Kredietovereenkomst

Definitie

Artikel I.9, 39° - Kredietovereenkomst

Elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling.
De overeenkomst waarbij een hypotheek wordt verleend tot zekerheid van een geopend krediet zoals bedoeld in artikel 80, derde lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851, wordt niet beschouwd als een kredietovereenkomst in de zin van dit boek voor zover deze overeenkomst geen met dit boek tegenstrijdige bepalingen bevat.

Commentaar

De eigenschappen van de kredietovereenkomst aan de consument

De lening in het Burgerlijk Wetboek: een zakelijk en eenzijdige overeenkomst

De rechtspraak en rechtsleer beschouwen de leningsovereenkomst, zoals het wordt beheerst door de artikelen 1874 B.W. en verder, als een zakelijke overeenkomst: het is de terbeschikkingstelling van de gelden die de overeenkomst doet ontstaan en de overeenkomst die zou worden getekend met een latere terbeschikkingstelling van de gelden wordt beschouwd als een eenvoudige leningsbelofte. Van zodra dat de overeenkomst tot stand komt bij de terbeschikkingstelling van de gelden aan de ontlener, blijft er enkel nog de verplichting tot betaling door de ontlener. Bijgevolg beschouwen de auteurs de leningsovereenkomst die door het Burgerlijk Wetboek wordt beheerst als een eenzijdige overeenkomst. Dit Romeinsrechtelijk erfgoed wordt beschouwd als een anachronisme, een overblijfsel van een lange evolutie die bewaard is gebleven (De PAGE, Traité élémentaire de droit civil Belge, Bruylant 1964, T. II, p. 424, n°455).

In navolging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, neemt het WER resoluut afstand van deze beschouwing. Een kredietovereenkomst is een overeenkomst waarbij de kredietgever een kredietovereenkomst toekent of zich ertoe verbindt een kredietovereenkomst toe te kennen. De artikelen VII.78 § 1 (CK) en VII.134, §1er (HK), bepalen dat de kredietovereenkomst wordt gesloten door de handmatige handtekening of de elektronische ondertekening. De kredietgever mag geen enkele betaling aan de consument of voor rekening van de consument verrichten zolang de kredietovereenkomst niet is ondertekend (VII.90 en VII.147/3). In de gereglementeerde kredieten, kan de terbeschikkingstelling van de gelden zich slechts voordoen na het sluiten van de overeenkomst. De overeenkomst tot consumentenkrediet is dus noch een zakelijke overeenkomst noch een eenzijdige overeenkomst.

Een formalisme ad validatem – een plechtige overeenkomst

Het Wetboek vereist meer dan de loutere wilsovereenstemming: de artikelen VII.78, § 1 (CK) en VII.134, §1 (HK), leggen een strik formalisme op en in het bijzonder de ondertekening van een geschrift waarbij de vermeldingen strikt worden bepaald. Voor het consumentenkrediet en het hypothecair krediet met roerende bestemming, dient de consument naast zijn handtekening, in welbepaalde handgeschreven vermeldingen te voorzien. Dit betreft geen loutere bewijskrachtige formaliteit. Het gaat om een formaliteit waarvan de naleving ervan wordt opgelegd opdat de overeenkomst geldig zou zijn. De sancties die hieruit voortvloeien (artikelen VII.195, VII.198, VII.201) gaan van de mogelijkheid voor de rechter om de nietigheid van de overeenkomst uit te spreken, tot het recht van de consument om de gelden die hem voor het sluiten van de kredietovereenkomst werden gestort te behouden (art. VII.198).

Het is dus een plechtige overeenkomst in de mate waarin het ontstaan van een juridisch geldige overeenkomst afhangt van het zich voordien van de vormen die door de wet worden opgelegd (H. JACQUEMIN, Le formalisme contractuel. Mécanisme de protection de la partie faible, Larcier 2010, p. 260, n°193). De nietigheid is echter facultatief gezien het vaak in het belang is van de consument om het kredietbedrag te kunnen behouden en het af te betalen volgens de betalingstermijnen die (op onregelmatige wijze) werden overeengekomen.

