Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be
GEANNOTEERD WETBOEK VAN KREDIETEN AAN CONSUMENTEN
Kredietovereenkomst op afstand
Definities
Artikel I.9, 50° - Kredietovereenkomst op afstand
Elke kredietovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel I.8, 15° van dit Wetboek.
Artikel I.8, 15° - Overeenkomst op afstand
Iedere overeenkomst die tussen de onderneming en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer technieken voor communicatie op afstand.
Commentaar
Overeenkomst op afstand
Om de overeenkomst op afstand te definiëren, verwijst de wet naar artikel I.8, 15°, WER, dat de definitie van artikel 2, (7) van de richtlijn 2011/83/EU heeft overgenomen. Die definitie houdt in dat zowel het aanbod van de kredietgever als de onderhandelingen en de sluiting van de overeenkomst op afstand plaatsvinden zonder dat de partijen op enig moment in elkaars aanwezigheid zijn. Het proces waarbij een aanbod per e-mail wordt verzonden en waarbij vervolgens een overeenkomst wordt ondertekend bij de kredietgever, voldoet dus niet aan de definitie van een overeenkomst op afstand. De bij de kredietbemiddelaar gesloten kredietovereenkomst is dus geen overeenkomst op afstand, aangezien de partijen in aanwezigheid van elkaar zijn, waarbij in dit geval de bemiddelaar de kredietgever vertegenwoordigt. Daarentegen kunnen de bepalingen inzake het leuren van toepassing zijn op een kredietovereenkomst op afstand, bijvoorbeeld wanneer de contacten tussen de partijen telefonisch verlopen (zie hierover de besprekingen over leuren). Bovendien is er wel degelijk sprake van een overeenkomst op afstand in situaties waarin de consument een handelsruimte alleen bezoekt om informatie over de goederen of diensten te vergaren, terwijl hij vervolgens de overeenkomst op afstand onderhandelt en afsluit. Daarentegen wordt een overeenkomst waarover in de verkoopruimten van de onderneming wordt onder- handeld en die uiteindelijk wordt gesloten met behulp van een middel voor communicatie op afstand, niet als overeenkomst op afstand aangemerkt. Ook een overeenkomst die met behulp van een middel voor communicatie op afstand wordt geïnitieerd, maar uit- eindelijk wordt gesloten in de verkoopruimten van de onderneming, wordt niet als overeenkomst op afstand beschouwd.(Parl. St., Kamer, Zitt. 53, 3018/001, bl.12).
Richtlijn 2011/83/EU kadert niet enkel de overeenkomsten op afstand, maar ook de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. De bepalingen met betrekking tot dat soort overeenkomsten zijn opgenomen in de artikelen VI.64 tot VI.74, maar de kredietovereenkomsten onderworpen aan boek VII worden door artikel VI.66, 4° uitgesloten.
Artikel I.8, 31°:
iedere overeenkomst tussen de onderneming en de consument:
a) die wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de consument op een andere plaats dan de verkoopruimten van de onderneming; of
b) waarvoor een aanbod werd gedaan door de consument onder dezelfde omstandigheden als bedoeld onder a); of
c) die gesloten wordt in de verkoopruimten van de onderneming of met behulp van een techniek voor communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de onderneming is, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de consument; of
d) die gesloten wordt tijdens een excursie die door de onderneming is georganiseerd met als doel of effect de promotie en de verkoop van goederen of diensten aan de consument.
.
Technieken voor communicatie op afstand
De communicatietechniek waarnaar de definitie verwijst, is ieder middel dat kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen (artikel I.8, 16°, WER). Technieken voor communicatie op afstand omvatten internet, e-mail, post, fax, telefoon, sms, televisie, enz. Een telefonisch onderhandelde overeenkomst, waarna een fax wordt gestuurd naar de consument met een ontwerpovereenkomst, die de consument ondertekend per post terugstuurt, is een overeenkomst op afstand.
