Nevendienst

definitie

Artikel I.9, 70° - Nevendienst

Een dienst aangeboden aan de consument in samenhang met de kredietovereenkomst of de betalingsdienst.

Commentaar

De nevendienst verbonden aan de kredietovereenkomst

De aanvullende nevendienst aan de kredietovereenkomst creëert een contract die een aanvullende overeenkomst is aan de kredietovereenkomst die ook de hoofdovereenkomst is. Het meest voorkomende voorbeeld is de schuldsaldo verzekering. Deze overeenkomst heeft slechts een voorwerp in de mate er een krediet wordt toegekend. Het Wetboek vereist dat de kost van deze nevendienst verbonden aan de kredietovereenkomst werd hernomen in het JKP (art. I.9, 41°, e) en dat de verplichting om deze overeenkomst te sluiten wordt vermeld in de reclame (art. VII.64, §3 en VII.124, §1, 2e lid) (zeker als de kost van de nevendienst niet in het JKP wordt hernomen) en in de precontractuele informatie (SECCI: VII.70, 11° - Prospectus: VII.125, al. 2, 13° - ESIS: punt 8).

De aanvullende uitleg moet ook betrekking hebben op de nevendiensten en in het bijzonder op de aanduiding van de al dan niet mogelijkheid om elk onderdeel afzonderlijk te beëindigen en de gevolgen ervan van een dergelijke procedure voor de consument (art. VII.129). De verplichting om deze voorwaarde te verduidelijken is niet uitdrukkelijk hernomen in art. VII.78 bij de verplichte vermeldingen van de consumentenkredietovereenkomst maar lijkt evident als de kredietgever een nevendienst als voorwaarde van het krediet wenst te stellen. Het maakt dus onderdeel uit van de andere contractuele bepalingen en voorwaarden waarvan de vermelding voorzien wordt door art. VII.78, § 3, 15°. Voor wat betreft de hypothecaire kredietovereenkomsten, verduidelijkt art. VII.134, § 3, 10°, dat men de vereiste zekerheden en verzekeringen dient te preciseren.

De misbruiken m.b.t. de nevendienst

Het krediet is een activiteit waar de professioneel vaak zijn toestemming voor het krediet maar geeft onder de voorwaarde van de verplichting in hoofde van de consument om aanvullende verbintenissen aan te gaan om de terugbetaling van het krediet te waarborgen. Het kan bv. zijn dat er van de consument wordt vereist dat hij geen nieuwe schulden meer aangaat, dat hij het gefinancierde goed verzekerd tegen materiële schade, dat het risico van zijn overlijden wordt gedekt door een levensverzekering of een schuldsaldo verzekering, … Deze verbintenissen zijn kredietvoorwaarden en de voltrekking ervan is een determinerende voorwaarde voor het akkoord van de kredietgever.

Deze aangehechte verplichtingen zullen voor de consument tot nieuwe kosten leiden. Voor de professioneel geven dezen ook aanleiding tot nieuwe winsten, hetzij rechtstreeks, wanneer de kredietgever de consument oplegt om die verplichtingen bij hem aan te gaan, hetzij onrechtstreeks wanneer de kredietgever een derde aanduidt met wie de consument de verbintenis dient aan te gaan en van wie hij een commissie ontvangt op de aangebrachte zaken. In een activiteit waar het rendement ervan wordt omkaderd door een strenge wetgeving, bestaat er dus een grote verleiding om de winsten de vergroten door aan de consument aanvullende verplichtingen aan het krediet op te leggen, niet in het licht van een betere bescherming van de consument maar voor de bijkomende winst die de professionelen hieruit kunnen halen.

Naar aanleiding van een doortastend administratief onderzoek, hebben de correctionele rechtbanken de bemiddelaars die op systematische wijze schuldsaldo verzekeringen hebben opgelegd tegen veel hogere prijzen dan de marktprijzen bestraft (zie in het bijz. Corr. Gent, 6 maart 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, 225; Corr. Gent, 2 oktober 2002, Jaarboek Kredietrecht, 2002, 232). Een onderzoek die in 2017 door de FSMA werd gevoerd bracht praktijken in de schuldsaldo verzekering aan het licht die ernstige vragen deden rijzen (zie een uittreksel van de mededeling van de FSMA).

