Financieringshuur (consumentenkrediet) - Leasing (onroerend goed - hypothecair krediet)

Definitie

Artikel I.9, 47° - Financieringshuur

Elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij de ene partij zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat. Voor de toepassing van deze wet wordt de verhuurder beschouwd als kredietgever, of de kredietbemiddelaar bedoeld in 35°, c), laatste zin.

Commentaar

Definitie

De financieringshuur is een kredietverrichting die betrekking heeft op een welbepaald goed. Het gaat er om aan de consument het genot van dit goed te verzekeren voor een overeengekomen periode middels een prijs waarvan de betaling wordt herverdeeld over de duur van de overeenkomst die bovendien een aankoop aanbod bevat.

De definitie beoogt op algemene wijze elke huurverrichting van een goed, m.a.w. het genot van een goed middels een periodieke betaling, die tot de verwerving van dit goed kan leiden, zelfs wanneer het aanbod tot koop of de mogelijkheid tot verwerving van het goed niet bij het sluiten van de overeenkomst wordt vermeld, maar op voorwaarden dat, bij het ontstaan van de verrichting, die uit het contract voortvloeit, de consument over de mogelijkheid beschikt om het goed te verwerven (Parl. St., Senaat, 1989-1990, 916/1, p. 49).

Art. VII.80 voegt een belangrijk element toe aan de definitie: de financieringshuur is een overeenkomst van bepaalde duur. Het is dus niet mogelijk om een financieringshuur overeenkomst te sluiten die van onbepaalde duur is. Deze bepaling is quasi onveranderd gebleven bij de omzetting van richtlijn 2008/48/EG door de wet van 13 juni 2010. De financieringshuur is geen kredietvorm die door de richtlijn 2008/48/EG die tot totale harmonisatie strekt wordt beheerst. De wetgever bewaarde dus de volledige vrijheid (Memorie van toelichting, Kamer (52), 2468/001, p. 5). De definitie is onveranderd gebleven bij de omzetting ervan in het WER.

De kredietgever in een financieringshuurovereenkomst

Artikel I.9, 47° verduidelijkt dat de verhuurder wordt beschouwd als kredietgever, behalve wanneer de financieringshuur overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een overdracht of onmiddellijke indeplaatsstelling in toepassing van art. I.9,35°, in fine. In dit laatste geval zal hij worden beschouwd als een kredietbemiddelaar.

De financieringshuur, huur, renting, leasing en verkoop op afbetaling

Het essentieel element van de financieringshuur is de aankoopoptie, m.a.w. de mogelijkheid die aan de consument wordt gelaten om het goed te verwerven op het einde van de kredietovereenkomst. De overeenkomst die de consument het genot van een goed toekent, zonder hem uitdrukkelijk of stilzwijgend de mogelijkheid te geven om op het einde van het contract het goed te verwerven is geen financieringshuur.

Men onderscheidt zo de financieringshuur van een eenvoudige huur en van renting (waarbij de huur doorgaans een vergoeding omvat die strekt tot het behoud van het goed dat wordt verhuurd). In de twee laatste gevallen, is er geen enkele aankoopoptie.

De overeenkomst die voorziet in een overdracht in volle eigendom van het goed bij het einde van de overeenkomst, zal hoofdzakelijk worden beschouwd als een verkoop op afbetaling of als een kredietovereenkomst onderworpen aan het algemeen regime. In een dergelijk geval, wordt de eigendomsoverdracht – die mogelijk wordt uitgesteld – overeengekomen bij de contractsluiting en het aflossingstabel omvat de betaling van de residuele waarde bij het einde van de overeenkomst.

Tenslotte onderscheidt men ook de financieringshuur van de leasingovereenkomst die wordt beheerst onder het koninklijk besluit nr. 55 du 10 november 1967. Dit koninklijk besluit heeft enkel betrekking op de verrichtingen die een uitsluitend beroepsmatig doel hebben. Er is dus geen overlapping met deze wetgeving. In geval van een gemengd gebruik, dient men mogelijks wel na te gaan welk gebruik het hoofdgebruik is van het krediet. Als het gebruik ervan hoofdzakelijk privé is, zal het om een gereglementeerd krediet gaan (zie de definitie van consument).

Het is niet uitzonderlijk om in de praktijk, kredietgevers tegen te komen die gebruik maken van de benaming “renting” of “leasing” voor verrichtingen die in werkelijkheid financieringshuur zijn. Men dient dus het contract concreet te bestuderen om na te gaan of het gaat om een zuivere huur die in voorkomend geval gepaard gaat met bijkomende diensten of om een financieringsverrichting voor een goed die onderworpen is aan het WER (mogelijke contractuele overdracht van eigendom of eigendomsoverdracht die economisch voorzienbaar is bij het einde van de overeenkomst).

