WER, VII, Hypothecair krediet

 

Hoofdstuk 2 - Hypothecair krediet

Afdeling 1 - Reclame

Artikel VII.123, § 1

§ 1. Elke reclame- en marketingcommunicatie zoals bedoeld in artikel I.8, 23°, betreffende kredietovereenkomsten moet eerlijk, duidelijk en niet misleidend zijn.
Elke reclame- en marketingcommunicatie vermeldt de identiteit en desgevallend het geografisch adres van de kredietgever en de kredietbemiddelaar die relevant zijn voor de betrekkingen met de consument.

Artikel VII.124

§ 1. Alle reclame waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld bevat, op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze de volgende standaardinformatie:
1° de identiteit van de kredietgever of, desgevallend, de kredietbemiddelaar;
2° in voorkomend geval, het feit dat de reclame een hypothecair krediet betreft dat gewaarborgd wordt door een van de zekerheden bedoeld in artikel I. 9, 53° ;
3° de debetrentevoet, met de vermelding of deze vast of veranderlijk is, alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn begrepen;
4° het kredietbedrag;
5° het jaarlijkse kostenpercentage, dat in de reclame ten minste even duidelijk moet worden vermeld als elke rentevoet;
6° de duur van de kredietovereenkomst;
7° in voorkomend geval, de termijnbedragen;
8° in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag;
9° in voorkomend geval, het aantal betalingstermijnen;
10° in voorkomend geval, een waarschuwing betreffende het feit dat mogelijke schommelingen van de wisselkoers het totale door de consument te betalen bedrag kan beïnvloeden.
Indien een contract voor een nevendienst, onder meer een verzekering, moet worden gesloten om het krediet, in voorkomend geval onder de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen, en de kosten van die dienst niet vooraf kunnen worden bepaald, moet de verplichting tot het sluiten van dat contract op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze tezamen met het jaarlijkse kostenpercentage worden vermeld.
De in deze paragraaf bedoelde informatie is naargelang van de voor de reclame gebruikte drager goed leesbaar of duidelijk hoorbaar.
§ 2. De in paragraaf 1, eerste lid, 3° tot 9°, bedoelde informatie wordt verduidelijkt aan de hand van een representatief voorbeeld en dat voorbeeld wordt steeds gevolgd. De Koning stelt criteria vast voor het bepalen van dat voorbeeld.
Het kredietbedrag en de duur zijn gebaseerd op het kredietbedrag en de duur die, naargelang het soort van kredietovereenkomst waarvoor reclame wordt gemaakt, representatief zijn voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar of, desgevallend, voor financiering van de producten of diensten aangeboden door de verkoper. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven.
§ 3. De Koning kan voor iedere reclame bepalen, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens inzake informatie met betrekking tot de aard van de verrichting, haar duur, de vaste of veranderlijke aard van de debetrentevoet, het bedrag van de aflossingen, het jaarlijkse kostenpercentage, en, indien het om een promotiepercentage gaat, de periode gedurende de welke dit percentage wordt toegepast.