Het formalisme doet niet af aan een echte uitwisseling van instemming. Zo zal men de gevallen waarbij de schuld van de consument ontstaat zonder akkoord van de schuldeiser, bv. door debet standen op de rekening door cheques die zonder provisie werden uitgeschreven en waardoor de bank zou gehouden worden te betalen in de uitvoering van de eigen verbintenissen, bv. in het kader van interbancaire akkoorden, niet kunnen beschouwen als een kredietovereenkomst (Charleroi burg., (1e k.), 22 mei 1996, J.L.M.B., 1997, p. 1674, obs.; Arr. Gent, 18 december 1995, J.J.P., 1997, 359). Dezelfde situatie zal een kredietovereenkomst zijn (in casu een onregelmatige kredietopening) als de bank de debetstand zou tolereren, zonder reactie of wanneer de bank een een debetstand op de zichtrekening toekent (Vred. Kortrijk, 23 september 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, p. 9).

Zie de commentaren op de Voorbereidende werken.

Formalisme en notariële akte

De definitie vereist geen notariële akte. In de praktijk, in de meerderheid van de gevallen, wordt de kredietovereenkomst onderhands afgesloten en komt een notariële akte te pas om de hypothecaire zekerheid te vestigen. In dit geval, bevestigt de notariële akte de voorwaarden van het krediet opdat de kredietgever over een uitvoerende titel zou beschikken. Maar de hypothecaire kredietovereenkomst ontstaat bij de uitwisseling van de instemmingen volgens de vormen die door het WER vereist worden (bovenop het gemeen recht van het Burgerlijk Wetboek).

Notariële akte en uitvoerbare titel

De notariële akte vormt een uitvoerende titel die de schuldeiser vrijstelt van het verkrijgen van een beslissing tot vaststelling van zijn vordering. De notariële akte vormt een uitvoerbare titel wanneer ze, in haar authentieke vorm, alle gegevens bekrachtigt die nodig zijn om het bestaan, de opeisbaarheid en het bedrag van de schuldvordering te bepalen. De uitvoerbare kracht van de notariële akte die een kredietopening tot voorwerp heeft, komt niet in het gedrang wanneer voor de bepaling van het verschuldigde bedrag bij de vervaldag of voor het uitstel van deze vervaldag wegens een verlen-ging van het krediet moet worden gesteund op externe gegevens. Evenmin is ver-eist dat de akte een uitdrukkelijke terugbetalingsverplichting bevat wanneer het bestaan van deze verbintenis en de omvang ervan impliciet uit de akte volgt(Cass.12 oktober 2018, C;18.0109.N, Juridat).

Wederkerige overeenkomst

De kredietovereenkomst is ook een wederkerige overeenkomst: het doet verplichtingen ontstaan aan beide zijden (in hoofde van de kredietgever (in het bijzonder het ter beschikking stellen van het geld) en in hoofde van de consument). Hieruit volgt dat, in tegenstelling tot de leningsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek, art. 1184 B.W. van toepassing zal kunnen zijn op de kredietovereenkomst (Vred. Gent, 18 april 2000, A.J.T. 2000-01, p. 745): het ontbindend beding zal dus steeds onderliggend zijn (BLOMMAERT D. en NICHELS F., Kroniek van het consumentenkrediet (1991-1994), T.B.H. 1995, p. 933). De tussenkomst van de rechterlijke macht zal steeds noodzakelijk zijn om de ernst van de tekortkoming vast te stellen en de ontbinding van de overeenkomst uit te spreken. Bovendien kunnen de partijen, uitdrukkelijk ontbindende bedingen overeenkomen maar uitsluitend binnen de grenzen die door de wetsbepalingen worden bepaald (zie de commentaren m.b.t. deze kwestie in het consumentenkrediet en het hypothecair krediet).