In het kader van de WMPC was vereist dat het proces plaatsvond in het kader van een door de verkoper georganiseerd systeem voor de verkoop op afstand van zijn producten of diensten. Die vereiste werd geschrapt bij de omzetting van de WMPC in het WER, om de definitie in overeenstemming te brengen met richtlijn 2011/83/EU. Het gebruik van een door een derde partij georganiseerde dienst voor verkoop op afstand verplicht de verkoper tot naleving van de bepalingen inzake verkoop op afstand.
Wettelijk kader
Boek VI organiseert een algemene regeling voor overeenkomsten op afstand (artikelen VI.45 - VI.53) en een specifieke regeling (artikelen VI.54 tot VI.61) voor overeenkomsten op afstand betreffende een financiële dienst die wordt gedefinieerd als iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen (art. I.8, 18°). Een op afstand gesloten consumentenkredietovereenkomst is dus onderworpen aan deze specifieke regeling, die moet worden gecombineerd met de bepalingen van Boek VII.
Informatie vooraf
De regeling voor overeenkomsten op afstand betreffende financiële diensten bestaat met name in de verplichting om een reeks informatie te verstrekken voordat de consument door een overeenkomst of een aanbod wordt gebonden en dit door elk middel dat aangepast is aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand(zie artikel VI.55). In boek VII wordt deze verplichting meer gedetailleerd weergegeven. De twee bepalingen moeten derhalve worden gecombineerd en er moet enige aanvullende informatie worden verstrekt met het oog op de sluiting van de overeenkomst op afstand. Zie Memorie van Toelichting van de wet van 24 augustus 2005, Parl. St., Kamer, 51 - 1776/01, p. 7
Artikel VI.55
§ 1. Te gelegener tijd, voordat de consument gebonden is door een overeenkomst of door een aanbod, dient hij ondubbelzinnig, op heldere en begrijpelijke wijze en door elk middel dat aangepast is aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand te worden ingelicht over minstens de volgende elementen:
1° de aanbieder
a) de identiteit van de aanbieder, met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn hoofdactiviteit, zijn geografisch adres, alsmede enig ander geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen tussen consument en aanbieder;
b) ingeval de aanbieder vertegenwoordigd wordt in de lidstaat waar de consument woont, de identiteit van deze vertegenwoordiger, en het geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen tussen de consument en de vertegenwoordiger;
c) indien de consument te maken heeft met een andere onderneming dan de aanbieder, de identiteit van die onderneming, de hoedanigheid waarin zij tegenover de consument optreedt en het geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen tussen de consument en deze onderneming;
d) wanneer de activiteit van de aanbieder en/of de andere onderneming waarmee de consument te maken heeft, onderworpen is aan een vergunningsstelsel, de coördinaten van de bevoegde toezichthoudende autoriteit;
2° de financiële dienst
a) een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst;
b) de totale prijs die de consument aan de onderneming moet betalen voor de financiële dienst, met inbegrip van alle daarmee samenhangende vergoedingen, kosten en uitgaven, alsmede alle belastingen en taksen die via de onderneming moeten worden betaald, of, wanneer de exacte prijs niet kan worden aangegeven, de grondslag voor de berekening van de prijs, zodat de consument deze kan nagaan;
c) desgevallend, de vermelding dat de financiële dienst betrekking heeft op instrumenten die bijzondere risico's met zich meebrengen ingevolge hun specifieke kenmerken of de uit te voeren verrichtingen, of waarvan de prijs afhangt van schommelingen op de financiële markten waarop de aanbieder geen invloed heeft, alsmede de vermelding dat in het verleden behaalde resultaten geen enkele waarborg kunnen geven met betrekking tot het toekomstig rendement;
d) de vermelding van het eventuele bestaan van andere taksen, belastingen en/of kosten die niet via de onderneming worden betaald of door haar worden opgelegd;
e) elke beperking van de geldigheidsduur van de verstrekte informatie;
f) de wijze van betaling en uitvoering;
g) elke specifieke extra kost voor de consument betreffende het gebruik van de techniek voor communicatie op afstand, wanneer deze bijkomende kost wordt aangerekend;
3° de overeenkomst op afstand
