Inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 22 april 2016 (hypothecair krediet)

Toepassing van het nieuwe regime vanaf 1 juli 2017

De wet van 22 april 2016 houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht treedt in werking vanaf 1 december 2016 (art.45). Artikel 41 voorziet in een overgangsregime met verschillende data voor de inwerkingtreding, naargelang de bepalingen. Paragraaf 8 laat de Koning de mogelijkheid om de voorziene data voor het overgangsregime te verlengen met een maxiperiode van één jaar. Het koninklijk besluit van 11 november 2016 heeft alle data met verschillende maanden verlengd. De data voor de inwerkingtreding van het nieuwe regime zijn in functie van de kredietaanvraag en de datum van het sluiten van de overeenkomst. De datum van het sluiten van de overeenkomst is de datum van de ondertekening door de consument van het kredietaanbod en uiterlijk de datum van de ondertekening door de consument van de notariële kredietakte als de consument niet voorafgaand een kredietaanbod heeft ondertekend (Memorie van toelichting, Parl. St., Kamer, Zitting 54, 1685/01, p.62.). De datum van de kredietaanvraag wordt niet verduidelijkt in de voorbereidende werken maar men kan er van uitgaan dat het gaat om de datum van de ondertekening van de vragenlijst voorzien onder art. VII.126, § 2.

Uit art. 41, § 1er, vloeit voort dat:

  1. Alle kredietovereenkomsten die na 1 juli 2017 worden gesloten, zijn onderworpen aan het nieuwe regime;
  2. Alle kredietovereenkomsten die voor 1 april 2017 zijn gesloten, vallen onder het vorig regime;
  3. De kredietovereenkomsten die zijn gesloten in de periode tussen 1 april 2017 en 1 juli 2017, zijn onderworpen:
    1. Aan het vorig regime als de aanvraag dateert van voor 1 april 2017;
    2. Aan het nieuwe regime als de aanvraag dateert van na 1 april 2017; ,

Voor de kredietovereenkomsten die zijn gesloten na 1 juli 2017, maar waarvan de aanvraag zuo zijn ingediend in het kader van het vorig regime, m.a.w. voor 1 april 2017 kan het sluiten van de overeenkomst slechts op geldige wijze tot stand komen nadat de consument vooreerst passende inlichtingen, een ESIS en desgevallend een kredietaanbod in de zin van deze wet heeft ontvangen (art. 41, § 1er, al. 2).

Quid met consumentenkredieten die hypothecaire kredieten worden ?

Gelet op de verandering in de respectieve toepassingsgebieden van het consumentenkrediet en het hypothecaire krediet, onthouden we dat de kredietovereenkomsten die voorafgaand werden gesloten in het kader van het consumentenkrediet, consumentenkredieten blijven, zelfs wanneer ze een hypothecaire krediet vormen in het nieuwe onroerende regime (hypothecair krediet met roerende bestemming of hypothecair krediet met onroerende bestemming die in het vorig regime werden afgesloten, zonder hypothecaire zekerheid). Een hypothecair krediet afgesloten in het vorig regime zal hieraan onderworpen blijven. Dit onder voorbehoud van de bepalingen die onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende overeenkomsten of bepalingen die van toepassing zijn in geval van het uitblijven van betaling.

Bepalingen die onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende kredietovereenkomsten

De volgende bepalingen zijn vanaf 1 juli 2017 van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten (art.41, § 2):

  • VII.147/18 en VII.147/19: kennisgeving aan de consument in geval van een overdracht van de kredietovereenkomst en de tegenwerpbaarheid van de uitzonderingen aan de overnemer;
  • VII.147/20: de geldigheid van bepaling die in een ontbindende voorwaarde of termijnverval voorziet;
  • VII.147/26, § 1, eerste en tweede zin: beperking van de draagwijdte van de zekerheid tot het bedrag aangegeven in de kredietovereenkomst en beperking van dit bedrag, eventueel verhoogd met de nalatigheidsintresten, met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering.
  • VII.147/27; de plicht om de borg te verwittigen bij achterstand in betaling of toekenning van betalingsfaciliteiten;
  • VII.147/31: verbod op schuldbemiddeling;
  • VII. 47/33, § 1, laatste alinea: verbod op het gebruik van inlichtingen voor persoonlijk gebruik;
  • De burgerlijke sanctie voorzien voor de inbreuk op art. VII.147/31 (verbod op schuldbemiddeling) in art. VII.211 en de corresponderende strafrechtelijke sancties.

De volgende bepalingen zijn van toepassing op de afrekening van de vervallen en onbetaalde schuldvorderingen van de lopende overeenkomsten (art.41, § 3)voor zover de ontbinding van de overeenkomst, het verval van de termijn of de eenvoudige laattijdige betaling zich voordoet na 1 april 2017.