Afdeling 2 - Prospectus

Artikel VII.125

De kredietgever en, desgevallend de kredietbemiddelaar, zorgen er te allen tijde voor om algemene, duidelijke en begrijpelijke informatie over kredietovereenkomsten, onder de vorm van een prospectus, kosteloos beschikbaar te stellen op een duurzame drager of in een elektronische vorm.
Deze algemene informatie omvat ten minste het volgende:
1° de identiteit en het geografisch adres van de informatieverstrekker;
2° de doeleinden waarvoor het krediet mag worden gebruikt;
3° de vormen van zekerheid alsmede, desgevallend, de vermelding dat de zekerheid zich ook in een andere lidstaat mag bevinden;
4° de mogelijke duur van de kredietovereenkomsten;
5° de beschikbare soorten debetrentevoeten, met een aanduiding of ze vast, veranderlijk of beide zijn, met een korte beschrijving van de kenmerken van een vaste en veranderlijke rentevoet, met inbegrip van de gevolgen voor de consument. Deze rentevoeten alsook de eventuele kosten en vergoedingen mogen afzonderlijk bij de prospectus worden gevoegd op voorwaarde dat die bijvoeging gedagtekend is en vermeld wordt in de prospectus zelf en er een nieuw representatief voorbeeld wordt vermeld;
6° indien kredietovereenkomsten in vreemde valuta's beschikbaar zijn, de aanduiding van de vreemde valuta of valuta's, met een toelichting bij de gevolgen voor de consument wanneer het krediet wordt uitgedrukt in een vreemde valuta;
7° een representatief voorbeeld van het kredietbedrag, de totale kosten van het krediet voor de consument, het totale door de consument te betalen bedrag en het jaarlijkse kostenpercentage. De Koning stelt criteria vast voor het bepalen van dat voorbeeld.
Het kredietbedrag en de duur zijn gebaseerd op het kredietbedrag en de duur die, naargelang het soort van kredietovereenkomst dat in de prospectus wordt opgenomen, representatief zijn voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar of, desgevallend, voor de producten of diensten van de verkoper. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven;
8° een aanduiding van mogelijke bijkomende kosten die niet in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen te betalen in samenhang met de kredietovereenkomst;
9° de verschillende beschikbare opties om het krediet aan de kredietgever terug te betalen, met inbegrip van het termijnbedrag en de betalingstermijnen;
10° desgevallend een duidelijke en beknopte verklaring dat de naleving van de bepalingen en de voorwaarden van de kredietovereenkomsten geen garantie vormt voor de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag;
11° een beschrijving van de rechtstreeks aan een vervroegde terugbetaling verbonden voorwaarden;
12° de eventuele noodzaak om het onroerend goed te laten schatten en, desgevallend, wie verantwoordelijk is dat deze schatting wordt uitgevoerd, en of daaraan voor de consument kosten zijn verbonden;
13° een aanduiding van de nevendiensten die de consument verplicht is te onderschrijven om het krediet te bekomen en, desgevallend, de precisering dat deze diensten kunnen verworven worden bij een andere leverancier dan de kredietgever;
14° een algemene waarschuwing betreffende de mogelijke gevolgen bij niet eerbiediging van de verbintenissen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.
Daarnaast omvat de algemene informatie ook:
1° een beschrijving van de soorten kredieten die de kredietgever toestaat of waarvoor de kredietbemiddelaar bemiddelt;
2° het tarief van de gevraagde kosten en vergoedingen;
3° de aard van de overeenkomsten waarvan de kredietgever of, desgevallend, de kredietbemiddelaar, de aanhechting eist;
4° de datum vanaf wanneer de prospectus van toepassing is;
5° een aanduiding van het tarief van de rentevoeten, waaronder:
a) een aanduiding van de periodieke rentevoeten;
b) de overeenstemmende debetrentevoeten;
c) alle eventuele verminderingen en vermeerderingen die de kredietgever op een algemene en gebruikelijke wijze toekent of oplegt;
d) de toekenningsvoorwaarden van de hierboven vermelde verminderingen en vermeerderingen;
e) de met toepassing van artikel VII.143 gebruikte referte-indexen;
6° de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbestanden die zullen geraadpleegd worden.
De partijen kunnen van de prospectus afwijkende verminderingen of vermeerderingen overeenkomen indien deze voordeliger zijn voor de consument of op zijn initiatief onderhandeld werden.
De Koning kan de lijst inzake informatie te verstrekken in het raam van de prospectus uitbreiden.

Afdeling 3 - Totstandkoming van de kredietovereenkomst

Onderafdeling 1. - Inlichtingen te vragen door de kredietgever en de kredietbemiddelaar

Artikel VII.126, § 1

§ 1. In het raam van het beoordelen van de kredietwaardigheid vragen de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, aan de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie die de kredietgever noodzakelijk acht om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen. De consument en de steller van een persoonlijke zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden.
Dit informatieverzoek is evenredig en beperkt zich tot hetgeen voor het verrichten van een deugdelijke kredietwaardigheidsbeoordeling noodzakelijk is. Kredietgevers mogen opheldering vragen omtrent de in reactie op dit verzoek verkregen informatie indien dit nodig is om de kredietwaardigheid te kunnen beoordelen.
De kredietgever of de kredietbemiddelaar waarschuwt de consument dat, indien de kredietgever geen kredietwaardigheids-beoordeling kan uitvoeren omdat de consument ervoor kiest de voor een kredietwaardigheidsbeoordeling vereiste informatie of controlegegevens niet te verstrekken, het krediet niet kan worden toegekend. Deze waarschuwing kan in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
In geen enkel geval mag de gevraagde informatie betrekking hebben op het ras, de etnische afstamming, het seksueel gedrag, de gezondheid, de overtuigingen of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied of het lidmaatschap van een vakbond of van een ziekenfonds.

