toelaten in geval van niet-nakoming van dekredietovereenkomst. Het beding moet zodanig verwoord zijn dat het de wederkerigheid in acht neemt die vereist is door de reglementering van boek VI inzake onrechtmatige bedingen.

Advies v/d administratie

  • Wat het bedrag betreft dat moet betaald worden in geval van ontbinding, is de nalatigheidsintrestvoet gelijk aan de debetrentevoet verhoogd met een coëfficiënt vanhoogstens 10%, Bijgevolg is de bepaling dat de nalatigheidsintrestvoet gelijk is aan de wettelijke intrestvoet, in geval van een debetrentevoet van0%, in strijd met de wet krachtens artikel28 van de WCK.
  • De overeengekomen intrestvoet mag niet meer bedragen dan dedebetrentevoetverhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10% en niet met het JKP verhoogd met een coëfficiënt vanhoogstens 10% zoals vermeld in uw overeenkomst.
  • Krachtens artikel74, 17° van de wet van6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming [thans VI.83, WER] worden de combinaties vanbedingen en voorwaarden die ertoe strekken "het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft" als onrechtmatig beschouwd. Geen enkel beding in uw overeenkomst bepaalt echter een vergoeding ten laste van de kredietgever. Gelieve bijgevolg uw overeenkomst passend te wijzigen door een beding dat eventueel als volgt kan worden opgesteld:"De vergoedingen, evenals de verschillende kosten die worden bepaald door deze overeenkomst, zijn wederkerig in het geval dat de kredietgever zou tekortkomen aan enige van zijn verbintenissen".

De verplichte vermeldingen voor de kredietovereenkomsten in vreemde valuta (VII.134, § 5)

VII.134, § 5: Krediet in vreemde valuta

 

VII.134, § 5 : kredietovereenkomst in vreemde valuta

Article VII.134, § 5

Artikel VII.134, § 5

§ 5. Wanneer een kredietovereenkomst in vreemde valuta is uitgedrukt zorgt de kredietgever ervoor dat :
1° de consument het recht heeft de overeenkomst om te zetten in een andere valuta, of
2° een beroep kan worden gedaan op andere regelingen op grond waarvan het wisselkoersrisico waaraan de consument in het kader van de overeenkomst blootstaat, wordt beperkt.
De onder het eerste lid, 1°, bedoelde andere valuta zijn :
1° de valuta waarin de consument hoofdzakelijk zijn inkomen ontvangt of de activa aanhoudt waaruit het krediet moet worden afgelost, zoals aangegeven op het tijdstip waarop ten behoeve van de kredietovereenkomst de recentste kredietwaardigheidsbeoordeling werd opgemaakt; of
2° de valuta van de lidstaat waar de consument op het tijdstip van sluiting van de kredietovereenkomst zijn verblijfplaats had of waar hij thans zijn verblijfplaats heeft.
Wanneer de consument het recht heeft de overeenkomst in een alternatieve valuta om te zetten, zal de omrekening geschieden tegen de wisselkoers van de markt die van toepassing is op de dag waarop de omzetting wordt aangevraagd, tenzij anders in de kredietovereenkomst is bepaald.
De kredietgever waarschuwt regelmatig de consument die een kredietovereenkomst in vreemde valuta is aangegaan, middels een duurzame drager en minstens wanneer de waarde van het totale uitstaande, nog door de consument te betalen bedrag of de waarde van de afbetalingstermijnen meer dan 20 % afwijkt van de waarde die zou gelden indien de wisselkoers van de valuta van de kredietovereenkomst en de euro zou worden toegepast, die gold op het tijdstip waarop de overeenkomst werd gesloten. De waarschuwing licht de consument in over de stijging van het totale, door de consument te betalen bedrag, zet in voorkomend geval uiteen dat hij het recht heeft om de overeenkomst in een alternatieve valuta om te zetten en de daartoe geldende voorwaarden, en geeft uitleg over elk ander toepasselijk mechanisme ter beperking van het wisselkoersrisico waaraan hij is blootgesteld.