De exceptie van niet-uitvoering

Het wederkerig karakter laat ook de exceptie van niet-uitvoering toe: de kredietgever kan de uitvoering van zijn verbintenissen opschorten in geval van een tekortkoming in hoofde van de consument of omgekeerd. Voor de kredietovereenkomst met periodieke terugbetalingen van het kapitaal (verkoop op afbetaling, lening op afbetaling, hypothecair krediet), heeft deze exceptie slechts nut voor de kredietgever voor de ter beschikking stelling van de gelden aan de consument. Deze exceptie zal echter een efficiënt verdedigingsmiddel zijn voor de consument.

Voor de kredietovereenkomsten die de toekenning van opeenvolgende voorschotten toelaten, kan de exceptie van niet-uitvoering de kredietgever toelaten om elke nieuwe afname van het krediet te verbieden. De kredietgever mag echter de exceptie van niet-uitvoering slechts inroepen als de overeenkomst hierin voorziet en voor redenen die objectief gerechtvaardigd zijn en in het bijzonder wanneer hij beschikt over inlichtingen die hem kunnen doen beschouwen dat de consument zijn verplichtingen niet langer zal kunnen naleven (art. VII.98, § 2 (CK) en VII.147/13, § 2 (HK)).

Onder deze voorwaarden laat het Wetboek een opschorting van de opnemingen voor een toekomstige maar waarschijnlijke tekortkoming. De kredietgever dient dan de consument in te lichten van de opschorting en de redenen ervan.

Ontbindend beding

Volgens art. 1184 B.W. is de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend begrepen, in de wederkerige contracten voor het geval dat een van beide partijen haar verbintenis niet nakomt. Voor de gereglementeerde kredieten, is het ontbindend beding strikt gereglementeerd (art. VII.105 en VII.147/20). Een impliciet ontbindend beding wordt niet toegelaten. Echter verbiedt niets om beroep te doen op art. 1184 B.W. voor andere redenen waarbij de ernst wordt onderworpen aan de appreciatie van de rechter.

Zie echter de beperkingen die aan de toepassing van dit artikel worden opgelegd voor wat betreft de hypothecaire kredietovereenkomsten.

Het toepassingsgebied van de definitie

Alle kredietvormen

De wettelijke definitie herneemt de definitie van de Europese richtlijn 87/102/EEG van 22 december 1986 die wordt hernomen in de richtlijn 2008/48/EG.

De doelstelling van de Belgische wetgever, zoals die van de Europese wetgever, ligt erin om alle kredietvormen te overkoepelen (Parl. St., Senaat, 1989-1990, 916/1, p. 4). Dit is de reden waarom de definitie alle vormen van betaaltermijnen die aan de consumenten worden toegekend beoogt. Het kan gaan om een lening in de klassieke zin van het begrip maar de wettelijke bepalingen beogen eveneens de betaaltermijnen die de verkoper van een lichamelijk roerend goed toekent voor de betaling van de prijs. Het krediet moet dus niet het essentieel element zijn van de overeenkomst. Het kan ook bijkomstig zijn aan een hoofdverbintenis zoals de verkoop van een lichamelijk goed of een dienst.

Dissociatie in de tijd

De wettelijke definitie benadrukt de karakteristieke functie van het krediet: het laat een anticipatie op de tijd toe. Van zodra er een verschil is in het tijdstip van enerzijds het ter beschikking stellen van een som geld, het genot van een goed, of het gebruik van een dienst en anderzijds de terugbetaling of de betaling van de prijs, is de wet van toepassing. Zo zijn de wettelijke bepalingen van toepassing op bepaalde diensten waarvan de prijs wordt stopgezet van zodra de overeenkomst wordt ondertekend, ongeacht het gebruik van de consument en zelfs wanneer hij zou beslissen ervan af te zien tijdens de uitvoering ervan. Zo werd geoordeeld dat de correspondentiecursus door de wet op het consumentenkrediet wordt geregeld, aangezien de prijs die werd overeengekomen bij het begin, maandelijks te betalen was en toch verschuldigd bleef ook al besloot de consument af te zien van de dienst (Vred. Tielt, 17 juni 1996, Jaarboek Kredietrecht 1996, p. 141; Cass, 29 november 2001). Zo heeft de administratie ook geoordeeld dat de inschrijvingsovereenkomst van een consument bij een fitnesscentrum die hem een lidmaatschapsperiode van één jaar oplegt, maar hem toelaat de prijs te betalen in twaalf maandelijkse aflossingen, onafhankelijk van het gebruik van de diensten beschouwd als een kredietovereenkomst (contra: Vred. Aarschot, 17 september 2012, Jaarboek Kredietrecht 2012, p. 25 et noot Gijsbrechts S., maar de beslissing laat niet toe te beoordelen wat de precieze voorwaarden van het abonnement zijn).