  • Beperkingen op de opeisbare bedragen 147/2: overdracht van loon in toepassing van de wet van 12 april 1965 en de beperkingen op de opeisbare bedragen op datum van de kennisgeving van de overdracht (zie supra, n°319).
  • 147/22: de afrekening van de schuldvordering in geval van een ontbinding of laattijdige betaling voor hypothecaire kredietovereenkomsten met roerende bestemming;
  • 147/23: de afrekening van de schuldvordering in geval van een laattijdige betaling voor hypothecaire kredieten met roerende bestemming;
  • 147/28: beperking om zich te wenden tegen de persoon die de zekerheid verstrekt wanneer de consument ten minste twee termijnen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van de totale terug te betalen som niet betaald heeft.

Aanpassing van de overeenkomsten voor onbepaalde duur

De kredietgevers zijn gehouden om de lopende hypothecaire kredietovereenkomsten van onbepaalde duur alsook de overeenkomsten tot persoonlijke zekerheid die verbonden zijn aan deze overeenkomsten aan te passen voor 4 mei 2020 (artikel 41, § 4) teneinde dezen conform te maken aan de wet. De wet voorziet in een informatieplicht ten aanzien van de lener en de persoon die de persoonlijke zekerheid waarvan de bewijslast op de kredietgever ligt. Als de aanpassingen eveneens tot doel hebben om de contractuele verplichtingen van de consument te wijzigen, dient de kredietgever een aanhangsel aan de consument over te maken. Deze bijlage wordt geacht aanvaard te zijn door de consument als hij in gebreke blijft een antwoord te verschaffen binnen de termijn van één maand vanaf de verzending ervan.

Art. 41, § 4, verduidelijkt bovendien dat de bedingen in de lopende kredietovereenkomsten die, omwille van redenen van openbare orde of dwingend recht, strijdig zijn met de voormelde artikelen worden van rechtswege teruggebracht tot de bedingen die toegelaten worden door deze artikelen.. deze bepaling is een beetje onduidelijk: de paragraaf vermeldt geen enkel artikel. De voormelde artikelen verwijzen dus naar de voorgaande paragrafen. Wij denken dat deze bepaling de sanctie voorziet van de kredietovereenkomsten van bepaalde duur die niet werden aangepast of die onvolledig werden aangepast: alle contractuele bepalingen die strijdig zijn met een dwingende bepaling of bepaling van openbare orde van het nieuwe regime, worden van rechtswege teruggebracht tot wat toegelaten is door de wet.

Kan de consument het aanhangsel weigeren en de wijzigingen aanvechten? het antwoord op deze vraag is bevestigend gezien de wet voorziet dat het stilzitten van de consument geldt als aanvaarding maar de weigering van de consument verplicht de kredietgever een einde te stellen aan de kredietovereenkomst, hetgeen hij binnen dezelfde termijn als kennisgeving van het aanhangsel dient te doen. Gelet op de redelijke opzegtermijn (voor de kredietovereenkomsten met onroerende bestemming en van onbepaalde duur) bedraagt de opzegtermijn minstens twee maanden (voor de kredietovereenkomsten met roerende bestemming en van onbepaalde duur -VII.147/13, § 1, tweede lid), de kredietgever zal het aanhangsel ten gepaste tijde enkele maanden voor de uiterlijke datum van 4 mei 2020 overmaken.

Artikel 41, § 4, beperkt de verplichting enkel tot de kredietovereenkomsten van onbepaalde duur. Dit betekend dat de kredietovereenkomsten van bepaalde duur niet het voorwerp moeten uitmaken van aanpassingen, zelfs indien, bepaalde nieuwe bepalingen onmiddellijk van toepassing zijn geworden op de lopende overeenkomsten.

Aanpassing van de modelkredietovereenkomsten

Paragraaf 5 van art. 41 van de wet van 22 april 2016 kent een termijn van vier jaar toe om de modelkredietovereenkomsten ter goedkeuring aan de FOD Economie voor te leggen in toepassing van art. VII.160, § 5, 3e lid.

Echter, gezien de wet in al haar bepalingen, in werking treedt op 1 juli 2017, zullen de kredietgever vanaf deze datum gebruik moeten maken van overeenkomsten die zij hebben aangepast aan het nieuwe regime. Deze bepaling komt er dus impliciet op neer om de kredietgevers toe te laten om deze nieuwe overeenkomsten te gebruiken zonder de toelating van de FOD Economie af te wachten.

De vermeldingen die op de overeenkomst tot zekerheidsstelling die door art. VII. 147/26, §2 beoogd worden (registratie van de overeenkomst tot zekerheidsstelling bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren) zijn enkel vereist voor de nieuwe overeenkomsten die gesloten worden vanaf de datum die nog door de Koning te bepalen is in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad na advies van het begeleidingscomité bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren moet vastgesteld worden . Op datum van het schrijven van het huidig werk, is dit koninklijk besluit nog niet gepubliceerd.

Rechtsleer

voy. BEGUIN E. et CAPRASSE N., "le droit transitoire", in Le crédit hypothécaire au consommateur, ULG/UCL, Larcier, Coll. Patrimoine et notariat, 2017, p.477-496.

,
Back to top