§ 2. De kredietgever of desgevallend de kredietbemiddelaar legt respectievelijk aan de consument en aan de persoonlijke zekerheidssteller een kredietaanvraagformulier of, desgevallend, een informatieaanvraagformulier voor onder de vorm van een vragenlijst met een beschrijving van alle informatie gevraagd door de kredietgever en/of de kredietbemiddelaar overeenkomstig § 1, eerste lid. Met het oog op de bewijslevering van de verbintenissen die voortvloeien uit dit artikel is de kredietgever gehouden dit formulier te bewaren zolang het opgenomen krediet niet werd terugbetaald. De informatie verstrekt door de consument of door de persoonlijke zekerheidssteller mag slechts worden meegedeeld aan en uitsluitend verwerkt worden door de personen bedoeld in artikel VII.119, § 1, en, desgevallend, door de kredietbemiddelaar.
 De kredietgever en, desgevallend de kredietbemiddelaar, specifieert in de precontractuele fase op een duidelijke en begrijpelijke wijze welke noodzakelijke informatie en onafhankelijk verifieerbare bewijsstukken de consument moet verstrekken en binnen welke termijn de consument die informatie moet verstrekken.
De vragenlijst heeft minstens betrekking op het doel van het krediet, het inkomen, de personen ten laste, de lopende financiële verbintenissen waaronder het openstaand bedrag en het aantal kredieten in omloop. De Koning kan deze lijst aanvullen ingeval het kredietbedrag 3 000 euro overschrijdt.
De vragenlijst vermeldt de bestanden die, overeenkomstig artikel VII.137, zullen worden geraadpleegd.
 

Onderafdeling 2. - Precontractuele informatie

Artikel VII.127

1. De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar verstrekt gratis aan de consument de op diens persoon toegesneden informatie die hij nodig heeft om de op de markt beschikbare kredietproducten te kunnen vergelijken, de respectieve gevolgen ervan te kunnen beoordelen en zo een geïnformeerd besluit over het al dan niet sluiten van een kredietovereenkomst te kunnen nemen.
Deze gepersonaliseerde informatieverstrekking gebeurt onverwijld nadat de consument in overeenstemming met artikel VII.126 de nodige informatie over zijn behoeften, financiële situatie en voorkeuren heeft verstrekt, en ruimschoots voordat de consument door een kredietovereenkomst gebonden is.
De gepersonaliseerde informatie als bedoeld in het eerste lid, wordt op een duurzame drager verstrekt door middel van het formulier "Europees gestandaardiseerd informatieblad (ESIS)" opgenomen in bijlage 3 bij dit boek.
§ 2. Het ESIS wordt verstrekt voorafgaandelijk aan of tegelijk met het uitreiken door de kredietgever van een kredietaanbod op een duurzame drager. Indien de kenmerken van het kredietaanbod afwijken van de informatie die eerder was opgenomen in het ESIS dan zal dit aanbod vergezeld worden van een nieuwe ESIS.
De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar die het ESIS aan de consument heeft verstrekt, worden geacht te hebben voldaan aan de voorschriften inzake informatieverstrekking aan de consument vóór het sluiten van een overeenkomst op afstand overeenkomstig artikel VI.55, en worden alleen geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van artikel VI.57 indien zij ten minste vóór het sluiten van de kredietovereenkomst het ESIS hebben verstrekt.
§ 3. De voorlegging van een kredietaanbod is verplicht voor een hypothecair krediet met een onroerende bestemming en voor het hypothecaire krediet met een roerende bestemming dat gepaard gaat met het vestigen van een hypothecaire zekerheid. Het kan slechts voorgelegd worden indien alle kosten die door de kredietgever kunnen gekend zijn ook daadwerkelijk worden vermeld en opgenomen in het jaarlijkse kostenpercentage. Dit aanbod vermeldt de geldigheidsduur van het aanbod en alle contractvoorwaarden met inbegrip van een aflossingsplan hetzij van het kapitaal en van de vervallen intrestbedragen, hetzij, bij wedersamenstelling van het kapitaal, de vermelding van het bedrag van de eenmalige terugbetaling van het kapitaal op de eindvervaldag van het krediet. Het kredietaanbod bindt de kredietgever voor minstens veertien dagen, en kan door de consument op elk ogenblik aanvaard worden.
§ 4. Indien het krediet niet bestemd is voor het financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, wordt voor de toepassing van dit artikel het ESIS vervangen door de SECCI bedoeld in de bijlagen 1 en desgevallend 2 bij dit boek.
§ 5. Bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel VI.56, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst bedoeld in artikel VI.56, tweede lid, b), ten minste de punten 2 tot 6 van deel A in bijlage 3 van dit boek.