a) het al dan niet bestaan van het in artikel VI.58 bedoelde herroepingsrecht, en, waar dat recht bestaat, de duur van en de wijze van de uitoefening van dat recht, met inbegrip van informatie over het bedrag dat de consument gehouden kan zijn te betalen op grond van artikel VI.59, § 1, alsook de gevolgen van het niet uitoefenen van dat recht;
b) de minimumduur van de op afstand te sluiten overeenkomst bij permanente of periodieke verrichting van financiële diensten;
c) de informatie over het eventuele recht van de partijen om de overeenkomst vroegtijdig of eenzijdig op te zeggen op grond van de bepalingen van de overeenkomst op afstand, met inbegrip van de opzegvergoedingen die de overeenkomst eventueel oplegt;
d) de praktische instructies voor de uitoefening van het herroepingsrecht, met aanduiding van onder andere het adres waarnaar de kennisgeving moet worden gezonden;
e) de wetgeving of wetgevingen die door de onderneming worden gebruikt als grondslag voor de totstandkoming van de betrekkingen met de consument vóór de sluiting van de overeenkomst;
f) elke contractuele bepaling inzake het op de overeenkomst toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter;
g) de taal of talen waarin de contractvoorwaarden en de in dit artikel bedoelde voorafgaande informatie worden verstrekt, en voorts de taal of talen waarin de onderneming, met instemming van de consument, toezegt te zullen communiceren gedurende de looptijd van de overeenkomst;
4° de rechtsmiddelen;
a) het bestaan of de afwezigheid van buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures toegankelijk voor de consument die partij is bij de overeenkomst op afstand, en indien deze bestaan, de wijze waarop men er gebruik van kan maken;
b) het bestaan van garantiefondsen of andere compensatieregelingen die niet vallen onder [2 de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen en onder de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten.
Het commerciële oogmerk van die informatie moet duidelijk vast te stellen zijn.
§ 2. Informatie over contractuele verplichtingen, die in de precontractuele fase aan de consument wordt meegedeeld, dient in overeenstemming te zijn met de contractuele verplichtingen die in geval van het sluiten van de overeenkomst op afstand zouden gelden op grond van het toepasselijk geachte recht.
Er dient eveneens voorafgaandelijk ingegaan te worden op de verhouding van de W.H.P.C. tot de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (hierna genoemd de «wet elektronische handel»). Deze wet is een omzetting van de richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (hierna genoemd de «richtlijn elektronische handel»)
De wet elektronische handel beslaat enkel de «dienst van de informatiemaatschappij», waaronder moet wor den begrepen «elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van de dienst verricht wordt (artikel 2, 1° van de wet)».
De twee gecursiveerde begrippen duiden op twee belangrijke verschillen in het toepassingsgebied van beide wetten:
«langs elektronische weg»: enkel «online» dienst verstrekking wordt geviseerd in de wet elektronische handel. Voor wat andere op afstand gehanteerde verkoopmethoden (bijvoorbeeld per telefoon, fax) be treft, is enkel de wet financiële diensten op afstand van toepassing. De situatie kan zich ook voordoen dat de wet elektronische handel gedeeltelijk van toepassing zal zijn: de financiële dienst wordt langs elektronische weg aangeboden, maar de levering van de dienst gebeurt niet «online»;
« afnemer van de dienst»: wordt in artikel 2, 5° van de wet elektronische handel gedefinieerd als «iedere natuurlijke of rechtspersoon die, al dan niet voor beroepsdoeleinden, gebruik maakt van een dienst van de informatiemaatschappij, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of toegankelijk te maken». In de wet elektronische handel worden dus niet enkel consument ten beschermd (alhoewel zij meer beschermd worden), in tegenstelling tot W.H.P.C., die in haar bepalingen ter bescherming van de economisch zwakkere partij zich telkens beperkt tot de consument.
Beide wetten zijn dus maar gezamenlijk van toepas sing indien het om een online dienstverstrekking aan de consument gaat.
Beide wetgevingen zijn complementair ten opzichte van elkaar, en zijn desgevallend gezamenlijk van toe passing. De informatievereisten die in de wet elektronische handel figureren (hoofdstuk III van de wet, artikelen 7 en volgende), vormen in dit opzicht een aanvulling op wat ter zake in W.H.P.C. geldt.
