VII.132: Controle van de identiteit van de consument en van de borg

 

 

Artikel VII.132

 

Artikel VII.132

De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst of een zekerheidsovereenkomst sluiten na onderzoek van de identiteitsgegevens op basis van, al naargelang het geval:
- de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
- de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de voormelde wet van 19 juli 1991;
- de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.

Commentaar

 

Draagwijdte van de controle: naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats (consument en borg)

 

De kredietgever mag pas een kredietovereenkomst toestaan na controle van de identificatiegegevens. Dit zijn de gegevens die zijn vermeld in artikel VII.134, § 2, 1, dat de identificatievermeldingen van de consument in de kredietovereenkomst verduidelijkt. Het betreft dus de naam, voornaam, geboorteplaats en -datum alsook de woonplaats van de consument. De bepaling beoogt eveneens de zekerheidsovereenkomsten en de beroepsbeoefenaars hebben dus de verplichting om de identiteit na te gaan van de personen die een zakelijke of persoonlijke zekerheid stellen.

De bedoeling is zich ervan te verzekeren dat de identificatiegegevens die gegeven worden door de consument of de persoon die de zekerheid stelt juist zijn. Vanuit dit standpunt zou de raadpleging van het originele document of een fotokopie ervan voldoende zijn. Volgens de aangehaalde ratio legis, moet men er zich echter ook van verzekeren dat de kredietnemer of de persoonlijke zekerheid overeenstemmen met de gegeven identificatie. Een kredietaanvraag kan dus, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, niet worden ingediend door een derde voor rekening van een consument en de consument kan niet dienen als tussenpersoon voor de contacten met de persoon die de zekerheid stelt. Evenzo moet de controle worden gedaan aan de hand van originele identiteitsdocumenten, geen fotokopieën (D. BLOMMAERT, "La responsabilité du prêteur et de l’intermédiaire de crédit à la lumière de la loi du 24 mars 2003", in Actualités du droit du crédit à la consommation, Brussel, Fac. Univ. St Louis, 2004, p.104).

Bijkomende vereiste: het rijksregisternummer

De controle van de identificatiegegevens die wordt opgelegd door de wet is van groot belang voor de raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, die verplicht is gemaakt door artikel VII.133, § 1, lid 2 en VII.149, §1. Het is maar in de mate dat de raadplegingsgegevens correct zijn dat het antwoord van de Centrale de juiste persoon zal beogen. Artikel VII.150 (oud artikel 5 van de wet van 10 augustus 2001) luidt als volgt: Voor de toepassing van dit boek en met het oog op de identificatie van de consumenten en de zekerheidsstellers, gebruiken de kredietgevers het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Bij de aanvraag van een kredietovereenkomst deelt de consument het voornoemde identificatienummer mee. Bij de identiteitscontroles moet de kredietgever het rijksregisternummer verzamelen naast de gegevens die worden opgesomd door artikel VII.132.

Resultaatsverbintenis en bewijslast

Het betreft een resultaatsverbintenis waarvan het bewijs van de uitvoering rust op de beroepsbeoefenaar. Indien hij wil bewijzen dat hij heeft voldaan aan deze vereiste, moet de beroepsbeoefenaar dus een kopie bewaren van het identiteitsbewijs dat wordt voorgelegd door de consument bij de kredietaanvraag (zie ook VII.133, § 1, lid 4) tenzij hij kan aantonen dat het een regelmatige en door hem gekende cliënt betreft waarvan de identificatie voordien is kunnen gebeuren naar aanleiding van andere operaties zoals de opening van een bankrekening bijvoorbeeld.

Sanctie

Artikel VII.209 organiseert een burgerlijke sanctie ten laste van de kredietgever die zijn identificatieverplichting niet correct zou hebben uitgevoerd. Deze sanctie wordt opgelegd ten gunste van de consument en niet van de zekerheid. In ieder geval, indien er daadwerkelijk sprake is van identiteitsdiefstal van een derde, is die laatste in ieder geval niet gehouden door de termen van de overeenkomst en kan hij, in voorkomend geval, indien hij een gebrek aan controle aantoont in hoofde van de kredietgever, de aansprakelijkheid van laatstgenoemde in het gedrang brengen om de vergoeding van zijn schade te bekomen.

Back to top