Onderafdeling 3. - Informatievoorschriften voor bemiddelaars inzake hypothecair krediet

Artikel VII.128

§ 1. Ruimschoots vooraleer te bemiddelen verstrekt de kredietbemiddelaar aan de consument op een duurzame drager de volgende informatie:
1° de identiteit en het geografische adres van de kredietbemiddelaar;
2° het register waarin hij is ingeschreven, in voorkomend geval het registratienummer, en op welke wijze deze registratie kan worden geverifieerd;
3° of de kredietbemiddelaar verbonden is of uitsluitend met een of meer kredietgevers werkt. Indien een kredietbemiddelaar verbonden is of uitsluitend met een of meer kredietgevers werkt, verstrekt hij de naam van de kredietgever(s) voor wie hij optreedt;
4° volgens welke procedures consumenten of andere belanghebbende partijen klachten over kredietbemiddelaars kunnen indienen en behandelen overeenkomstig de bepalingen van boek XVI van dit Wetboek;
5° in voorkomend geval, of de kredietgever of derde partijen commissielonen of andere aanmoedigingspremies aan de kredietbemiddelaar voor zijn diensten met betrekking tot de kredietovereenkomst verschuldigd is en indien bekend, het bedrag ervan. Indien het bedrag op het tijdstip van openbaarmaking niet bekend is, stelt de kredietbemiddelaar de consument ervan in kennis dat het werkelijke bedrag in een latere fase in het ESIS zal worden bekendgemaakt.
§ 2. Kredietmakelaars die commissielonen van een of meer kredietgevers ontvangen, verstrekken op verzoek van de consument informatie over de variatie in de hoogte van de commissielonen die worden betaald door de verschillende kredietgevers die de aan de consument aangeboden kredietovereenkomsten verstrekken. De consument wordt ervan in kennis gesteld dat hij het recht heeft om deze informatie op te vragen.
§ 3. De kredietbemiddelaar zorgt ervoor dat zijn subagent, wanneer hij contact opneemt of vooraleer hij zaken doet, naast de krachtens dit artikel te vertrekken informatie, aan de consument kenbaar maakt in welke hoedanigheid hij optreedt en welke kredietbemiddelaar hij vertegenwoordigt.

Onderafdeling 4. - Passende toelichtingen

Artikel VII.129

De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar verstrekt de consument passende toelichtingen over de voorgestelde kredietovereenkomst(en) en eventuele nevendienst(en) zodat de consument in staat is te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomsten en nevendiensten zijn aangepast aan zijn behoeften en financiële situatie.
De toelichtingen omvatten, indien van toepassing, ten minste:
1° de precontractuele informatie die moet worden verstrekt overeenkomstig de artikelen VII.127 en VII.128;
2° de essentiële kenmerken van de voorgestelde producten;
3° de specifieke effecten die de voorgestelde producten kunnen hebben voor de consument, met inbegrip van de gevolgen van wanbetaling door de consument; en
4° indien er nevendiensten gebundeld zijn met een kredietovereenkomst, het antwoord op de vraag of elk onderdeel van de bundel afzonderlijk kan worden beëindigd en welke implicaties dat heeft voor de consument.

Onderafdeling 5. - Algemene gedragsregels

Artikel VII.130

De kredietgever en de kredietbemiddelaar treden bij het opstellen van kredietproducten of bij het toekennen van, bij het bemiddelen bij of bij het verlenen van adviesdiensten inzake krediet en, in voorkomend geval, bij nevendiensten aan consumenten, of bij het uitvoeren van een kredietovereenkomst, op een eerlijke, billijke, transparante en professionele wijze op, rekening houdend met de rechten en belangen van de consument. De activiteiten met betrekking tot de toekenning, bemiddeling of verlening van adviesdiensten aangaande kredietverstrekking of, in voorkomend geval, nevendiensten, worden gebaseerd op informatie over de omstandigheden van de consument en elke specifieke eis die de consument heeft medegedeeld, en op redelijke veronderstellingen aangaande de risico's gerelateerd aan de situatie van de consument gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst.

