Hypothecaire kader-kredietopening

De kaderkrediet opening in het hypothecair krediet

Sinds de invoering van de hypotheek voor alle sommen in 1995, kennen het merendeel van de kredietgevers het hypothecair krediet toe in de vorm van het gebruik van een kredietopening met hypotheek voor alle sommen(art. 51 bis Hypotheekwet).

Deze hypotheek laat het toe om niet alleen het toegekende krediet te dekken maar ook de kredieten die de kredietgever in de toekomst zal toekennen. Om een rechtstreekse band te verzekeren tussen de actuele hypothecaire inschrijving en de toekomstige kredieten, is het gebruik ervan zo gecreëerd dat er kan teruggevallen worden op het mechanisme van de kaderkrediet opening. Deze kaderkredietopening een maximum bedrag voorziet dat het meeste overeenstemt met het eerst toegekende krediet. De consument zal slechts nieuwe kredieten kunnen bekomen binnen de overeengekomen grenzen, op voorwaarde dat de kredietgever hiermee instemt.

Men kan ook verschillende kredieten op elkaar zien volgen (hypothecaire kredieten of consumentenkredieten), als ook het gebruik van dezelfde kader kredietopening. Voor elk nieuw krediet, wordt een specifiek contract gesloten die zich inpast in de initiële kaderkredietopening.

Deze procedure, laat het de kredietgever toe om te genieten van de hypothecaire zekerheid voor alle opeenvolgende, toegekende kredieten en laat het de consument toe om kosten van verschillende opeenvolgende hypothecaire inschrijvingen te vermijden.

In de memorie van toelichting van de wet van 22 april 2016, heeft de regering uiteengezet, Het huidige wetsontwerp heeft niet de intentie om de huidige praktijk van hypothecaire kaderkredietopeningen te reglementeren. Het staat de kredietgevers dus vrij om hun eigen werkwijze te behouden op voorwaarde dat a) de voorwaarden die desgevallend verbonden zijn aan deze kaderkredietopening niet in strijd zijn met de bepalingen van voorliggend wetsontwerp en dat b) de diverse opnames onderworpen worden aan de toepasselijke wetgeving.

Zie de uitgebreide memorie van toelichting betreffende deze kwestie

De kaderkredietopening is geen krediet

Deze kredietopening onderscheidt zich van de kredietopening zoals bedoeld in de definitie van art. I.9, 49°. Inderdaad, wordt in de definitie voorzien dat gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die ervan gebruik kan maken met behulp van een betaalinstrument of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden. De kaderkredietopening stelt, op zichzelf, geen aankoopmogelijkheid of een som geld ter beschikking aan de consument. Om dit effect te kunnen hebben, dient de kaderkredietopening, bovendien, bij elk gebruik in het overeengekomen kader, gematerialiseerd worden in een welbepaalde overeenkomst die enkel de kredietgever verbindt. Wanneer hij de consument een hypotheek voor alle sommen overeenkomt met de consument, gaat de kredietgever geen enkele verbintenis aan voor de toekomst. Elk nieuw gebruik van het krediet zal noodzakelijkerwijze worden onderworpen aan zijn voorafgaand en discretionair akkoord.

Het Wetboek sluit de kader kredietopening expressis verbis uit van art. I.39°, tweede lid: De overeenkomst waarbij een hypotheek wordt verleend tot zekerheid van een geopend krediet zoals bedoeld in artikel 80, derde lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851, wordt niet beschouwd als een kredietovereenkomst in de zin van dit boek voor zover deze overeenkomst geen met dit boek tegenstrijdige bepalingen bevat.

De kredietopening voor alle sommen is een garantiemechanisme. Het is dus geen krediet. De verbintenis van de kredietgever bestaat in de bijzondere kredietovereenkomst gesloten met de consument voor elk van de gebruiken van de kredietopening voor alle sommen. Het is dus zo dat een consumentenkrediet slechts kan worden overeengekomen in jet kader van een kredietopening voor alle sommen, in zoverre het niet gepaard gaat met een hypothecaire zekerheid (in dit geval, zal het krediet noodzakelijk een hypothecair krediet zijn, ongeacht het doel ervan).

De kredietopening in de zin van art. I.9, 49°, met hypothecaire bestemming

Dit verbiedt echter niet dat er door de kredietgever een echte kredietopening zoals bedoeld onder art. I.9, 49° met een hypothecaire inschrijving, kan toegekend worden. Dit hypothecair krediet kan het gebruik van een kredietopening voor alle sommen zijn, maar kan ook een autonome kredietovereenkomst zijn, zonder dat de partijen een kader kredietopening zijn overeengekomen. Zo kan ook de hypothecaire inschrijving specifiek voor deze welbepaalde kredietovereenkomst zijn of alle toekomstige schulden die voortvloeien uit de verhouding tussen de kredietgever en consument dekken. Als de inschrijving een welbepaald krediet dekt, verliest het diens voorwerp wanneer het krediet wordt terugbetaald.