De kredietvergoeding is geen voorwaarde voor de toepassing van de definitie.

Het “gratis krediet” valt in het toepassingsgebied van het Wetboek. Artikel VII.3, §2, 3° sluit de kredietovereenkomsten zonder interesten die terug betaalbaar zijn in minder dan twee maanden en waarvoor de kredietgever kosten aanrekent die minder bedragen dan 4,17 euro (4,80 € vanaf 1 januari 2019) op maandelijkse basis(geïndexeerd plafond) uit van het toepassingsgebied. De kosteloosheid op zich voldoet dus niet opdat het krediet zou ontsnappen aan de toepassing van de wet. Er wordt hier bovenop ook vereist dat de duur ervan bijzonder kost is. In Nederland heeft de Hoge Raad geantwoord op een prejudiciële vraag met betrekking tot de verkoop van een telefonie abonnement dat gratis een telefoon ter beschikking stelde. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verkoop een consumentenkredietovereenkomst is (HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385).

De uitzondering van de kredietopening – hypothecair kader

Het tweede lid van art. I.9, 39° bepaalt, de overeenkomst waarbij een hypotheek wordt verleend tot zekerheid van een geopend krediet zoals bedoeld in artikel 80, derde lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851, wordt niet beschouwd als een kredietovereenkomst in de zin van dit boek voor zover deze overeenkomst geen met dit boek tegenstrijdige bepalingen bevat. Artikel 80, 3e lid van de Hypotheekwet verduidelijkt: De hypotheek verleend tot zekerheid van een geopend krediet is geldig; haar rang wordt bepaald naar de dagtekening van haar inschrijving, ongeacht de tijdstippen waarop de door de kredietgever aangegane verbintenissen worden uitgevoerd, welke uitvoering door alle wettelijke middelen bewezen kan worden.

Het tweede alinea van art I.9, 39°, strekt er toe om de daden tot het strekken van een hypotheek uit te sluiten uit de definitie van de kredietovereenkomsten. De voorbereidende werken verduidelijken dat:

De bepaling onder 4° wenst een verduidelijking aan te brengen bij de praktijk van de hypothecaire kaderkredietopening. Het hypothecair krediet valt uiteen in twee luiken: a) het luik “krediet” (geregeld door hoofdstuk 2 van titel van Boek VII) en b) het luik “hypotheek” (geregeld door de hypotheekwet – Burgerlijk Wetboek, Boek III, Titel XVIII). Het huidige wetsontwerp heeft enkel tot doel om het luik “krediet” te regelen en niet het luik “hypotheek” om volgende redenen: a) de richtlijn heeft enkel betrekking op het luik “krediet” en grijpt niet in op het hypotheekrecht van de lidstaten; b) de consument geniet van een voldoende niveau van bescherming dankzij de tussenkomst van een notaris (art. 76 hypotheekwet). (Parl. St., Kamer, Zitt.54, 1685/01, 6).

De opening van een kredietopening – hypothecair kader maakt het voorwerp uit van een commentaar hier.

Het formalisme en de gevolgen

Principe et sanctie: een schriftelijke overeenkomst is verplicht en dient vooraf te gaan aan het gebruik van het krediet.