Onderafdeling 6. - Raadgevingsplicht en -diensten

Artikel VII.131

§ 1. De kredietgever en de kredietbemiddelaar zijn gehouden om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.
De kredietgever en de kredietbemiddelaar, en uitsluitend zij, verstrekken adviesdiensten aan de consument. Naast de voorwaarden en vereisten bepaald in dit artikel leven de kredietgever en de kredietbemiddelaar de artikelen VII.147/30, §§ 5 en 6, VII.164, § 1, tweede lid, VII.165, § 1, tweede lid, VII.180, § 2, 3° en VII.181, § 1, 1° en 2° na.
§ 2. De kredietgever en de kredietbemiddelaar stellen bij een gegeven transactie de consument uitdrukkelijk ervan in kennis dat zij gehouden zijn om hem adviesdiensten te verstrekken.
§ 3. De kredietgever en de kredietbemiddelaar informeren de consument op een duurzame drager vóór de adviesverlening of, in voorkomend geval, vóór het sluiten van een overeenkomst betreffende adviesverlening of bij de aanbeveling uitsluitend zal worden uitgegaan van hun eigen productassortiment overeenkomstig paragraaf 4, tweede lid, dan wel van een breed scala van alle op de markt beschikbare producten overeenkomstig paragraaf 4, derde lid, zodat de consument zich er rekenschap van kan geven op welke basis de aanbeveling wordt gedaan.
De informatie bedoeld in het eerste lid kan in de vorm van aanvullende precontractuele informatie aan de consument worden verstrekt.
§ 4. De kredietgever en de kredietbemiddelaar zorgen er voor dat zij de nodige informatie betreffende de persoonlijke en financiële situatie, de voorkeuren en doelstellingen van de consument ontvangen om geschikte kredietovereenkomsten te kunnen aanbevelen. Bij de aanbeveling wordt uitgegaan van actuele informatie en wordt rekening gehouden met redelijke veronderstellingen betreffende de risico's die gedurende de looptijd van de voorgestelde kredietovereenkomst zijn verbonden aan de situatie van de consument.
De kredietgever, de verbonden agent en zijn aangestelde subagent zorgen voor een voldoende groot aantal kredietovereenkomsten in hun productassortiment en bevelen hieruit een of meer met het oog op de behoeften, de financiële situatie en de persoonlijke omstandigheden van de consument geschikte kredietovereenkomsten aan.
De kredietmakelaar en zijn subagent zorgen voor voldoende op de markt beschikbare kredietovereenkomsten in hun productenassortiment en bevelen met het oog op de behoeften, de financiële situatie en de persoonlijke omstandigheden van de consument een of meer op de markt beschikbare kredietovereenkomsten aan.
§ 5. De kredietgever en de kredietbemiddelaar handelen geheel in het belang van de consument door:
1° zich op de hoogte te stellen van de behoeften en de omstandigheden van de consument, en
2° overeenkomstig paragraaf 4, geschikte kredietovereenkomsten aan te bevelen.
De kredietgever en de kredietbemiddelaar geven de consument een op een duurzame drager vastgelegd afschrift van het door hen verstrekte advies.
De kredietgever en de kredietbemiddelaar waarschuwen de consument wanneer, gelet op diens financiële situatie, een kredietovereenkomst bepaalde risico's voor de consument kan inhouden.
§ 6. Wanneer adviesdiensten worden verstrekt aan consumenten door een kredietgever of een kredietbemiddelaar is het gebruik van de termen "advies" en "adviseur" of van vergelijkbare termen verboden.
§ 7. Het is iedere natuurlijk of rechtspersoon, die de hoedanigheid van kredietgever of kredietbemiddelaar bezit, verboden om aan de consument om het even welke vergoeding, rechtstreeks of onrechtstreeks te vragen voor deze adviesdiensten, zelfs indien hij handelt buiten iedere bemiddeling of kredietverstrekking om.

Onderafdeling 7. - Onderzoeksplicht

Artikel VII.132

De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst of een zekerheidsovereenkomst sluiten na onderzoek van de identiteitsgegevens op basis van, al naargelang het geval:
- de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
- de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de voormelde wet van 19 juli 1991;
- de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.

