VII.86, § 1 : Vaste debetrentevoet

Artikel VII.86, § 1 :

Artikel VII.86, § 2

§ 2. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in dit artikel met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten van opnemen van contanten via een geldautomaat en, onverminderd de toepassing van artikel VII. 3, § 3, 6°, wordt elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden.

Commentaar

De becommentarieerde bepaling vermeldt het principe dat de debet interestvoet vast of variabel kan zijn. De definitie van de vaste debet rentevoet wordt verder verduidelijkt onder art. I.9, 45°.

Artikel I.9, 45°, Vaste debetrentevoet

de debetrentevoet voorzien door een bepaling in de kredietovereenkomst waarbij de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast specifiek percentage wordt gebruikt;


De vaste debetrentevoet verschilt van de variabele rentevoet in die zin dat hij vermeld wordt in de leningsovereenkomst (of in het kredietaanbod in het geval van een hypothecair krediet) voor de duur van de overeenkomst. In het geval van een variabele debetrentevoet kan alleen de initiële debetrentevoet in het contract worden gespecificeerd. De variabele debetrentevoet kan niet worden gewijzigd tijdens een periode, bijvoorbeeld tijdens het kwartaal als de wijziging driemaandelijks is of tijdens het jaar als de wijziging jaarlijks is. In het geval van een hypothecair krediet mag het tijdens het eerste jaar niet veranderen (artikel VII.143, § 3, 2° WER).

Uit deze definitie volgt:

  1. dat de vaste debetrente degene is waarvan het percentage precies in het contract wordt vermeld, terwijl de variabele rente degene is waarvan het percentage zal worden bepaald volgens een willekeurig element buiten de controle van de partijen, omdat anders de kredietovereenkomst niet kan worden gewijzigd, eenzijdig of in onderling overleg. Als het contract voorziet in een variabel tarief, kan dit alleen worden opgenomen in het contract voor de eerste berekeningsperiode. Voor volgende periodes is het tarief alleen te bepalen (en zal worden bepaald in overeenstemming met de voorwaarden en externe indices die in het contract zijn voorzien).
  2. Wanneer de rentevoeten worden vastgesteld in de overeenkomst, zijn de bepalingen van boek VII dat de schommeling van de rentevoeten omkaderen, nietvan toepassingin geval van een vastedebetrentevoet.

Er kunnen ook meerdere vaste of veranderlijke debetrentevoeten overeengekomen worden in functie van een bepaald opname- of terugbetalingsschema. Bijv. bij een kredietopening kunnen – gelijktijdig - meerdere vaste of veranderlijke debetrentevoeten i.f.v. een bepaalde aankoop (kredietopname) overeengekomen worden. In dat geval dient voor de berekening van het JKP de debetrentevoet genomen te worden die leidt tot het hoogste JKP (“worst case scenario”), zie ook de guidelines van de EC op p. 37 en 38.

Gevolgen voor de vergoeding voor de vervroegde terugbetaling

Voor de consumentenkredieten mag de kredietgever geen herbeleggingsvergoeding vragen voor een vervroegde terugbetaling die zich heeft voorgedaan wanneer de rentevoet variabel is (VII.97, §2 WER). Het betreft dus een debetrentevoet waarvan de overeenkomst voorziet dat deze kan variëren en waarvan de debetrentevoet(en) niet op voorhand in de overkomst kunnen worden aangegeven, bijvoorbeeld omdat de rentevoet evolueert in functie van een referte index die in de tijd wijzigt. Hetzelfde geldt wanneer de variabiliteit zich slechts voordoet na een lange periode. In geval van een driejaarlijkse variabiliteit bijvoorbeeld, een periode van drie jaar due volgt op de herziening is geen periode waarbinnen de debetrente als een vaste rentevoet kan beschouwd worden indien de rentevoet niet op voorhand in de overeenkomst is aangeduid door middel van een precies getal.

Voor de hypothecaire kredieten echter, zijn de bepalingen van art.VII.147/12 zelfs van toepassing tijdens de variatieperiode van de periodieke rentevoet. De kredietgever kan tot drie maanden interesten opeisen. De regel volgens de welkegeen enkele vergoeding kan worden gevorderd in geval van een vervroegde terugbetaling tijdens de periode van een variabele debet rentevoet is dus niet van toepassing.

Back to top