.

Ratio legis: bescherming van de consument

De bekommernis van de wetgever is de strijd aangaan tegen de misbruiken die bijzonder gevoelig zijn wanneer de kredietgever en/of de bemiddelaar in staat zijn om de kost van het aangehecht contract te bepalen omdat de kredietovereenkomst de afsluiting ervan met de kredietgever, de bemiddelaar of de derde die zij aanduiden op zeer exclusieve wijze oplegt. Deze benadering bevindt zich op get kruispunt van soms tegenstrijdige belangen:

  • De omkaderingsnormen van de kredietkost doen naleven (maximum rentevoet, duur, …) en vermijden dat, door de onrechtmatige praktijken van de aangehechte contracten deze limieten niet verouderd zijn.
  • Strijd tegen de misbruiken m.b.t. de zeer hoge prijzen die worden gehandhaafd op bepaalde aanvullende overeenkomsten.
  • Erover waken dat het JKP de maat functie behoudt.
  • Zonder afbreuk te doen op het legitiem recht van de kredietgever om diens toestemming voor het krediet afhankelijk te stellen aan aangehechte voorwaarden die gerechtvaardigd worden door de aard van het krediet, de duur of het bedrag ervan, …

Ontstaan van de teksten

zie de historiek

Het principe: verbod op de aanvullende overeenkomst gesloten met de kredietgever of een derde die door de kredietgever wordt aangeduid (VII.87 en VII.147)

Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar verboden om in het kader van het afsluiten van een kredietovereenkomst, de consument te verplichten om een andere overeenkomst bij de kredietgever of de kredietbemiddelaar of een door hen aangeduide derde aan te gaan. Het gaat om een verbod op alle contractvormen (en niet noodzakelijk verzekeringsovereenkomsten) wanneer de medecontractant wordt opgelegd aan de consument. Het is deze praktijk die de abnormale prijzen en de vermomde verloningen doet ontstaan. Met het oog op de bestrijding van deze misbruiken, voorziet de tekst in een principieel verbod, maar beperkt tot de aanvullende overeenkomsten die worden gesloten met de kredietgever, de kredietbemiddelaar of derde die door dezen worden aangeduid. De regel verkondigt een voorwaardelijk verbod: het is verboden om de consument te verplichten een andere overeenkomst dan de kredietovereenkomst te sluiten maar dit verbod geldt slechts wanneer de medecontractant wordt aangeduid (opgelegd) door de kredietgever of bemiddelaar.

Deze regel is dus niet van toepassing in de volgende gevallen:

  • De nevendienst is geen voorwaarde voor het krediet als de consument een andere overeenkomst dan de kredietovereenkomst aangaat met de kredietgever of kredietbemiddelaar zonder dat dit door hen werd opgelegd. Vanuit dit oogpunt, komt de tekst niet op concrete wijze tegemoet aan de misleidende praktijken waartegen het strijdt. De Algemene Directie van de Economische Inspectie heeft inderdaad vastgesteld dat voor de kredietgevers die op abusieve wijze de onderschrijving van de schuldsaldo verzekering aansporen, de SECCI, de vragenlijst en de kredietovereenkomst geen enkele aanwijzing gaven m.b.t. een verzekering. Er was dus geen enkele verplichting voor de consument om een dergelijke verzekering te sluiten. En toch wordt in bepaalde gevallen, een schuldsaldo verzekering in meer dan 90% van de kredietopeningen onderschreven.
  • Het aangehecht contract is een kredietvoorwaarde maar de consument kan vrij zijn medecontractant kiezen. Als de kredietgever de onderschrijving van een ander contract (bv. een omnium verzekering voor de dekking van een door een krediet gefinancierde wagen) vereist maar de consument vrij is om met dit aan te gaan bij een medecontractant naar keuze (de kredietgever en bemiddelaar hierbij inbegrepen).