Een uitdrukkelijke of stilzwijgende aankoopoptie

Volgens de wettelijke definitie kan de aankoopoptie uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn. Artikel VII.81, § 3, WER voorziet dat de kredietovereenkomst de residuele waarde vermelden die overeenstemmen met de financieringshuur op verschillende tijdstippen waarop een koopoptie kan worden gelicht. Als deze residuele waarden niet kunnen worden bepaald bij het sluiten van de kredietovereenkomst, moet het contract de parameters vermelden die het de consument toelaten om deze residuele waarden te berekenen bij het lichten van de koopoptie. Als de optie wordt voorzien, zal de overeenkomst van financieringshuur dus altijd, minstens de aanwijzing tot bepaling van de prijs voorzien. Als de optie stilzwijgend s, zal er geen enkele berekeningsaanwijzing zijn in de financieringshuurovereenkomst. De wet legt in gelijkaardige gevallen op om het JKP te berekenen zoals wanneer de koopoptie gelijk zou zijn aan nul op het einde van de overeenkomst (zie hierna).

De berekening van het JKP en de financieringshuur

De berekening van het JKP van een financieringshuur kent enkele bijzonderheden. Zo is het bedrag van het krediet gelijk aan de contante prijs van het goed waarvan men de BTW in aftrek dient te brengen (art. VII.81, § 1 ). Bovendien, wanneer de residuele waarde niet in de kredietovereenkomst staat vermeld, legt art. 4, § 2 van het KB op dat het JKP wordt berekend rekening houdend met het feit dat het gehuurde goed voorwerp uitmaakt van een lineaire afschrijving die de waarde op nul brengt bij de normale einddatum van de kredietovereenkomst. Hieruit volgt dat het JKP meer zal bedragen dan het JKP dat werd berekend rekening houdend met een residuele waarde bij het einde van het contract. We herinneren er echter aan dat een financieringshuur altijd op zijn minst de parameters dient te vermelden die het mogelijk maken om de residuele waarden bij het lichten van de optie te bepalen (artikel VII.81, § 3).

Enkele bijzondere begrippen

In de financieringshuur, nemen bepaalde begrippen die gedefinieerd staan onder art. 1 van de wet een bijzondere betekenis aan. Zo is het kredietbedrag (art. I.9, 64°), de contante prijs van het lichamelijk roerend goed, verminderd met het btw-bedrag, dat in financieringshuur wordt aangeboden (art. VII.81).

Men dient hierop de prijs van de bijkomstige diensten toe te voegen, als zij ter financiering worden aangeboden (ibid). Het totaal door de consument verschuldigd bedrag (art. I.9, 66°) beantwoordt aan het kredietbedrag waarop men de residuele waarde van het goed die men dient te betalen bij het lichten van de optie, toe te voegen (ibid.). Als een financieringshuur een of meerdere tijdstippen voorziet waarop de koopoptie kan gelicht worden, moet de kredietovereenkomst elke keer de hiermee corresponderende residuele waarden te vermelden (art. VII.81). Als deze reclame een interestvoet of cijfers m.b.t. de kredietkost vermeldt (art. VII.64, §1, 2° en 5°), moet deze informatie dus vermeld staan op de reclame voor financieringshuur, de voorafgaandelijke informatie (art.VII.70, §1) en in de overeenkomst (art. VII.78, § 2, 8°).

Advies van de administratie

In het kader van een renting (een huurwijze van een voertuig zonder de mogelijkheid tot aankoop bij het einde van de huurperiode) kan men niet spreken van een interest van 0% op 48 maanden gezien de te betalen huur geen uitstaans heeft met het begrip interesten (misleidende reclame). Als er een mogelijkheid bestaat tot aankoop ervan bij het einde van de periode, valt men dus onder het toepassingsgebied van de wet van 1991.

Leasing (onroerend goed)

Bij hypothecair krediet bestaat er geen regime die gelijkaardig is aan de financieringshuur in het consumentenkrediet. De onroerende leasing georganiseerd door het koninklijk besluit van 10 november 1967 heeft enkel betrekking op leningen toegekend aan beroepsbeoefenaars.

Een huurovereenkomst met koopoptie kan een eenvoudige huurovereenkomst zijn (als de huurprijzen alleen het loutere genot van het goed vergoeden), maar kan ook een kredietovereenkomst zijn in de zin van artikel I.9, 39°, COB, bijvoorbeeld als een deel van de huurprijzen in mindering kan worden gebracht op de verkoopprijs als de koopoptie wordt uitgeoefend.

Als het een kredietovereenkomst betreft, is het noodzakelijkerwijs een hypothecair krediet (met onroerende bestemming) dat onder het WER valt.

Back to top