Hypothecaire zekerheid

Definitie

Artikel I.9, 53° - Hypothecaire zekerheid

Een zekerheid die de volgende vormen kan aannemen:
a) een hypotheek of een voorrecht op onroerend goed of de inpandgeving van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering, of
b) de indeplaatsstelling van één of meer derde personen in de rechten van een schuldeiser die bevoorrecht is op een onroerend goed, of
c) het krediet bedongen met het recht een hypothecaire waarborg te eisen, zelfs indien dit recht in een afzonderlijke akte bedongen is, of
d) het garantiekrediet waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg wordt toegekend

Commentaar

De hypothecaire zekerheid en de toepassing van het gereglementeerd kader in alle gevallen

Het bestaan van een hypothecaire zekerheid om een krediet aan een consument te waarborgen heeft tot gevolg dat dit krediet in alle gevallen in het toepassingsgebied van het hypothecair krediet dat door het WER wordt gereglementeerd valt.

Ongeacht de zekerheid wordt toegekend door de consument zelf of door een derde-borg en ongeacht het doel van het krediet ertoe strekt zakelijke onroerende rechten te verwerven of te behouden, zal het in alle gevallen een hypothecair krediet zijn in de zin van het WER. Het doel van het krediet zal . pas in de tweede instantie beoordelen of het gaat om een hypothecair krediet met roerende of onroerende bestemming.

Moet de derde borg zelf een consument zijn. De vraag kan gesteld worden van zodra de bepalingen van de gereglementeerde kredieten betreffende de zekerheden slechts de derde borg die zelf consumenten zijn, beschermen. De bescherming van het WER strekt er toe om de ontlener te beschermen. Deze bescherming wordt gerechtvaardigd, ongeacht de aard van de zekerheid en zelfs wanneer er geen zekerheid zou zijn. Het feit dat de zekerheid bv. door een rechtspersoon zou gevestigd zijn, verandert niets aan de nood aan bescherming. Men besluit hieruit dat het krediet dat aan een consument is toegekend en waarvoor een hypothecaire zekerheid wordt gewaarborgd door een rechtspersoon, een hypothecair krediet is.

De hypothecaire zekerheid – verband tussen het onroerend goed met hypotheek en het krediet

De definitie van de hypothecaire zekerheid staat centraal bij het bepalen van het toepassingsgebied. De hypothecaire zekerheid wordt gedefinieerd onder art. I.9, 53°, en dit op dezelfde wijze als zij gedefinieerd stond onder art. 2 van de WHK. Zoals we het reeds hebben benadrukt in het kader van de WCK, is het niet vereist dat er identiteit bestaat tussen het onroerend goed waarop de hypotheek wordt gevestigd en het onroerend goed dat wordt verworven of bewaard door het krediet. Deze interpretatie die vroeger gesteund was op de voorbereidende werken wordt in casu bevestigd door de uitbreiding van het toepassingsgebied van het hypothecair krediet op de kredietovereenkomsten met een onroerende bestemming die niet door een hypothecaire zekerheid worden gewaarborgd en op de kredietovereenkomsten met roerende bestemming die door een hypotheek worden gewaarborgd maar niet bestemd zijn voor de verwerving of het behoud van zakelijke onroerende rechten.

Een hypothecaire zekerheid: op een onroerend goed met residentieel gebruik

In tegenstelling tot wat de teksten van de definitie van het hypothecair krediet met onroerende bestemming of roerende bestemming zouden kunnen doen geloven, kunnen het krediet en de hypothecaire zekerheid betrekking hebben op de verwerving of het behoud van zakelijke onroerende rechten m.b.t. onroerende goederen die tot niet residentieel gebruik strekken. De definities verwijzen bovendien naar het residentieel gebruik enkel voor wat betreft de zekerheid («gewaarborgd door een recht op voor bewoning bestemde onroerende goederen of een hypothecaire zekerheid») maar, de definitie van de hypothecaire zekerheid herneemt opzettelijk deze precisie niet: De aandacht wordt gevestigd dat, gelet op het feit dat de definitie van hypothecaire zekerheid ook betrekking kan hebben niet voor bewoning bestemde onroerende goederen, het voorgestelde toepassingsgebied van dit wetsontwerp ruimer zal zijn dan dat van de richtlijn. (Parl. St., Kamer van Volksvertegenw., Zitting 54, 1685/001, p.11).

De zekerheden die worden gelijkgesteld aan een hypotheek

Artikel I.9, 53° lijst een serie van zekerheden op die worden gelijkgesteld aan de hypotheek: het voorrecht op een onroerend goed is in het bijzonder die van de verkoper van het onroerend goed die een uitgestelde of gespreide betaling van de verkoopprijs aanvaardt (art. 27 van de Hypotheekwet). In dit geval, is het nog wel steeds nodig dat de verkoper een kredietgever is in de zin van de wet, m.a.w. dat hij optreedt in het kader van zijn beroeps- of handelsactiviteit. Dit is ook zo, onder hetzelfde voorbehoud voor het voorrecht gevestigd door art. 13 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. De wet beoogt ook de inpandgeving van een schuldvordering jegens een derde, gepaard gaand met een hypothecaire zekerheid door de ontlener. De wet stelt ook de indeplaatsstelling van de kredietgever in de rechten van de niet betaalde verkoper gelijk aan de hypotheek (art. 27 WHK) (hetgeen impliceert dat het kredietbedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper werd betaald).

Artikel I.9, 53°, (c) stelt eveneens het « het recht een hypothecaire waarborg te eisen, zelfs indien dit recht in een afzonderlijke akte bedongen is», gelijk aan de hypotheek. Wat hier wordt bedoeld is het onherroepelijk mandaat dat door een authentieke akte door de consument aan een derde wordt toegekend om het goed waarop een hypotheek rust, op eerste verzoek van de kredietgever ten gelde te maken. Tenslotte stelt art. I.9, 53° ook het garantiekrediet waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg wordt toegekend gelijk aan de hypotheek. Het betreft dus het, in de praktijk zeldzaam voorkomend geval, dat het krediet door de kredietgever is toegekend met de enkele vereiste van een persoonlijke zekerheid ten voordele waarvan de consument een hypotheek vestigt.

Back to top