VII.95 - VII.147/10: De maximale terugbetalings- en nulstellingstermijn

 

 

Artikel VII.95

 

Artikel VII.95

§ 1. De Koning kan de maximale termijn voor de terugbetaling van het krediet bepalen, rekening houdend met het geleende bedrag en de kredietsoort.
§ 2. De kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar moeten een termijn van nulstelling voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag dient betaald te worden. De Koning kan een maximale nulstellingstermijn bepalen.
§ 3. Indien een kredietovereenkomst, terugbetaalbaar in vaste termijnbedragen, de veranderlijkheid van de debetrentevoet toelaat, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, en eveneens de verlenging of de vermindering van de overeengekomen terugbetalingstermijn. De uitoefening van dit recht mag leiden tot overschrijding van de maximale terugbetalingstermijn bedoeld in § 1.
De kredietgever licht de consument uitdrukkelijk en voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst over dit recht in.
§ 4. Uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de nulstellingstermijn verwittigt de kredietgever de consument hiervan door middel van ieder nuttig communicatiemiddel.

Artikel VII.147/10

 

Artikel VII.147/1

In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.

Artikel VII.95, § 1 - VII.147/10, § 1 - maximale terugbetalingstermijn

Uitvoering door de Koning

De Koning heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid om maximale looptijden te bepalen vanaf 1991. De regels zijn thans opgenomen in de artikelen 13 en 14 van het koninklijk besluit van 14 september 2016. Artikel 13 bepaalt de maximale termijnen van alle kredietovereenkomsten met uitzondering van de kredietopeningen. Artikel 14 bepaalt de maximale terugbetalingstermijnen van de kredietopeningen. Wij verwijzen naar de commentaar van deze bepalingen.

Advies van de administratie

Artikel VII.95, § 1 verbiedt een krediet van twee jaar met een laatste betalingstermijn van bijna 50% van het kredietbedrag, terwijl in de kredietovereenkomst de mogelijkheid werd voorzien om een nieuwe kredietovereenkomst aan te vragen teneinde de laatste betalingstermijn van de vorige overeenkomst te financieren. Dat kan slechts worden aanvaard voor zover de totale duur van het krediet binnen de door de Koning vastgelegde maximale termijnen valt die ingaat vanaf de aanvang van de eerste overeenkomst.

Een kredietgever kan geen krediet toekennen voor de betaling van het saldo van een bulletkrediet, indien de terugbetalingstermijn van het initiële krediet gecumuleerd met die van het nieuwe krediet de maximale termijn overschrijdt die kon worden toegestaan voor de volledige aflossing van het initiële krediet.

Artikel VII.95, § 2 en § 4 - Artikel VII.147/10, § 2 en § 4: Nulstelling

Ratio legis en toepassingsgebied

De nulstelling werd ingevoerd door de wet van 24 maart 2003. Deze regel wou de nefaste effecten van een permanente schuldenlast, waarmee bepaalde consumenten worden geconfronteerd, tegengaan. Het gaat erom kredietopeningen van te lange duur te vermijden, die soms geen enkele verplichting inhouden, zelfs geen minimale, om het kapitaal progressief terug te betalen (zie de memorie van toelichting). Dit neologisme toont duidelijk de bedoeling van de wetgever: het is niet de bedoeling om deze overeenkomsten te verbieden maar de consument, enkel voor deze kredieten, te verplichten om het krediet minstens periodiek volledig terug te betalen. De nulstelling verplicht de consument aan te tonen dat hij het hoofd kan bieden aan zijn kapitaalschulden. Dit verklaart eveneens waarom de terugbetaling dient te gebeuren met eigen middelen van de consument en niet middels een nieuw krediet bij dezelfde kredietgever. Van zodra de schuld is teruggebracht op nul, kan de consument opnieuw opnemingen verrichten. De administratie aanvaardt evenwel dat de terugbetaling die wordt geëist voor de nulstelling wordt uitgevoerd door een nieuw krediet voor zover dit een lening op afbetaling is en het kapitaal dus geleidelijk wordt aangezuiverd.

§ 2 voert het principe in van de nulstelling. Met kredietovereenkomsten van onbepaalde duur of van bepaalde duur van meer dan vijf jaar worden de kredietopeningen bedoeld en de kredietovereenkomsten in het algemeen. Deze overeenkomsten zijn niet zonder gevaar voor de minder bezonnen consumenten en wakkeren de overmatige schuldenlast aan in de mate dat zij geen enkele betalingsregeling voorzien of slechts een periodieke terugbetaling van de interesten, terwijl het openstaand kapitaal integraal verschuldigd blijft. Vandaar het voorstel om de kredietgever een termijn op te leggen binnen dewelke de consument gehouden is zijn integrale schuld te vereffenen alvorens een nieuwe kredietopneming te kunnen verrichten. (Memorie van Toelichting, Parl. St., Kamer, 50, 1730/01, 25)

De tekst die werd ingevoerd in 2003 luidde als volgt: de kredietovereenkomsten van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar, die niet in de periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien. Deze algemene omschrijving, verwijst in werkelijkheid vooral naar de kredietopeningen die men hiermee bedoelt. De door de wet van 13 juni 2010 gewijzigde tekst, stelt: de kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar, die niet in periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien.

De nulstelling heeft dus alleen nog maar betrekking op de kredietopeningen. Voor de andere overeenkomsten moet de maximale toegelaten looptijd worden nageleefd die wordt bepaald in artikel 13 van het KB van 14 september 2016.

Uitvoering van de bepaling

De beginselen van tenuitvoerlegging van de nulstelling vindt men terug in artikel 14 van het KB van 14 september 2016.

Die bepaling maakt een onderscheid tussen de kredietopeningen die in een periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien en deze waarvoor geen terugbetaling voorzien is.

