De hergroepering van schulden

 

 

 

Voorafgaande opmerking: de hiernavolgende overwegingen zijn geput uit vaststellingen die werden gedaan inzake consumentenkrediet. Zij kunnen, in zekere mate, worden toegepast op hypothecaire kredieten die als doel zouden hebben vroegere kredieten te hergroeperen (ongeacht of het consumentenkredieten of hypothecaire kredieten betreft). Hoewel dit werkelijk nuttig kan zijn voor de consumenten en een belangrijke verlichting kan betekenen van de maandelijkse kredietlast, onder meer tijdens een periode van lage hypothecaire rente, veroorzaakt dit ook belangrijke bijkomende kosten (wederbeleggingsvergoedingen, dossierkosten, onder meer authentieke akte) en kan dit voor gevolg hebben dat de looptijd van de kredieten - en dus het totale kostenplaatje - aanzienlijk verlengd wordt.

Een alarmsignaal voor de kredietwaardigheidsbeoordeling

Er wordt unaniem aangenomen dat de terugbetaling van een krediet middels een ander krediet of de hergroepering van schulden een negatief signaal inhoudt, dat op zichzelf geen reden is om de verrichting te weigeren, maar dat de kredietgever ertoe moet aanzetten om “dubbel zo voorzichtig” te zijn. De kredietgever heeft in het bijzonder de verantwoordelijkheid om bij deze verrichtingen na te gaan wat het nut is van de lening en zich van deze verrichting te onthouden als deze geen voordeel oplevert voor de consument en louter neerkomt opeen put maken om een andere te vullen, volgens de vaak gebruikte uitdrukking (zie bvb. Vred. Waregem, 2 december 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, p. 48).

  • De terugbetaling van vorige kredieten als signaal dat de kredietgever tot voorzichtigheid moet aanmanen: Rb. Kortrijk, 11 september 1998, D.C.C.R., 1999, nr. 42, p. 73; Jaarboek Kredietrecht, 1998, p. 95; Vred. Landen, 28 juni 2000, Jaarboek Kredietrecht, 2000, p. 41; Vred. Waregem, 2 december 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, p. 48; Vred. Oudenaarde, 15 januari 2001 en in hoger beroep, Rb. Oudenaarde, 4 december 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, p. 94; R.W., 2003-2004, p. 1031; Rb. Antwerpen, 15 november 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 110; Vred. Kortrijk (1e kanton), 22 januari 2014, Jaarboek Kredietrecht 2014, p. 66;
  • De kredietgever moet dan dubbel zo voorzichtig zijn: Vred. Oostrozebeke, 31 maart 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, p. 106; Vred. Sint-Niklaas, 28 maart 2001, Jaarboek Kredietrecht, 2001, p. 124; Vred. Grâce-Hollogne, 13 februari 2001, Jaarboek Kredietrecht, 2001, p. 176; Vred. Grâce-Hollogne, 20 februari 2001, Jaarboek Kredietrecht, 2001, p. 184; Betreffende de verplichting van dubbele voorzichtigheid: T.VAN DYCK, "De aansprakelijkheid van de kredietgever en kredietbemiddelaar in gevallen van herfinanciering of saldering van consumentenkrediet – Het criterium van de "dubbele voorzichtigheid" noot onder Rb. Antwerpen, 15 november 2002, D.C.C.R., 2003, p. 60; Vred. Gent, 18 december 1997, T. Vred., 1998, p. 571;Vred. Grâce-Hollogne, 17 januari 2012, Jaarboek Kredietrecht 2012, p. 42; Vred. Grâce-Hollogne, 9 december 2014, Jaarboek Kredietrecht p. 77.

De FOD Economie benadrukt dat een herfinanciering van krediet in ieder geval een uiterste voorzichtigheid vanwege de kredietgever vereist. De kredietgever moet een zeer grondige kredietwaardigheidsanalyse uitvoeren om latente financiële moeilijkheden te ontdekken. De kredietgever moet zich onder meer ervan verzekeren dat deze herfinanciering niet voor gevolg heeft dat de werkelijke looptijd van het krediet verder reikt dan de maximale looptijden die bepaald zijn door de wet. In deze situatie worden er geen "aanvullende liquiditeiten" toegekend aan de consument samen met de herfinanciering.

