KB JKP, Art. 2, 1° : De residuele waarde

KB JKP, Art. 2, 1°:

De aankoopprijs bij de lichting van de koopoptie of bij de eigendomsoverdracht zoals bedoeld in artikel VII.81, § 2, van het Wetboek van economisch recht;

De residuele waarde is een specifiek begrip in de financieringshuur. Het is het betaalde bedrag dat door de consument tijdens de duur van de overeenkomst of op het einde van de overeenkomst wordt betaald om eigenaar te worden van het goed.

De residuele waarde moet in de kredietovereenkomst vermeld staan (art. VII.81, § 2 en § 3, 1°). Artikel VII.81, § 1, stelt dat de residuele waarde deel uitmaakt van het kredietbedrag. In de berekening van het JKP, wordt de residuele waarde gelijkgesteld aan een kredietopneming (KB, art. 2, 2°) en wordt beschouwd als een som die de consument moet terugbetalen, zelfs wanneer de lichting van de optie facultatief is. Wanneer de financieringshuur meerdere tijdstippen voorziet waarop de aankoopoptie kan gelicht worden, wordt het JKP berekend voor elk van deze gevallen (KB art. 4, § 4, 2e lid).

De Wetgever legt dus de berekening van het JKP op alsof de aankoop verplicht is in hoofde van de consument. Het moet bijgevolg worden ter kennisgegeven aan de consument bij het sluiten van het contract, als een deel van het bedrag dat door de consument verschuldigd is.

Als de residuele waarde afhangt van parameters die variëren tijdens de loop van de uitvoering van het contract, gebiedt art. VII.81, § 3, 1°, om enerzijds het totale bedrag van de betalingen ter kennis te geven en anderzijds de minimale en maximale residuele waarde die de toepassing van deze parameters zou teweegbrengen. In het geval waarin de aankoopoptie op meerdere tijdstippen kan gelicht worden, legt hetzelfde artikel op om in de kredietovereenkomst de totale som van de betalingen tot het tijdstip waarop de aankoopoptie voor een eerste en een laatste keer kan gelicht worden, te vermelden.

Als de residuele waarde niet bepaald of bepaalbaar is (bv. aan de hand van parameters) op het tijdstip van het aangaan van het contract, legt het KB van 14 september 2016, (art.4, § 1, 3e lid), voor wat betreft de berekening van het JKP, op te beschouwen dat het geheel van het goed is afgeschreven op de overeengekomen duur van de kredietovereenkomst: “, dan kunnen slechts parameters gehanteerd worden die aanduiden dat het gehuurde goed onderworpen is aan een lineaire afschrijving die de waarde ervan bij het verstrijken van de normale huurtijd zoals die werd bepaald in de kredietovereenkomst, gelijkmaakt aan nul.”.

Dit verplicht de kredietgever ertoe om de residuele waarde te herverdelen over de duur van het contract. In een dergelijk geval, zal het JKP dus hoger liggen dan in een geval waarin de residuele waarde bepaald is of bepaalbaar is en, het JKP zal berekend worden als zijnde betaald op het einde van het contract.

Back to top