Artikel VII.133

§ 1. Vooraleer de kredietovereenkomst te sluiten, gaat de kredietgever over tot de grondige beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument en gaat na of hij in staat zal zijn om zijn betalingsverplichtingen na te komen. Hij gaat eveneens over tot de beoordeling van de kredietwaardigheid van de persoonlijke zekerheidsstellers.
De kredietwaardigheidsbeoordeling wordt uitgevoerd op basis van noodzakelijke, voldoende en evenredige informatie inzake het inkomen en de uitgaven van de consument en andere financiële en economische omstandigheden. De informatie wordt door de kredietgever verkregen uit relevante interne en externe bronnen, waaronder de consument, en met inbegrip van aan de kredietbemiddelaar tijdens het kredietaanvraagproces verstrekte informatie.
Hiertoe is de kredietgever bovendien gehouden tot het raadplegen van de Centrale, behoudens in het geval van een overschrijding. De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging. De voorwaarden inzake toegang tot de Centrale of elk ander bestand dat aangewend wordt om de kredietwaardigheid van de consument of een persoonlijke zekerheidssteller te beoordelen, of om na te gaan of deze kredietwaardigheid wordt gehandhaafd, mogen niet discriminerend zijn.
De kredietgever zorgt er voor dat passende procedures en informatie waarop de kredietwaardigheidsbeoordeling is gebaseerd, worden vastgelegd, gedocumenteerd en bijgehouden. Hij legt hiertoe in hoofde van iedere consument en, desgevallend, van de steller van een persoonlijke zekerheid, een kredietdossier aan waarin de informatie waarop de kredietwaardigheid is gebaseerd, wordt vastgelegd, gedocumenteerd en bijgehouden. De Koning bepaalt op welke wijze de kredietgever op basis van dit kredietdossier het bewijs levert van de raadpleging van de Centrale evenals de termijn gedurende welke dit bewijs dient bewaard te worden.
Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid houdt iedere verhoging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst in.
Bovendien is de kredietgever, voor de hypothecaire kredietovereenkomsten met een roerende bestemming van onbepaalde duur, gehouden om elk jaar uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de jaardag van het sluiten van de kredietovereenkomst de kredietwaardigheid van de consument te herbeoordelen op basis van een nieuwe raadpleging van de Centrale overeenkomstig de bepalingen van het eerste tot derde lid.
§ 2. De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst sluiten wanneer hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn de verbintenissen voortvloeiend uit de overeenkomst, na te komen.
De kredietwaardigheidsbeoordeling mag niet hoofdzakelijk gebaseerd zijn op het feit dat de waarde van het voor bewoning bestemde onroerende goed hoger is dan het kredietbedrag, of dat het voor bewoning bestemde onroerende goed in waarde zal stijgen.
Een kredietovereenkomst kan niet worden opgezegd of gewijzigd op grond van een onjuist uitgevoerde beoordeling van de kredietwaardigheid, tenzij bewezen wordt dat de consument bewust informatie in de zin van artikel VII.126 heeft achtergehouden of onjuist heeft weergegeven.

Wanneer er in hoofde van een consument een wanbetaling(en) geregistreerd staat in de Centrale voor een totaal achterstallig bedrag van meer dan 1 000 euro in het kader van een consumentenkrediet en/of een hypothecair krediet met een roerende bestemming die niet werd afgelost dan kan een kredietgever geen nieuwe hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming sluiten.
In de andere gevallen van een niet-afgeloste wanbetaling kan een kredietgever slechts een nieuwe kredietovereenkomst sluiten mits een bijzondere motivering in het kredietdossier. (W. 02/05/2019, BS 22-05-19)
§ 3. Om de waarde van het voor bewoning bestemde onroerende goed te beoordelen kan de kredietgever, in die gevallen waar hij een schatting eist, slechts beroep doen op interne en externe schatters die vakbekwaam en voldoende onafhankelijk van het kredietaanvaardingsproces zijn, opdat zij een onpartijdige en objectieve waardebepaling kunnen opstellen. Deze schatters beantwoorden in voorkomend geval aan de wettelijke voorwaarden inzake toegang tot het beroep. De kredietgever bewaart een exemplaar van het schattingsverslag op een duurzame drager.
De Koning kan de beroepen bepalen die bevoegd zijn om de in het eerste lid genoemde schattingen te verrichten. Hij kan bovendien criteria vastleggen waaraan de schatters moeten voldoen.
De kredietgever draagt er zorg voor dat de wettelijke normen voor de waardebepaling van voor bewoning bestemde onroerende goederen, verstrekt als hypothecaire zekerheid, worden toegepast bij de schatting indien hij beroep doet op een interne schatter of dat hij redelijke maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat die normen worden toegepast wanneer een derde partij de schatting verricht.