Een belangrijk criterium: het economisch nut van de verrichting voor de consument

De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar, moeten het economisch nut van de verrichting kunnen verantwoorden (Vred. Grâce-Hollogne, 17 januari 2012, Jaarboek Kredietrecht 2012, p. 42). Beroepsbeoefenaars moeten rekening houden met alle kosten die eruit voortvloeien. Naast de kost van de wederbeleggingsvergoeding voor het bestaande krediet, dient rekening gehouden met de niet-terugkerende kosten die vaak worden aangerekend voor het sluiten van een nieuwe overeenkomst van consumentenkrediet of hypothecair krediet (dossierkosten, kosten van authentieke akte, ...). Verder moeten ook de rentevoet en de totale kostprijs van het oude en het nieuwe krediet met elkaar worden vergeleken. Ten slotte dient men nog rekening te houden met het feit dat de aflossing van een krediet in vaste maandelijkse afbetalingen een afnemend deel aan intresten omvat. Hoe dichter men dus de laatste vervaldatum nadert, hoe minder belang de consument erbij heeft om het krediet vervroegd af te betalen.

Het economisch nut van de verrichting is een bepalend criterium (Vred. Grâce-Hollogne, 9 december 2014, Jaarboek Kredietrecht p. 77), hoewel ook andere overwegingen kunnen meespelen. Bepaalde administratieve sancties benadrukken de fout van de beroepsbeoefenaar wanneer het om een stelselmatige praktijk lijkt te gaan (zie bijvoorbeeld het M.B. houdende de schrapping van de inschrijving van een persoon met toepassing van artikel 107 van de wet op het consumentenkrediet, geciteerd in Jaarboek Kredietrecht, 2003, p. 218). In sommige gevallen kan het economisch nut evenwel worden aangetoond: dat is het geval wanneer het nieuwe JKP gevoelig lager is dan het oude. Het Wetboek (artikelen VII. 114, § 4 en VII. 147/30, § 4) staat in dergelijk geval overigens de betaling van het commissieloon van de kredietbemiddelaar toe, ook al heeft deze bemiddeld bij zowel het oude als het nieuwe krediet. Het criterium van het JKP is evenwel niet beslissend. Hoewel het nieuwe krediet ogenschijnlijk een gevoelige vermindering van het JKP vertoont maar het een substantiële verlenging van de looptijd inhoudt, wordt de totale kostprijs van het krediet voor de consument eveneens aanzienlijk verzwaard.

Verzwarende factor van de raadgevingsplicht van de beroepsbeoefenaar

De raadgevingsplicht heeft een bijzondere draagwijdte voor de verrichtingen van herfinanciering of hergroepering van schulden. Dit is in het bijzonder het geval wanneer het oude en het nieuwe krediet worden toegekend door dezelfde kredietgever. Men kan zich immers vragen stellen bij de rechtvaardiging van een wederbeleggingsvergoeding gezien de terugbetaalde fondsen opnieuw worden uitgeleend voor een langere duur. Deze verantwoordelijkheid weegt ook zwaarder wanneer de kredieten worden toegekend door twee verschillende kredietgevers door toedoen van eenzelfde kredietbemiddelaar. Het Wetboek ontneemt de bemiddelaar in dat geval het commissieloon ontvangt waarop hij normaal gesproken aanspraak kan maken (artikelen VII. 114, § 4 en VII. 147/30, § 4), behoudens bijzondere omstandigheden. Voor de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming bepaalt artikel 1, § 2 van het KB van 27 februari 2017 het volgende: De dossierkosten in geval van herfinanciering bij eenzelfde kredietgever, bedoeld in artikel VII.145, zesde lid, van het Wetboek van economisch recht, mogen hoogstens vijftig procent bedragen van de dossierkosten die, op het ogenblik dat de herfinanciering wordt aangegaan, worden aangerekend voor de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming. Als een nieuwe herfinanciering plaats vindt binnen de twaalf maanden na een vorige herfinanciering die plaats vond na de inwerkingtreding van dit besluit dan worden de percentages bedoeld in het eerste lid opgetrokken tot honderd procent. Dit maximumbedrag behelst ook de wederbeleggingsvergoeding die verschuldigd is voor de terugbetaling van het initiële krediet.

