Kredietopneming

KB JKP, Art. 2, 2° : Het bedrag dat ter beschikking wordt gesteld van de consument in de vorm van een uitstel van betaling, koopkracht, een geldsom of gelijk welk ander betaalmiddel, de residuele waarde inbegrepen.

Het betreft de goederen, diensten of de sommen die de consument gedurende de duur van de kredietovereenkomst als krediet kan opnemen en die ij zal moeten terugbetalen samen met de totale kost van het krediet.

De volgende bedragen kunnen als kredietopneming worden beschouwd:

  • Het bedrag dat de kredietgever overhandigt in het kader van een lening op afbetaling;
  • Het bedrag dat de consument van zijn rekening haalt in het kader van een kredietopening of dat hij aan een derde betaalt middels een kredietkaart;
  • Het bedrag dat de kredietgever rechtstreeks aan de verkoper betaalt voor rekening van de consument in het kader van een financiering van een aankoop.

In het geval van een verkoop op een lening op afbetaling is de opneming meestal uniek. In het kader van een kredietopening zijn er meerdere opnemingen naar gelang het gebruik van het krediet door de consument.

In de financieringshuur legt de wetgever op om het JKP te berekenen op basis van de hypothese waarin de consument het goed dat in huur wordt gegeven, verwerft. De residuele waarde moet dus als een kredietopneming zoals een ander worden beschouwd (zie in dit kader de commentaar onder art. 1, 6°, van het KB).

De kredietopneming is een belangrijk gegeven bij de berekening van het JKP. De berekeningsformule vergelijkt de som van de geactualiseerde waarden van de opnemingen en de som van de geactualiseerde waarde van de termijnbedragen. Het JKP actualiseert de kredietopneming(en) op datum van het sluiten van de overeenkomst. Als de datum van de eerste opneming niet gekend is, moet men uitgaan van de wettelijke hypothese om de datum van de eerste opneming te bepalen voor de berekening van het JKP.

Back to top