Voor die eerste voorziet artikel 14, § 2 in een minimumterugbetaling naargelang het kredietbedrag alsook in een nulstelling volgens de modaliteiten van artikel VII.14, § 3, 1e lid.

Voor de tweede is alleen voorzien in een nulstelling van een duur van twaalf maanden wanneer het kredietbedrag lager dan of gelijk is aan 3.000 euro.

Aanvangspunt van de termijn

Deze maximale terugbetalingstermijn begint te lopen in de twee maanden volgend op de eerste kredietopneming (art. 14, § 3,in fine, KB van 14 september 2016). De wet geeft zo een zekere vrijheid aan de partijen. Er bestaat dus geen correlatie tussen de datum van de totstandkoming van de overeenkomst en de termijn van nulstelling.

Zeer vaak houdt de overeenkomst voor kredietopening geen enkele verplichte kredietopneming door de consument in. Er mag bovendien een bepaalde tijd verstrijken tussen de totstandkoming van de overeenkomst en de eerste kredietopneming door de consument.

Het is vanaf de eerste opneming dat de termijn van nulstelling ingaat. Dat betekent ook dat de maximale termijn van nulstelling die in de bepaling wordt bedoeld, de facto wordt vermeerderd met twee maanden en minimum 60+2 maanden mag bedragen te rekenen vanaf de ondertekening van de overeenkomst (veronderstelling van de onmiddellijke opneming van het krediet bij de ondertekening van de kredietovereenkomst).

De termijn herbegint vanaf de eerste kredietopneming na de laatste nulstelling. Wat als de consument zich niet houdt aan de plicht van nulstelling binnen 60 maanden? De kredietgever moet besluiten dat het kredietbedrag werd overschreden en de bepalingen van artikel VII.100 of VII.147/15 toepassen.

Waarschuwing consument - VII.95, § 4

Het is de kredietgever die erover dient te waken dat de wet wordt nageleefd en om de consument, twee maanden op voorhand ter kennis te stellen dat het krediet op nul dient gesteld te worden. De wet legt geen informatie op die in deze melding dienen te staan. Zelfs als het niet wettelijk vereist wordt, lijkt het gepast om de consument te wijzen op de gevolgen bij gebreke aan naleving. De waarschuwing kan met ieder nuttig communicatiemiddel worden gegeven.

Het jaarlijks onderzoek van de kredietwaardigheid van de consument voor de kredietopeningen van onbepaalde duur

Er wordt een jaarlijks onderzoek van de kredietwaardigheid van de consument opgelegd voor de kredietovereenkomsten van onbepaalde duur die niet in een maximale nulstellingstermijn van een jaar voorzien.

Artikel VII.77, § 1, lid 5: Bovendien is de kredietgever, voor de kredietovereenkomsten van onbepaalde duur, gehouden om elk jaar uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de jaardag van het sluiten van de kredietovereenkomst de kredietwaardigheid van de consument te herbeoordelen op basis van een nieuwe raadpleging van de Centrale overeenkomstig de bepalingen van het eerste tot derde lid. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer voor deze kredietovereenkomsten een nulstellingstermijn van minder dan of gelijk aan 1 jaar van toepassing is.

Wanneer de kredietgever, naar aanleiding van dit onderzoek, vaststelt dat de consument moeilijkheden ondervindt, moet hij een dialoog aangaan om de gepaste maatregelen te kunnen treffen om de kredietovereenkomst aan te passen aan de (nieuwe) financiële situatie van de consument. In het ergste geval moet hij overwegen om een einde te maken aan de kredietovereenkomst met inachtneming van artikel VII.98, § 2.

Ontbindend beding - advies van de administratie

Wanneer de consument zijn verplichting niet nakomt, betekent dat niet automatisch dat het uitdrukkelijk ontbindend beding bedoeld in artikel VII.105, § 1 (of VII.147/20, § 1, 1°) moet worden toegepast. Indien dat artikel niet van toepassing is (bijvoorbeeld omdat het saldo dat de consument nog is verschuldigd om het krediet tot nul te brengen minder dan 20% bedraagt van het totale terug te betalen bedrag), moet de kredietgever de consument in gebreke stellen en mag hij in voorkomend geval een einde stellen aan het krediet met voorafgaande kennisgeving van drie maanden in uitvoering van artikel VII.98 of VII.147/13, § 1. Tot de termijn van drie maanden is verstreken, moet de toestand in het kader van artikelVII.106 als een gewone betalingsachterstand worden beschouwd.

Artikel VII.95, § 3 en VII.147/10, § 3: Recht van de consument om het termijnbedrag te behouden

De wetgever heeft een zekere bescherming willen verzekeren van de consument waarvan de thesaurie in het gedrang komt door herhaalde herzieningen van de rentevoet. De becommentarieerde bepalingen verplichten de kredietgever die de veranderlijkheid van de rentevoet bedingt om in de overeenkomst een beding op te nemen dat de consument het recht toekent, in geval van aanpassing van het JKP, om het behoud van het termijnbedrag te eisen en, als onvermijdelijk gevolg, de verlenging (of vermindering) van de terugbetalingstermijn.

In dat geval - en in afwijking van de regel van verbod op wijzigingen van de kredietovereenkomst - laten de artikelen VII.95, § 3 en VII.147/10, § 3, de partijen toe om de initieel overeengekomen terugbetalingstermijn te herzien. Daarnaast laat de wet in een dergelijk geval toe dat de duur die de consument toelaat om de termijnbedragen te behouden, langer is dan de maximale duur die door de Koning is vastgesteld in uitvoering van paragraaf 1 van de besproken bepalingen. De kredietgever wordt de verplichting opgelegd, voorafgaand aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst, om de consument uitdrukkelijk in te lichten over dit recht.

Back to top