Het is niet de opdracht van de kredietgever om bijstand te verlenen aan de consument die niet in staat is om zijn verplichtingen na te komen door nieuwe kredieten toe te staan. Instellingen en wettelijke procedures zoals schuldbemiddeling, de collectieve hergroepering van schulden of gemak van betaling toegekend door de vrederechter, bieden oplossingen aan de consumenten die zich in een delicate financiële situatie bevinden.

De kredietgever zal moeten aantonen dat de herfinanciering van krediet hem in staat zal stellen om zijn financiële situatie te stabiliseren. Wanneer de herfinanciering van krediet een hogere kredietkost voor gevolg heeft, moet de kredietgever een significant voordeel voor de consument aantonen. Dat voordeel is bijvoorbeeld:

  • Een substantiële vermindering van de maandelijkse kredietlast die door de consument gedragen wordt
  • Een vermindering van de totale kosten van het krediet door vermindering van het JKP en/of door de vermindering van de looptijd.

De kredietgever moet de consument volledig informeren over de gevolgen van de herfinanciering van het krediet, meer bepaald over de schommeling van de totale kostprijs van de verrichting en de toename van de totale maandelijkse last na een bepaalde duur. Te dien einde berekent de kredietgever de maandelijkse aflossingen en de totale resterende kosten van de te herfinancieren kredieten en vergelijkt hij ze met de totale kosten en de maandelijkse aflossing van het herfinancieringskrediet.

Wanneer het voordeel bestaat in een substantiële vermindering van de maandelijkse last, stelt de kredietgever de vermindering in de tijd van de totale lasten van de lopende kredieten op een duidelijke manier voor ten opzichte van de last van het herfinancieringskrediet. De kredietgever bewaart zijn berekeningen en zijn presentatie in zijn kredietdossier.

De kredietgever verduidelijkt eveneens het verschil in totale kostprijs van het krediet tussen de bestaande situatie en het nieuwe krediet dat wordt voorgesteld over de gehele looptijd daarvan.

In alle gevallen verricht de kredietgever verschillende simulaties om met de consument te bepalen welke kredieten hij herfinanciert, rekening houdend met de resterende looptijden, de rentevoeten, de maandaflossingen en de bedragen, in het bijzonder wanneer de herfinanciering van kredieten wordt overwogen waarvan de kosten kennelijk minder bedragen dan de kosten van het nieuwe vooropgestelde krediet. In voorkomend geval maakt de kredietgever verschillende tabellen op die hij voorstelt aan de consument en bewaart hij deze in zijn kredietdossier.

Ten slotte vereist de professionele zorgvuldigheid van de kredietgever, die van de consument eist dat hij kredietopeningen opzegt in het kader van een herfinanciering, dat hij zich verzekert van de daadwerkelijke vervulling van deze voorwaarde. De loutere verzending van een schrijven waarin de ontbinding wordt gevraagd bij de derde kredietgever volstaat niet om zich te verzekeren van de daadwerkelijke afsluiting.

Raadgevingsplicht en kredietbedrag

In het geval van een herfinanciering van kredieten moet de kredietgever zo nauwkeurig mogelijk het bedrag bepalen dat overeenstemt met het verschuldigde bedrag van de geherfinancierde kredieten. Hij moet te dien einde vragen aan de consument om de afrekeningen van terugbetaling te bekomen bij de derde kredietgevers. Indien de consument eveneens bepaalde nevenkosten wenst te financieren, zoals de aktekosten, bepaalt de kredietgever deze bedragen op nauwkeurige wijze en in voorkomend geval ondervraagt hij de notaris die werd aangesteld door de consument voor het verlijden van de akte.