De hypotheek voor alle sommen zonder kredietopening

De hypothecaire bestemming is een zekerheidsovereenkomst die door zichzelf bestaat, zelfs wanneer het, gezien het gaat om een zekerheid, een aanvullende overeenkomst betreft. Het kan worden gesteld voor de toekenning van het krediet of in de loop van de uitvoering van de overeenkomst. Het is dus mogelijk date en hypothecaire bestemming voor alle sommen wordt gevestigd, onafhankelijk van het bestaan van een kredietopening. Het zal dus alle toekomstige kredieten dekken die noodzakelijkerwijze hypothecaire kredieten zullen zijn.

1e gevolg : elk gebruik van de kaderkredietopening is een nieuwe overeenkomst

Het formalisme dat door het Wetboek wordt voor de vorming van de overeenkomst, moet worden nageleefd voor elk nieuw gebruik van de kredietlijn voor alle sommen. In het bijzonder, moet de informatieplicht, de raadgevingsplicht, beoordeling van de solvabiliteit voorzien bij de voorafgaande fase worden nageleefd voor elk nieuw krediet.

2e gevolg: alle nieuwe kredieten die toegekend zijn na de kaderkredietopening of na een hypothecaire bestemming voor alle sommen, zullen hypothecaire kredieten zijn

Van zodra al het gebruik wordt gewaarborgd door de hypothecaire zekerheid, zullen de actuele en toekomstige kredieten noodzakelijkerwijze hypothecaire kredieten zijn met onroerende of roerende bestemming. Als de kredietgever een betaalinstrument aan de consument ter beschikking stelt die een hypotheek voor alle sommen heeft gesteld, en als dit instrument een kredietfunctie bevat, betreft het een hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming. Het is niet noodzakelijk dat de nieuwe kredietovereenkomst een uitdrukkelijke verwijzing bevat naar de kaderkredietopening. Inderdaad werd de zekerheid voorafgaand gevestigd om alle verschuldigde sommen te dekken in het kader van de verhoudingen tussen de kredietgever en de consument. Zij dekt dus de toekomstige kredieten van bij de vestiging ervan.

In toepassing van de artikelen VII.78, § 3, 10°, en VII.134, § 3, 10°, moet de kredietovereenkomst de vereiste zekerheden en verzekeringen vermelden. Zelfs als het niet gaat om een vereiste zekerheid (gezien het reeds werd gevestigd), legt de verplichting om de consument te informeren van alle bepalingen en voorwaarden van het krediet, de kredietgever op om in de kredietovereenkomst te vermelden dat de zekerheid die voorafgaand werd gesteld ook het nieuwe gebruik dekt. Bij gebreke hieraan, voorziet het Wetboek de mogelijkheid (sanctie die aan de beoordeling van de rechter wordt gelaten) aan de rechter om de overeenkomst te vernietigen of om de verplichtingen in hoofde van de consument te herleiden tot het ontleende bedrag.

Mogen de partijen overeenkomen om uitdrukkelijk een toekomstig krediet uit te sluiten van de dekking die door de hypothecaire zekerheid wordt geboden? Ja, in zoverre dat er een uitdrukkelijke bepaling in de kredietovereenkomst voorziet dat het nieuwe krediet niet wordt gedekt door de bestaande hypotheek. Bij gebreke hieraan, zal de algemene draagwijdte van de hypotheek het nieuwe krediet dekken.

3e gevolg : de consumentenkredieten met hypothecaire zekerheid die voor 1 juli 2017 werden toegekend worden hypothecaire kredieten

Voor 1 juli 2017, werden de kredieten met hypothecaire zekerheid slechts gekwalificeerd als hypothecaire kredieten voor zover zij tot doel hadden om zakelijke onroerende rechten te verwerven of te bewaren. Het krediet voor de aankoop van een luxe wagen dat gewaarborgd werd door een hypothecaire zekerheid, was dus een consumentenkrediet. Zo ook was het krediet voor een hergroepering van een geheel van consumenten kredietschulden een consumentenkrediet, zelfs wanneer er een hypothecaire zekerheid was. De verschuiving van het toepassingsgebied heeft meerdere gevolgen:

(1) Alle consumentenkredieten die zijn toegekend met een hypothecaire zekerheid voor 1 juli 2017 worden hypothecaire kredieten met roerende bestemming vanaf deze datum. De bepalingen van hoofdstuk 2 op het hypothecair krediet, die onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende overeenkomsten, zullen dus deze overeenkomsten beheersen vanaf deze datum. Dit is in het bijzonder het geval voor de ontbindende bepalingen of vervalbepalingen voorzien onder art. 147/20.

(2) Elk nieuw krediet dat voor 1 juli 2017 wordt toegekend met de dekking door een hypothecaire zekerheid, zal een hypothecair krediet zijn.