Het formalisme dat de wet oplegt inzake de inhoud en, in een welbepaalde mate, ook inzake de vorm van de overeenkomst wordt versterkt door het verbod dat wordt opgelegd door de artikelen VII.90 en VII.147/3: Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever. Het verbod is duidelijk: de kredietgever mag de consument geen enkel krediet toekennen zolang er niet voorafgaandelijk een kredietovereenkomst werd ondertekend. De kredietgever die een dergelijk krediet zou toekennen, stelt zich bloot aan de meest radicale sanctie die de wet voorziet: de consument is niet gehouden om het bedrag dat hem werd gestort terug te betalen indien er een krediet werd gebruikt hoewel de overeenkomst niet is getekend (artikelen VII.198 en VII.212).

Het principe van onveranderlijkheid van de overeenkomst tot consumentenkrediet: Het formalisme en de wijziging van de kredietvoorwaarden

Het strikte formalisme dat wordt opgelegd voor het sluiten van een kredietovereenkomst wordt doorgetrokken voor de wijziging van het krediet. Het geheel van de beschermingsmechanismen van de consument die door de wet worden opgelegd rond de ondertekening van de overeenkomst moeten dus ook worden nageleefd voor elke wijziging van de overeenkomst: men dient een nieuw contract te sluiten.

Het principe van de onveranderlijkheid van de overeenkomsten tot consumentenkrediet is ingeschreven onder art. VII.86, § 2: elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden. Artikel VII.77, §1, 5e lid, brengt de evaluatie van de solvabiliteit in herinnering: Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid houdt iedere wijziging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst in.

Voor het consumentenkrediet bestaan er drie uitzonderingen op de regel van onveranderlijkheid:

  • De veranderlijkheid van de debetrentevoet die wordt toegelaten door art. VII.86, op basis van objectieve indexen;
  • De veranderlijkheid van de kost voor de diensten verbonden aan diensten bestaande uit het opnemen van contanten (artikel VII.86)
  • De wijziging van de duur van het krediet in de gevallen beoogd door art. VII.95.
Onveranderlijkheid en het hypothecair krediet

Voor het hypothecair krediet verduidelijkt art. VII.143: elk beding dat er toe strekt de rentevoeten of de kosten te wijzigen, wordt voor niet geschreven gehouden. Het principe van onveranderlijkheid wordt dus meer genuanceerd. Inderdaad laat art. VII.145 het de consument toe om kredietgever wijzigingen te vragen aan de voorwaarden en/of zekerheden van de lopende kredietovereenkomst. Het staat de kredietgever vrij om al dan niet aan dit verzoek tegemoet te komen. De wijzigingen die zo kunnen worden onderhandeld, worden op limitatieve wijze opgesomd. Als de kredietgever en de consument een akkoord bereiken, moet de kredietgever een kredietaanbod overmaken aan de consument, waarvan de inhoud beperkt is tot de wijzigingen aan de lopende kredietovereenkomst. Om dit aanbod te kunnen overmaken, moet hij voorafgaand de solvabiliteit van de consulent hebben geanalyseerd zoals dit moet voor een nieuwe kredietovereenkomst. In het kader van deze beperkte wijzigingen, is de kredietgever er niet toe gehouden om een nieuwe ESIS over te maken.

Buiten deze gevallen kan een kredietovereenkomst dus in geen enkel geval gewijzigd worden, zelfs niet bij gezamenlijk akkoord.

Formalisme en overschrijding van het krediet Het verbod op debet standen op de rekening die stilzwijgend worden toegelaten

Alle kredietovereenkomsten die worden gesloten door een professioneel met een consument worden beheerst door de wet, behalve de uitzonderingen die worden opgenoemd onder art. VII.3, § 2.

Wanneer zij aanvaardt date en consument zijn rekening in debetstand gebruikt, kent de bank een krediet toe in de zin van de wet. De bank dient dus de formaliteiten na te leven en een kredietovereenkomst doen ondertekenen, voorafgaand aan de ter beschikking stelling van de gelden (Vred. Kortrijk, 23 september 2003, Jaarboek kredietrecht, 2003, 9). Het formalisme dat door het WER wordt opgelegd, verbiedt de totstandkoming van een krediet door de eenvoudige tolerantie of stilzwijgende aanvaarding door de kredietgever.