De FOD ECONOMIE maakt ernstig voorbehoud betreffende het toestaan van bijkomende liquiditeiten aan een consument bij een herfinanciering van kredieten (in die zin: Vred. Kortrijk (1e kanton), 22 januari 2014, Jaarboek Kredietrecht 2014, p. 66). De herfinanciering van kredieten is een indicator van een risicovolle financiële situatie. Het toestaan van bijkomende liquiditeiten bestaat in het doen toenemen van de totale schuldenlast van de consument. In geen geval mogen dergelijke "liquiditeiten" worden voorgesteld als een vorm van "sparen" die de consument zal kunnen gebruiken voor toekomstige uitgaven die hij niet in staat zou zijn te doen.

Uittreksel uit de Guidelines v/d administratie:

Wanneer de consument een nieuw krediet aanvraagt om een bestaand krediet te herfinancieren dat zelf al een of meerdere kredieten heeft geherfinancierd, moet de kredietgever bijzonder behoedzaam zijn. In die situatie wordt aangeraden geen “extra geldelijke middelen” aan de consument toe te kennen, samen met de herfinanciering. Zoals eerder al aangegeven, moet de kredietgever bij een herfinanciering van een krediet in alle gevallen uiterst voorzichtig zijn. Hij moet in die specifieke herfinancieringssituatie een zeer grondige kredietwaardigheidsanalyse uitvoeren om latente financiële moeilijkheden op te sporen. De kredietgever kan die operatie bijvoorbeeld rechtvaardigen wanneer wordt geherfinancierd voor een significante verlaging van de rentevoeten met behoud van de initiële looptijd van het geherfinancierde krediet, zodat de totale resterende kosten van het krediet worden verlaagd.

Andere redenen die deze verrichtingen kunnen rechtvaardigen

Hoewel het economisch belang van de consument een essentieel criterium is om te kunnen oordelen over de correcte uitoefening van de raadgevingsplicht bij dergelijke verrichtingen, kunnen ook andere overwegingen een rol spelen. De hergroepering van de schulden kan immers ook worden gerechtvaardigd door andere dwingende redenen. Zo kan een vermindering van de inkomsten van de consument deze laatste ertoe nopen de terugbetaling te spreiden teneinde het bedrag van de maandelijkse aflossingen te verminderen, ook al brengt deze verrichting globaal gezien een bijkomende kost met zich mee. Teneinde de goede uitvoering van hun raadgevingsplicht aan te tonen, dienen de kredietgever en de kredietbemiddelaar een spoor te bewaren van deze specifieke redenen. Sommige kredietgevers kennen overigens slechts een nieuw krediet toe op voorwaarde dat het bestaande krediet vervroegd wordt terugbetaald. Die vereiste kan geen rechtvaardiging inhouden voor de kredietbemiddelaar die wordt vervolgd wegens het systematisch hergroeperen van schulden (zie de overwegingen van een administratieve sanctie).

De preventieve maatregelen van de wet

Teneinde de kredietbemiddelaars tot voorzichtigheid te manen, bepalen de artikelen VII.114, § 4 en VII.147/30, § 4 dat wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de volledige en vervroegde terugbetaling van een vroegere kredietovereenkomst, geen enkele commissie verschuldigd is aan dezelfde kredietbemiddelaar door wiens toedoen beide overeenkomsten tot stand zijn gekomen, behoudens een aanzienlijk lager jaarlijks kostenpercentage van de nieuwe kredietovereenkomst ten opzichte van de vroegere kredietovereenkomst. Bovendien verbieden de artikelen VII.65, § 1, 3° en VII.123, § 2, 3° reclame die op onrechtmatige wijze aanspoort tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten.