Hypothecair krediet in vreemde valuta

Onder de motieven die de aanname van richtlijn 2014/14/EU rechtvaardigen, werd als volgt vermeld (Considerans nr. 4) :"Sommige problemen hadden betrekking op in vreemde valuta luidende kredieten die consumenten in die valuta waren aangegaan ten einde van de aangeboden rentevoet te profiteren, maar zonder voldoende geïnformeerd te zijn over of zonder zich voldoende bewust te zijn van het daarmee gepaarde gaande wisselkoersrisico.

Hierbij worden de kredietovereenkomsten die in het bijzonder in Hongarije worden gesloten, waar het hypothecair krediet in een vreemde valuta (in casu in Zwitserse franken) ter beschikking werd gesteld met renetvoeten die veel voordeliger lijken maar die het wisselkoersrisico verbergen, bedoeld.

Onder de overtredende bepalingen, was de bepaling die het de kredietgever toelaat om het bedrag dat maandelijks moet terugbetaald worden in Hongaarse forinten, op basis van een wisselkoers die door de bank wordt toegepast bij de verkoop van vreemde valuta op datum voorafgaand aan de dag van opeisbaarheid, uit te drukken. De vraag naar de kwaliteit van de informatie van consumenten en de transparantie van de bepalingen van deze overeenkomst werd onderworpen aan de beoordeling van het Hof van justitie.

In een arrest van 30 april 2014 (HvJ, 30 april 2014, C-26/13, Kasler/ OTP Jezalogbank), het Hof heeft beslist (punt nr 75) dat wat betreft een contractueel beding als dat wat in het hoofdgeding aan de orde is, het vereiste dat een contractueel beding duidelijk en begrijpelijk is opgesteld, aldus moet worden verstaan dat het niet alleen gebiedt dat het litigieuze beding voor de consument grammaticaal begrijpelijk is, maar ook dat in de overeenkomst de concrete werking van het wisselkoersmechanisme van de vreemde valuta waarnaar het betrokken beding verwijst alsmede de verhouding tussen dit mechanisme en het mechanisme dat is voorgeschreven door andere bedingen betreffende de vrijgave van de lening, transparant zijn gespecificeerd, zodat de consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien, kan voorzien.

Zonder een verbod op het krediet in munten op te leggen, verplicht art. VII.134, § 5, de kredietgever om in een lijst van beschermingsmaatregelen voor de consument te voorzien. Hoewel het werd ingevoegd in de bepaling die de wettelijke vereisten betreffende de inhoud van de overeenkomst detailleert, voorziet dit artikel in de basisregels.

De beoogde gevallen

De kredietovereenkomst in vreemde valuta is een kredietovereenkomst waarbij het krediet (art. I.9, 9 WER):

  1. uitgedrukt wordt in een andere valuta dan die waarin de consument zijn inkomen ontvangt of de activa aanhoudt waaruit het krediet moet worden terugbetaald. Deze hypothese is bv. van toepassing wanneer een consument woont en werkt in Zwitserland een hypothecair krediet aangaat in euro's bij een bank die in België is gevestigd om bv. een goed in België aan te kopen.
  2. uitgedrukt wordt in een andere valuta dan die van de lidstaat waar de consument verblijft. Deze hypothese is bv. van toepassing op een consument die woonachtig is in België en die een lening in Zwitserse franken aangaat om een onroerende investering te verrichten in Zwitserland.

Beschermingsmaatregelen

De bescherming van de consument moet vooreerst verzekerd worden door adequate informatie. Art. VII.124, 10°, voorziet in een specifieke waarschuwing in alle reclame en een bijzondere vermelding wordt vereist in de prospectus (VII.125, 6°). Gedetailleerde gegevens moeten worden verstrekt in de ESIS.