Op het gebied van voorafgaande informatie over de prijs van de financiële dienst zal bijvoorbeeld de totale prijs moeten aangeduid worden bij online te koop aanbieding van financiële diensten, zoals opgelegd door artikel 83 ter, 2°, b), in W.H.P.C., wat verder gaat dan wat voorgeschreven wordt in artikel 7, § 2 van de wet elektronische handel.
De richtlijn elektronische handel doet immers geen afbreuk aan het bestaande «acquis communautaire», waaronder de specifieke wetgeving inzake verkoop op afstand van financiële diensten (zie o.m. overweging 11 en arti kel 1.3. van de richtlijn elektronische handel).
(..)
Bl. 25
Bijgevolg is het mogelijk dat voor een reclame voor een financiële dienst op het internet het recht van een bepaalde EU lidstaat geldt (interne marktclausule, het land van oorsprong) terwijl een ander rechtsstelsel op de contractuele verbintenissen van toepassing zou worden verklaard, bijvoorbeeld ingevolge de verwijzingsregels volgende uit het Verdrag van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is uit verbintenissen uit overeenkomst (het zogenaamde Verdrag van Rome).
Hetzelfde geldt voor bedingen tot aanwijzing van de bevoegde rechter in geval van geschil: de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 houdende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (P.B.E.G., nr. L 12 van 16 januari 2001, p.1) gelden onverkort. In dit opzicht kan nog verwezen worden naar overweging nr. 9 van de richtlijn financiële diensten op afstand.
Het is zeker belangrijk voor de consument om te weten onder welk rechtsstelsel hij valt en op welke wettelijke bescherming hij zich desgevallend mag be roepen. De verkoper van zijn kant dient er uiteraard voor te zorgen dat eventuele bedingen omtrent toepasselijk recht, en de bevoegde rechter conform zijn met de bepalingen van internationaal privaat recht, en in het bij zonder niet strijdig zijn met het hoger geciteerde Verdrag of de vermelde Verordening, of geen kennelijk onevenwicht creëren tussen de rechten en plichten van de contractspartijen.
De verplichting om bedingen van rechtskeuze voorafgaandelijk mee te delen, is ook van belang in het licht van het nieuwe artikel 83 ter , § 2, W.H.P.C. dat op het eerste gezicht evident lijkt en waarin het volgende bepaald wordt:
«De mededelingen over contractuele verbintenissen dienen in overeenstemming te zijn met de contractuele verbintenissen die in het geval van het sluiten van de overeenkomst gelden op grond van het toepasselijke recht.»
Het is dus zeker niet zo, zoals de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties vrezen, dat het aan de aanbieder is om vrij het toepasselijk recht en de bevoegde rechtbank te bepalen door invoeging van een ad hoc beding in het contract. Vermeldt een verkoper van een financiële dienst bij zijn aanbod bijvoorbeeld een rentevoet die beantwoordt aan de vereisten gesteld in zijn nationale wetgeving (land van oorsprong) maar beheerst, ingevolge de bepalingen van het Verdrag van Rome, een ander rechtsstelsel de verbintenissen uit de overeenkomst en dient er een andere rentevoet aangeduid worden, dan is een dergelijke vermelding in strijd met artikel 83 ter , § 2.