De richtlijn 2008/48/EG heeft echter de Belgische wetgever verplicht om het begrip stilzwijgende overschrijding waarvan de definitie wordt hernomen onder art. I.9, 52° in te voeren. Deze definitie beoogt het gebruik van een bankrekening. De overschrijding kan stilzwijgend worden toegekend of gedoogd als het contract dit niet uitdrukkelijk uitsluit, maar enkel binnen de strikte grenzen, zoals in het bijzonder betreffende de duur ervan. Zelfs wanneer de overschrijding niet wordt onderworpen aan de contractuele formaliteiten, wordt het niettemin onderworpen aan de verschillende bepalingen van het Wetboek.

Deze zelfde principes zijn van toepassing in geval van de overschrijding van het kredietbedrag dat door de kredietgever werd toegekend in de kredietopeningsovereenkomst. Deze overschrijding is op zich een kredietovereenkomst. Het principe van onveranderlijkheid legt de verplichting op tot het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst als men het kredietbedrag dient op te trekken. De artikelen VII.100 en VII.147/15 regelen het geval wanneer er zich een overschrijding voordoet bij de kredietopening, hoewel deze mogelijkheid contractueel verboden wordt. Een dergelijk geval zou zich kunnen voordoen wanneer er een boeking in rekening wordt gebracht hoewel het saldo onvoldoende is (beheerskosten of debet van een kredietkaart). De wet verplicht de kredietgever om binnen korte termijn te reageren en als de situatie niet wordt geregulariseerd, dient de kredietgever ofwel een nieuwe kredietovereenkomst te sluiten voor een bedrag dat de overschrijding omvat ofwel een einde stellen aan het krediet.

Formalisme en betalingstermijnen

De betalingstermijnen die worden toegekend om een bestaande schuld aan te zuiveren naar aanleiding van de beëindiging het krediet betreft geen consumentenkrediet in de mate waarin het akkoord geen betrekking heeft op de toekenning van een krediet maar op de modaliteiten van de terugbetaling van een bedrag dat reeds opeisbaar is. Zie echter de uitzondering voorzien door art. VII.3, § 3, 6°. Dezelfde overweging wordt ook gehanteerd voor de betalingstermijnen die de kredietgever zou toekennen voor de betaling van vervallen en onbetaalde mensualiteiten voor de beëindiging van het krediet. Echter legt de herschikking van een krediet (duur, bedrag van de terugbetalingen, rentevoet, …) het sluiten van een nieuw contract op

Kredietsoorten en benoemde contracten

De definitie van de kredietovereenkomst is van toepassing op alle kredietvormen in de zin van de wet. Het Wetboek identificeert vier vormen van consumentenkrediet die eveneens in art. I.9, WER worden gedefinieerd: de verkoop op afbetaling, de financieringshuur, de lening op afbetaling en de kredietopening.

Het Wetboek onderscheidt eveneens de hypothecaire kredieten met onroerende bestemming en de hypothecaire kredieten met onroerende bestemming.

Zie de algemene commentaar op de kredietvormen.

Deze kredietvormen gehoorzamen aan het gemeen regime van de hoofdstukken I en II van titel 4 van Boek VII van het WER. Deze gemeenschappelijke regels vormen het algemeen regime van de consumentenkredietovereenkomst. Zij beheersen niet alleen de vier soorten die uitdrukkelijk door de wet worden geviseerd maar ook alle kredietovereenkomsten die niet beantwoorden aan één van de vermelde vormen. De bijzondere regimes met betrekking tot de vier vermelde kredietsoorten, zijn bovendien quasi verdwenen sinds de wet van 13 juni 2010. Deze vereisten van de gereglementeerde regimes zorgen ervoor dat het bijna onmogelijk is om in een kaderovereenkomst te voorzien die van toepassing is op alle kredietvormen. Elke kredietvorm moet inderdaad het voorwerp uitmaken van specifieke bepalingen en bijzondere vermeldingen. Het is dus aangeraden om een contractmodel te voorzien voor elke kredietvorm.