De bijzondere risico’s van een hypothecair krediet in vreemde valuta veronderstellen ook welbepaalde verplichtingen in hoofde van de kredietgever inzake de informatie en raadgeving. De redactie van het contract zal bovendien, voldoende transparant moeten zijn om de consument toe te laten het bijzonder risico van deze verrichting te beoordelen.

De beoogde bescherming is relatief: het contract moet de consument toelaten om het wisselkoersrisico te beperken door te vragen dat de kredietovereenkomst zou worden omgezet in de valuta waarin hij zijn inkomsten ontvangt of de valuta van het land waar hij woonachtig is of andere modaliteiten moeten voorzien worden om het wisselkoersrisico te beperken waaraan de consument zich blootstelt. De omzetting moet gebeuren tegen de wisselkoers van de van toepassing zijnde markt op datum van de vraag tot omzetting, maar het is toegelaten om andere bepalingen te voorzien in de kredietovereenkomst.

De kredietgever moet op regelmatige basis en op een duurzame dragen de consument die een kredietovereenkomst in vreemde valuta heeft gesloten, verwittigen. Hij is hiertoe gehouden wanneer de waarde van het totaal resterend verschuldigd bedrag dat door de consument verschuldigd is of het bedrag van de regelmatige betalingen met meer dan 20% stijgt ten opzichte van de wisselkoers die van toepassing was op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst. Deze kennisgeving moet omstandig zijn: hij dient de consument te herinneren dat hij over het recht beschikt om het wisselkoersrisico te beperken tot de reeds geleden verliezen door gebruik te maken van zijn recht om het krediet om te zetten naar een andere valuta. Hij dient de consument ook te herinneren aan de uitoefeningsvoorwaarden van dit recht en elk ander van toepassing zijnde mechanisme ter beperking van het wisselkoersrisico waaraan de consument zich blootstelt.

Hat contractuele beding met betrekking tot het wisselkoersrisico moet duidelijk en begrijpelijk zijn (HvJU)

Verschillende arresten van het HvJ betreffen de toepassing van de richtlijn 93/13 op de wisselkoersrisico bedingen. Het HvJ zo oordeelde dat Artikel4, lid2, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat financiële instellingen op grond van het vereiste dat een contractueel beding duidelijk en begrijpelijk moet zijn geformuleerd, verplicht zijn leningnemers voldoende informatie te verstrekken om hen in staat te stellen goed geïnformeerde en prudente beslissingen te nemen. In dat verband betekent dat vereiste dat een beding betreffende het wisselkoersrisico voor de consument formeel en grammaticaal begrijpelijk moet zijn, maar ook wat de praktische reikwijdte ervan betreft, zodat een gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet alleen zich ervan bewust kan zijn dat de binnenlandse valuta in waarde kan verminderen ten opzichte van de vreemde valuta waarin de lening is opgesteld, maar ook de potentieel aanzienlijke economische gevolgen van een dergelijke beding voor zijn financiële verplichtingen kan beoordelen (C-51/17 - Arrest van 20 september 2018 - OTP Bank -ECLI:EU:C:2018:750; zie ook :C-186/16 -20 september 2017 -ECLI:EU:C:2017:703 ).

De veranderlijkheid van de rentevoet en de referte-index

De schatkistcertificaten van het Rentenfonds, die als basis dienen voor het bepalen van de referte-indexen voor de berekening van de veranderlijkheid van de periodieke rentevoeten, zijn uiteraard niet nuttig wanneer het krediet in een andere valuta dan de euro wordt toegekend. De wetgever heeft de variabele rentevoet voor deze kredietsoort niet verboden maar verplicht de kredietgever om contractueel een index vast te leggen die aan de volgende criteria moet voldoen:

1° zijn vaststelling mag niet afhangen van de kredietgever;

2° zijn evolutie is door de consument gekend zonder tussenkomst van de kredietgever;

3° hij moet representatief zijn voor de evolutie van de rentevoeten op de kapitaal- en geldmarkten van de betrokken munt.

(K.B. van 14 september 2016 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van kredietovereenkomsten, art. 9).


Back to top