De aanvullende informatie die de professional met het oog op de sluiting van de overeenkomst op afstand moet verstrekken, omvat met name:
de coördinaten van de bevoegde toezichthoudende autoriteit;
de vermelding van het eventuele bestaan van andere taksen, belastingen en/of kosten die niet via de onderneming worden betaald of door haar worden opgelegd;
elke specifieke extra kost voor de consument betreffende het gebruik van de techniek voor communicatie op afstand, wanneer deze bijkomende kost wordt aangerekend; (Die kosten moeten specifiek worden meegedeeld, ook al worden ze ook opgenomen in de berekening van het JKP);
het bestaan van het in artikel VI.58 bedoelde herroepingsrecht (zie artikel VII.83, §4 voor de combinatie van de beide regelingen);
de wetgeving of wetgevingen die door de onderneming worden gebruikt als grondslag voor de totstandkoming van de betrekkingen met de consument vóór de sluiting van de overeenkomst; Dat betekent niet dat de wet de kredietgever het recht geeft om willekeurig te beslissen over het toepasselijke recht en om bijvoorbeeld het recht op te leggen van het land waar hij gevestigd is. Deze bepaling verplicht de kredietgever er in werkelijkheid toe na te gaan welk recht van toepassing is en de consument daarover te informeren. Dat houdt met name in dat de verwijzingsregels van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (ook Rome I genoemd) moeten worden onderzocht;
de taal van de communicatie tussen de partijen;
elke contractuele bepaling inzake het op de overeenkomst toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter;
de taal of talen waarin de contractvoorwaarden en de in dit artikel bedoelde voorafgaande informatie worden verstrekt, en voorts de taal of talen waarin de onderneming, met instemming van de consument, toezegt te zullen communiceren gedurende de looptijd van de overeenkomst;
Deze voorafgaande informatie wordt aangepast indien, op verzoek van de consument, de overeenkomst wordt gesloten terwijl de gebruikte communicatietechniek het niet mogelijk maakt de vereiste informatie vooraf op een duurzame drager te verstrekken. In dat geval verstrekt de kredietgever de consument onmiddellijk na de sluiting van de kredietovereenkomst alle precontractuele informatie. Het is aan de kredietgever om te bewijzen dat hij de vereiste voorafgaande informatie heeft verstrekt (zie artikel VI.62).
Wanneer moet die informatie worden verstrekt? Artikel VI.55 stelt dat die te gelegener tijd moet worden verstrekt, voordat de consument gebonden is door een overeenkomst of door een aanbod. Volgens de memorie van toelichting heeft de verkoper of aanbieder een zorgvuldigheidsplicht om deze informatie te verstrekken zodra de gelegenheid zich voordoet.
Mededeling op papier of duurzame drager
De definitie van duurzame drager is opgenomen in artikel I.8, 17°, WER:
Artikel I.1, 15°
15° duurzame gegevensdrager: elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling.
.
Sanctie
Artikel VI.60 voorziet in een burgerlijke sanctie:
Artikel VI.60
§ 1. De aanbieder is jegens de consument aansprakelijk voor het naleven van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen VI.55 tot VI.57.
§ 2. Bij niet-naleving van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen VI.55, § 1, 2° en 3°, VI.56 en VI.57, kan de consument de overeenkomst via een met redenen omkleed en ter post aangetekend schrijven binnen een redelijke termijn vanaf het ogenblik waarop hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichting, zonder kosten en zonder boete opzeggen.
.
De sluiting van de kredietovereenkomst op afstand
In zijn oorspronkelijke formulering vereiste het formalisme van de WCK onder meer dat de consument handgeschreven verklaringen aanbrengt (gelezen en goedgekeurd, datum en precies adres van de handtekening). Tijdens de hervorming die werd ingevoerd door de wet van 13 juni 2010, heeft de wetgever het elektronisch krediet mogelijk gemaakt door iedere verwijzing naar de woorden “handschrift” of “handgeschreven vermelding” te schrappen. De ondertekening kan dus ook elektronisch gebeuren (Memorie van Toelichting, Parl. St., Kamer, Zitt n°52, 2468/001, p. 35).
Ontstaan van verplichtingen
De overeenkomst op afstand inzake een krediet aan een consument is onderworpen aan de beginselen van boek VII, artikel VII.78 en VII.134. De verplichtingen ontstaan bij de ondertekening (eventueel de elektronische ondertekening) van de overeenkomst door alle partijen. De artikelen VII.93 en VII.147/5 voorzien echter in een opmerkelijke uitzondering voor kredietovereenkomsten gesloten op afstand die het gefinancierde goed vermelden of wanneer het kredietbedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper wordt gestort.
Het herroepingsrecht
De artikelen VI.58 en VI.59 voorzien in een specifiek herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand met betrekking tot een financiële dienst. Volgens de artikelen VII.83, §4 en VII.138, §3, zijn de artikelen VI.58, VI.59 en VI.67 niet van toepassing wanneer de consument het door boek VI georganiseerde herroepingsrecht inroept.