Voorbeeld - rechtspraak

De rechtspraak geeft tal van voorbeelden waarbij de rechter kritiek heeft op de houding van de kredietgever of kredietbemiddelaar die betrokken is bij dit soort verrichtingen:

  • Een put maken om een andere te vullen: Vred. Kortrijk, 11 augustus 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, p. 128; Vred. Sint-Niklaas, 17 april 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, p. 133: men begrijpt niet waarom een lening die reeds 34 maanden loopt vervroegd moest terugbetaald worden met een nieuwe lening waarvan de maandelijkse afkorting nauwelijks iets lager lag, en waarom het dan wel zo interessant was om een nieuwe lening af te sluiten. Ofwel hadden verweerders geen probleem om de vorige lening af te betalen, en dan was geen nieuwe lening nodig. Ofwel waren er wel betalingsmoeilijkheden en dan had eiser de nieuwe lening moeten weigeren.
  • De verrichting heeft geen enkel nut voor de kredietnemer vermits zij nieuwe kosten en interesten toevoegt aan een saldo waarin deze reeds zijn inbegrepen: Vred. Oostrozebeke, 31 maart 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, p. 106; Vred. Gent (2e kanton), 4 juni 1998 en 10 december 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, p.190: … wat aantoont dat het herfinancieren van een vroeger toegestane lening de overmatige schuldenlast van de betrokken particulier in de hand werkt, in het voordeel van de kredietverlener. Zelfs wanneer de consument naar herfinanciering vraagt om een supplementaire lening te kunnen verkrijgen, zou eiseres haar verplichtingen zoals vervat onder meer in artikel 11 W.C.K. en het doel van deze wet indachtig, zulke herfinanciering moeten weigeren.
  • De fout is waarschijnlijk wanneer het nieuwe toegestane krediet meer kost dan het krediet dat wordt terugbetaald (Vred. Kortrijk, 11 augustus 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, p. 128).
  • of wanneer een kredietopening wordt toegestaan om de maandelijkse aflossingen van een lening op afbetaling te verrichten, die de consument in werkelijkheid niet kan betalen (Vred. Kortrijk, 11 augustus 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, p. 128).
  • De beslissing om kredieten te hergroeperen kan daarentegen gerechtvaardigd zijn als blijkt dat het nieuwe toegekende krediet het vroegere saldo ruim overschrijdt (Vred. Waregem, 2 december 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, p. 48).
  • Behoudens uitzonderlijke omstandigheden begaat de kredietgever, die eerder reeds nog lopende kredieten toekende en die de consument moeilijk kan terugbetalen, een fout door een consolideringskrediet toe te staan (Vred. Westerlo, 4 april 1997, Jaarboek Kredietrecht, 1997, p. 104; Vred. Merksem (Antwerpen), 4 februari 1999, D.C.C.R., 1999, p.42; R.W., 1999-2000, 205).
  • "Ten aanzien van personen met, zoals we gezien hebben, zeer bescheiden inkomsten, komt de bank die, nadat ze reeds een aanzienlijke lening heeft toegestaan gelet op de ogenschijnlijke kredietwaardigheid van de schuldenaars, aan die laatste drie maanden later een "verlenging" van honderdduizend frank toekent, waarbij ze zich terloops een tegenprestatie van 52.452 BEF toekent die grotendeels onverantwoord is, op grove wijze tekort aan de plichten die artikel 11 van de wet oplegt aan de kredietgever en aan de kredietbemiddelaar. Zij loopt de sanctie van artikel 92 van de wet op (vertaling) (Lening toegestaan in het kader van een hergroepering van schulden) (Vred. Grâce-Hollogne, 20 februari 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 184 en noot D. NOEL, Jaarboek Kredietrecht 2001, 194).