Onderafdeling 8. - Sluiten van de kredietovereenkomst

Artikel VII.134, § 1

§ 1. De kredietovereenkomst wordt gesloten door de handmatige handtekening of de elektronische ondertekening, van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op een duurzame drager die het geheel van alle contractuele voorwaarden en vermeldingen bedoeld in dit artikel bevat. Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft, krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst. De kredietbemiddelaar ontvangt een afschrift van het kredietaanbod of, desgevallend, van de kredietovereenkomst.
De elektronische ondertekening bedoeld in het eerste lid gebeurt :
- door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12. en 3.27. van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG;
- of door een andere elektronische handtekening, die de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de kredietovereenkomst en het behoud van de integriteit van deze overeenkomst verzekert. De Koning kan hiertoe criteria bepalen. In geval van betwisting is het aan de kredietgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
Het aflossingsplan bedoeld in § 3, 4°, van dit artikel, maakt integraal deel uit van de kredietovereenkomst.
Bij een kredietopening met een roerende bestemming en onderworpen aan het herroepingsrecht, laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Bij alle overige kredietovereenkomsten met een roerende bestemming en onderworpen aan het herroepingsrecht laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen.". In beide gevallen vermeldt de consument de datum en het juiste adres van de ondertekening van het contract.

Onderafdeling 9. - Wedersamenstelling van kapitaal

Artikel VII.135

§ 1. De wedersamenstelling van kapitaal gebeurt door middel van een aan de kredietovereenkomst toegevoegd contract. Een toegevoegd contract is geen nevendienst.
Dit toegevoegd contract mag enkel bestaan uit een levensverzekeringscontract, uit een kapitalisatiecontract of uit een andere vorm van sparen.
Het wedersamengestelde kapitaal is op eender welk ogenblik de afkoopwaarde of gevormd kapitaal in geval van een levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst of het reeds gespaarde kapitaal in de andere gevallen van spaarovereenkomsten.
Wanneer de wedersamenstelling bij de kredietgever gebeurt, wordt, ingeval van wettelijke of gerechtelijke ontbinding of van faillissement van deze laatste, het wedersamengestelde kapitaal bij schuldvergelijking aangewend voor de vermindering van de schuldvordering van de kredietgever zonder dat enige vergoeding verschuldigd is.
Wanneer de wedersamenstelling niet bij de kredietgever gebeurt, wordt de wedersamenstellende derde, op het ogenblik waarop het krediet opeisbaar of terugbetaalbaar wordt, de enige schuldenaar van de kredietgever voor het wedersamengesteld kapitaal. In dat geval oefent de kredietgever de rechten uit van de consument tegenover de wedersamenstellende derde.
§ 2. De wedersamenstellling mag niet slaan op een bedrag dat groter is dan het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, het nog terug te betalen kapitaal.
§ 3. Wanneer de duur bepaald voor de wedersamenstelling langer is dan de looptijd van de kredietovereenkomst, heeft de consument het recht te eisen dat de kredietgever het krediet verder zet, tot op het ogenblik dat het kapitaal wedersamengesteld is, zonder enige vergoeding of renteverhoging.
In voorkomend geval wordt de nieuwe kredietovereenkomst verleden op kosten van de consument.
§ 4. De Koning kan bijkomende regels bepalen waaraan de wedersamenstelling moet voldoen.

Artikel VII.136

Het wedersamengesteld kapitaal wordt eisbaar op het ogenblik dat :
1° het krediet de vervaldag bereikt;
2° de consument gebruik maakt van zijn wettelijk of bedongen recht het kapitaal terug te betalen.

Onderafdeling 10. - Kredietweigering

Artikel VII.137

In geval van kredietweigering deelt de kredietgever aan de consument onverwijld en kosteloos het resultaat van de raadpleging mee evenals de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de bestanden die hij heeft geraadpleegd met inbegrip van, in voorkomend geval, de identiteit en het adres van de geraadpleegde kredietverzekeraar, en tot wie de consument zich kan wenden overeenkomstig artikel VII.147/37. In voorkomend geval, geeft hij ook aan dat de weigering op een geautomatiseerde gegevensverwerking is gebaseerd.
De mededeling bedoeld in het eerste lid is niet vereist wanneer artikel 19, § 2, tweede lid, en boek II, titel 3, hoofdstuk 2, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten of andere toepasselijke wetgeving die de openbare orde of de openbare veiligheid raakt, dit verbiedt.
Indien het krediet wordt geweigerd mag geen vergoeding van welke aard ook van de consument worden geëist, met uitzondering van de kosten inzake raadpleging van de Centrale door de kredietgever betaald en van de schattingskosten bedoeld in artikel VII.141.