4e gevolg : hypothecaire bestemming voor alle sommen en gemengde kredieten, professioneel als privé

Een hypothecaire bestemming voor alle sommen dekt alle verbintenissen van de schuldenaar ten aanzien van het bevoordeelde ontstaan uit deze handelsrelatie. Als de schuldenaar een zelfstandig beroep uitoefent, kunnen de kredieten hypothecaire kredieten zijn in de zin van hoofdstuk 2 van titel 4 van Boek VII, of professionele kredieten zijn. Als er een kader kredietopening is, zal deze overeenkomst moeten beantwoorden aan de vereisten van de bepalingen m.b.t. het hypothecair krediet. Zo zullen ook de gebruiken die onder het toepassingsgebied van het consumentenkrediet vallen, ook dezelfde bepalingen moeten naleven.

Het recht van de consument om een einde te stellen aan de hypotheek voor alle sommen

Art. 51bis, § 2, van de Hypotheekwet, kende de consument het recht toe om een einde te stellen aan de hypothecaire bestemming voor alle sommen wanneer het werd toegekend voor onbepaalde duur of wanneer het krediet dat het waarborgde van onbepaalde duur was. Volgens deze bepaling:

Indien een hypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van toekomstige schuldvorderingen die over een onbepaalde duur kunnen ontstaan of tot zekerheid van schuldvorderingen uit hoofde van een overeenkomst van onbepaalde duur, kan de persoon tegen wie de hypotheek wordt ingeschreven of de derde-bezitter van het met hypotheek bezwaarde goed, de hypotheek steeds opzeggen met een opzegging van minstens drie maanden en maximum zes maanden, die aan de schuldeiser wordt gericht bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding. De opzeggingstermijn gaat in op de dag van de ontvangstmelding.

Inzake toekomstige schuldvorderingen heeft de opzegging tot gevolg dat de hypotheek enkel nog strekt tot zekerheid van gewaarborgde schuldvorderingen die bestaan bij het verstrijken van de opzeggingstermijn. Inzake overeenkomsten van onbepaalde duur, blijven slechts die schuldvorderingen gewaarborgd die bij het verstrijken van de opzeggingstermijn bestaan ten gevolge van de uitvoering van de overeenkomst.

Wie de hypotheek opzegt, kan eisen dat de schuldeiser hem schriftelijk de inventaris meedeelt van de schuldvorderingen die nog gewaarborgd zijn op het einde van de opzeggingstermijn

Het einde van de kader-kredietopening mag niet leiden tot de beëindiging van uitstaande kredieten.

Voor de beëindiging van consumentenkredietovereenkomsten en hypothecaire kredietovereenkomsten gelden specifieke regels die in hetWER zijn vastgelegd. Deze contracten moeten de bepalingen bevatten die de kredietgever machtigen om de terugbetaling van het krediet vóór de vervaldag te eisen (VII.78, § 6 en VII.134, § 4). Deze clausules zijn strikt gereguleerd. Het feit dat (door de kredietgever of de consument) de kader-kredietopening wordt opgezegd, mag er niet toe leiden dat de aan de consument verleende kredieten opeisbaar worden. Deze kredieten kunnen alleen worden opgezegd op grond van de bepalingen van specifieke contracten die daarop van toepassing zijn. De bepaling in de kaderovereenkomst die de beëindiging van bestaande kredietovereenkomsten in geval van beëindiging van de raamovereenkomst voorschrijft, is derhalve ongeldig.

De hypotheek voor alle sommen en het gebruik ten voordele van een gebruiker

Wanneer de hypothecaire bestemming wordt toegekend door meerdere personen (bv. echtgenoten), maar het gebruik (of een later gebruik) van het krediet slechts wordt gerealiseerd onder de handtekening en in het voordeel van slechts één van hen (bv. een krediet dat wordt toegekend voor de beroepsnoden van de echtgenoot), wordt de zekerheid in hoofde van degene die het krediet niet heeft onderschreven, een vorm van garantie om de verbintenissen van een derde te dekken. In dit geval, zullen de bepalingen m.b.t. de zekerheden (VII.109 en verder (CK)) en VII.147/26 en verder (HK) van toepassing zijn.

Het formalisme dat door deze bepalingen wordt opgelegd, en met in het bijzonder de verplichting om de kredietovereenkomst voor te leggen voordat de zekerheid zich voltrekt, verbiedt de omnibus waarborg voor de dekking van de verplichtingen van een derde (zie hierover BIQUET-MATHIEU, C., "Les sûretés", in Le crédit aux consommateurs et aux P.M.E., CUP;Vol. 170, Brussel, Larcier, 2016, p.415 e.v.) (zie omtrent deze kwestie de commentaar op art. VII.147/26). Het krediet dat wordt toegekend ten voordele van één bevoordeelde zal dus niet vallen onder de kader krediet opening.

Back to top