De efficiëntie van dit verbod is op dit terrein, zeer relatief. De bedenkelijke praktijken blijven bestaan, zoals de onderzoeken van de FSMA en de FOD Economie dit aantonen. De reden is dat, zelfs als de aanvullende overeenkomst niet wordt geformuleerd als een voorwaarde voor het krediet, bepaalde kredietgevers en bemiddelaars toch in hoofde van de consument de indruk wekken dat deze verbintenis onmisbaar, dan wel verplicht is, en dat het moet worden gesloten bij een derde die door de professioneel wordt aangeduid.

Men dient niettemin de inhoud van art. VII.87, § 1 te benadrukken dat stelt dat de bewijslast dat de consument de vrije keuze heeft gehad met betrekking tot het sluiten van iedere nevendienstcontract, die bijkomend met de kredietovereenkomst wordt gesloten, komt toe aan de kredietgever en de kredietbemiddelaar.

De nevendienst en de berekening van het JKP

Het feit dat de kredietgever de consument een nevendienst oplegt, heeft tot gevolg dat hij ertoe gehouden is om de kosten van deze dienst mee in de berekening van het JKP in te brengen (zie hierover de commentaren m.b.t. de definitie van de totaalkost van het krediet ).

Dit is ook nodig wanneer blijkt dat, zelfs bij het ontbreken van een contractuele bepaling, een groot deel van de leners van een welbepaalde kredietgever een aanvullende overeenkomst(zoals een schuldsaldo verzekering) onderschrijven, gewoonweg omdat zij zich hiertoe verplicht voelen door de commerciële strategie en verkoopsysteem die door deze kredietgever worden gehandhaafd.

De nevendienst en de koppelverkoop (hypothecair krediet)

in het hypothecair krediet is het verboden om een krediet samen met een aanvullende overeenkomst aan te bieden, als dit geheel een koppelverkoop uitmaakt, m.a.w. dat de kredietovereenkomst niet afzonderlijk aan de consument wordt aangeboden (zie de commentaar van deze definitie ).

De nevendiensten en de hieraan samenhangende begrippen

De nevendienst en de gelieerde kredietovereenkomst

In het kader van het begrip nevendienst, is de kredietovereenkomst de hoofdovereenkomst waaraan er zich een aanvullende overeenkomst, zoals een schuldsaldo verzekeringsovereenkomst, voegt. De gelieerde kredietovereenkomst is op zich een aanvullende overeenkomst aan een hoofdovereenkomst nl. de aankoop van een goed of een bepaalde dienst (zie de commentaar op de gelieerde kredietovereenkomst).

De nevendienst en het toegevoegde contract (hypothecair krediet)

Het toegevoegd contract is een nevendienst aan de kredietovereenkomst waarvan het voorwerp ertoe strekt om het kapitaal op te bouwen op de vervaldatum van de lening. Dit begrip doet zich maar voor in het hypothecair krediet voor de kredieten met kapitaalopbouw. Het toegevoegd contract kan slechts een levensverzekeringsovereenkomst, kapitalisatieovereenkomst of een andere spaarvorm zijn. Het is dus een aanvullende overeenkomst aan de kredietovereenkomst. Deze contractsoort wordt becommentarieerd onder art. VII.135.

De nevendienst en het aangehecht contract (hypothecair krediet)

Het Wetboek voorziet onder art.VII.146, in een definitie van het aangehechte kredietcontract aan een hypothecaire kredietovereenkomst. In de betekenis van deze betaling is de kredietovereenkomst noodzakelijk (1) een verzekeringsovereenkomst (hetzij voor resterend schuldsaldo, hetzij ter dekking van de degradatie van het onroerend goed dat in borg wordt gegeven [bv. een brandverzekering], hetzij een borgverzekering), (2) vereist als voorwaarde voor het krediet en (3) heeft het betrekking op een hypothecair krediet met onroerende bestemming. Het gaat dus om een aanvullende dienstenovereenkomst op de kredietovereenkomst maar beperkt tot de hypotheses die beoogd worden door art. VII.146.

Back to top