Het principe van onveranderlijkheid verbiedt ook het toekennen van een algemene kredietlijn dat men kan gebruiken onder variabele vormen in de tijd of het voorzien van een kredietopening dat op vraag van de consument wordt gewijzigd naar een lening op afbetaling of omgekeerd.

Rechtspraak

  • Richtlijn 87/102/EEG moet aldus worden uitgelegd, dat een tot zekerheid van de terugbetaling van een krediet gesloten borgtochtovereenkomst niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt, wanneer de borg noch de kredietnemer in het kader van zijn beroepsactiviteit heeft gehandeld. Op de borg, natuurlijke persoon, kunnen de bijzondere beschermingsregels die de richtlijn aan de consumenten aanbiedt niet van toepassing zijn: een uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn tot de borgovereenkomsten, zou maar gegrond zijn op het accessoire karakter ervan ten aanzien van de hoofdverplichting waarvan men de uitvoering waarborgt, gezien een dergelijke interpretatie geen enkele steun vindt in de formulering van de richtlijn (…), evenmin in de economie of doelstellingen ervan (HvJ, 23 maart 2000, zaak C - 208/98, Berliner Kindl Brauerei AG/Andreas Siepert).
  • Vormt een overeenkomst voor consumentenkrediet: de overeenkomst tussen een bank en de houder van een zichtrekening krachtens de welke wordt overeengekomen om maandelijkse afbetalingen te verrichten met loondelegatie (Arr. Gent, 15 april 1996, J.J.P., 1998, 550).

Advies van de administratie

  • de administratie heeft de verkoop van diensten door een begrafenisonderneming die de keuze van begrafenisdiensten in de toekomst omvatten (verassing of begrafenis, begraafmonument, …), zoals een verzekering en waarvan de vaste en definitieve prijs in mensualiteiten kon worden betaald, beschouwd als een kredietovereenkomst.
  • De clausule «de huidige overeenkomst annuleert en vervangt de vorige kredietopeningsovereenkomst bestaande tussen de partijen. De nieuwe rentevoet is van toepassing vanaf de dag volgend op het volgende rekeninguittreksel» is niet geldig gezien zij de novatie van een kredietopeningsovereenkomst impliceert met herstel van de uitstaande bedragen. Aan een nieuwe aanbieding of nieuwe overeenkomst dient een uitdrukkelijk en voorafgaand verzoek van de consument vooraf te gaan en dient overeenkomstig de wet opgesteld te worden.
  • In het kader van het gebruik van een kaart verbonden aan de kredietopening, vestigen wij uw aandacht op het feit dat de wijziging van het plafondbedrag van het gebruik ervan aanleiding zal geven tot de ondertekening van een nieuwe kredietovereenkomst, indien het plafond wordt verhoogd en dat hierdoor het kredietbedrag dat binnen het contract wordt toegekend wordt overschreden. Enkel het verzoek van de consument tot plafonnering van de grenzen van het gebruik die lager is dan het bedrag van de kredietopening wordt getolereerd.
  • "brugkrediet" : het brugkrediet waarmee de consument onmiddellijk over het totaalbedrag van het kredietbedrag beschikt (hij kan dus niet meerdere opnames uitvoeren), en waarbij de consument zich er toe verbindt om dit bedrag in één enkele keer terug te betalen bij de vervaldatum van het contract, is geen kredietopening. Het betreft een kredietovereenkomst van het algemene regime.
  • Het contract dat wordt gesloten met een reisagent waarbij er wordt voorzien in de betaling van een voorschot en betaling van het saldo van het contract middels maandelijkse betalingen voorafgaand aan het vertrek, is een kredietovereenkomst.
  • Het jaarabonnement voor een fitness voor een vast bedrag, betaalbaar in 12 mensualiteiten is een kredietovereenkomst, ongeacht de mate van het gebruik van de dienst.
Back to top