  • Bij vonnis van 20 april 2001 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk de hergroepering van schulden die werd toegekend aan consumenten aan wie geen nieuw krediet had mogen worden toegekend, veroordeeld. Hoewel de rechtbank vaststelt dat het nieuwe krediet betrekking heeft op een bedrag gelijk aan het verschuldigd blijvende saldo van de terugbetaalde kredieten, wijst zij erop dat dit saldo intresten omvat die door het nieuwe krediet worden gekapitaliseerd en dat deze verrichting de facto een verergering van de overmatige schuldenlast met zich meebrengt (Rb. Kortrijk, 20 april 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 138 en noot van M. MANNES, A. SENECAL en M. VAN DEN ABBEELE, Jaarboek Kredietrecht 2001, 146).
  • Wanneer het krediet werd aangegaan om twee voorgaande kredieten aan te zuiveren, lijkt het dat de kredietverlener niet het meest geschikte krediet heeft gekozen, vanuit het standpunt van de aard van de overeenkomst en het bedrag. Men weet immers niet of de vorige kredieten duurder waren dan het nieuwe krediet, niet of de intresten op de te vervallen maandelijkse terugbetalingen al dan niet zijn inbegrepen in het saldo van de vorige kredieten, en niet waarom het ontleende bedrag in het kader van het nieuwe krediet groter was dan nodig om de vorige kredieten terug te betalen (Vred. Sint-Niklaas (II), 4 december 2001, Jaarboek Kredietrecht 2001, 161).
  • Wanneer een kredietgever aan consumenten drie opeenvolgende kredieten heeft toegekend, telkens teneinde het verschuldigd blijvende saldo van het vorige krediet aan te zuiveren, moet hij bij de aanvraag voor een vierde krediet tot het besluit komen dat deze consumenten de verplichtingen die hen in hoofde van deze vierde kredietovereenkomst zullen worden opgelegd, niet zullen kunnen nakomen. De kredietgever heeft er dus toe bijgedragen dat deze consumenten in een schuldenspiraal zijn terechtgekomen. Ook al treft deze consumenten – die elf kredietovereenkomsten hebben gesloten bij andere kredietgevers – ook schuld, toch weegt de verantwoordelijkheid van de kredietgever zwaarder door dan deze van de consumenten, gelet op zijn hoedanigheid van professionele kredietverlener (Rb. Antwerpen, 15 november 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 110).
  • Wanneer een consument zijn handelsactiviteit stopzet en zijn inkomsten ziet dalen, begaat de kredietgever geen fout door aan die consument voor te stellen een lening op afbetaling op lange termijn af te sluiten, waarmee een voordien voor beroepsdoeleinden toegestane lening zou worden terugbetaald, hetgeen tot gevolg heeft dat het bedrag van de maandelijkse aflossing vermindert, maar ook dat deze maandelijkse aflossing niet langer fiscaal aftrekbaar is (Vred. Edingen-Lens, 21 februari 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, 119).
  • De kredietgever is aansprakelijk wanneer deze aan consumenten een krediet heeft toegekend, dat is bestemd voor de terugbetaling van een ander voorheen toegestaan krediet, aangezien de JKP van deze twee kredieten identiek zijn. Ofwel hadden de consumenten geen moeilijkheden om hun vorige krediet terug te betalen en in dat geval was geen nieuw krediet nodig, ofwel hadden de consumenten moeilijkheden om hun vorige krediet terug te betalen en in dat geval diende de kredietgever de toekenning van een nieuw krediet te weigeren (Rb. Sint-Niklaas, 17 april 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, 133).
  • Onrechtmatig beroep doen op de terugbetaling van bestaande kredieten kan een administratieve sanctie rechtvaardigen ten aanzien van de kredietbemiddelaar (MB 12 mei 2003).
  • Rb. Antwerpen, 15 november 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 110; D.C.C.R., n°60, p. 60 en noot Tom VAN DYCK, De aansprakelijkheid van de kredietgever en de kredietbemiddelaar in gevallen van herfinanciering of saldering van consumentenkrediet - Het criterium van "dubbele voorzichtigheid".
  • Vred. Kortrijk (1e kanton), 22 januari 2014, Jaarboek Kredietrecht 2014, p. 66: schending van de raadgevingsplicht
  • Vred. Grâce-Hollogne, 9 december 2014, Jaarboek Kredietrecht p. 77: tekortkoming aan de raadgevingsplicht
Back to top