Afdeling 4 - Herroepingsrecht

Artikel VII.138

1. De consument heeft het recht om een hypothecair krediet met een roerende bestemming, die niet gepaard gaat met het vestigen van een hypothecaire zekerheid, zonder opgave van redenen, te herroepen binnen een termijn van veertien dagen. De termijn van dit herroepingsrecht gaat in :
1° op de dag van het sluiten van de kredietovereenkomst, of
2° op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie bedoeld in artikel VII.134 ontvangt, als die dag later valt dan de onder het 1° van dit lid bedoelde datum.
§ 2. Wanneer de consument van zijn herroepingsrecht gebruik maakt :
1° stelt hij de kredietgever, bij een aangetekende zending of op een andere door de kredietgever overeenkomstig artikel VII.134, § 3, 11°, aanvaarde drager hiervan in kennis. De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien die kennisgeving vóór het verstrijken ervan is verzonden, en
2° geeft hij in geval van kredietovereenkomsten waarbij krachtens deze overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking worden gesteld van de consument, na het versturen van de kennisgeving onmiddellijk de ontvangen goederen terug en betaalt hij aan de kredietgever de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente;
3° betaalt hij voor de overige kredietovereenkomsten onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal terug aan de kredietgever en de op dit kapitaal lopende rente vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald.
De verschuldigde rente wordt berekend aan de hand van de overeengekomen debetrentevoet. De kredietgever heeft geen recht op een andere vergoeding van de consument, met uitzondering van de vergoeding voor niet voor terugbetaling in aanmerking komende kosten die de kredietgever aan een overheidsinstelling heeft betaald. De betalingen die werden verricht na het sluiten van de kredietovereenkomst worden teruggestort aan de consument binnen de dertig dagen volgend op de herroeping.
§ 3. De herroeping van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de nevendienstovereenkomsten met zich mee.
§ 4. Indien de consument het herroepingsrecht inroept bedoeld in dit artikel zijn de artikelen VI. 58, VI.59, en VI. 67 niet van toepassing.

Afdeling 5 - Onrechtmatige bedingen

Onderafdeling 1. - Onrechtmatige betalingen

Artikel VII.139

Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend.
Nietig is elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen.

Article VII.140

Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in een hypothecair krediet met een roerende bestemming dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.
  Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in een hypothecair krediet met een onroerende bestemming dat de kredietgever toelaat om gedurende een periode langer dan twee jaar een vergoeding te vragen aan de consument voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen. De Koning kan de hoogte en de berekeningsmodaliteiten van deze vergoeding vastleggen.

Artikel VII.141

§ 1. Behoudens de wettelijke kosten behorend bij de hypotheek en wat krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen kan verschuldigd zijn, mogen slechts kosten voor de schatting der in waarborg aangeboden goederen ten laste van de consument gelegd worden.
De schatting kan slechts geschieden met toestemming van de consument. De schatting wordt uitgevoerd door een interne of externe schatter erkend door de kredietgever.
Geen kosten voor schatting zijn verschuldigd dan nadat de schatting is geschied. Voorschotten dienen in het tegenovergestelde geval terug betaald te worden.
Indien de schattingskosten ten laste van de consument worden gelegd, worden zij hem vooraf medegedeeld. Hij ontvangt onverwijld een kopie van het schattingsverslag.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, kan de kredietgever bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming dossierkosten vragen. Deze kosten zijn slechts verschuldigd nadat de consument het kredietaanbod heeft aanvaard.
De Koning kan een methode bepalen tot vaststelling van maximale schattings- en dossierkosten en, in voorkomend geval, tot aanpassing van deze maxima.

Onderafdeling 2. - Berekening van de debetrente, veranderlijkheid van de periodieke rentevoet, de debetrentevoet, de kosten en van de contractvoorwaarden

Artikel VII.142

Voor de berekening van het bedrag van de debetrente wordt gerekend met de periodieke rentevoet.

Artikel VII.143

1. De periodieke rentevoet en de debetrentevoet zijn vast of veranderlijk. Indien één of meer vaste rentevoeten bedongen zijn, gelden deze voor de duur bedongen in de kredietovereenkomst.
§ 2. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in dit artikel met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en/of de periodieke rentevoet, en onverminderd het bepaalde in artikel VII.145 wordt elk beding dat er toe strekt de rentevoeten of de kosten te wijzigen, voor niet geschreven gehouden.
§ 3. Indien de veranderlijkheid van de periodieke rentevoet overeengekomen werd, mag er slechts één rentevoet zijn per kredietovereenkomst. Op deze periodieke rentevoet zijn de volgende regels van toepassing :
1° de periodieke rentevoet moet zowel in meer als in min schommelen;
2° de periodieke rentevoet mag slechts veranderen bij het verstrijken van bepaalde periodes die niet minder dan één jaar mogen bedragen;
3° de verandering van de periodieke rentevoet moet gebonden zijn aan de schommelingen van een referte-index, genomen uit een reeks referte-indexen in functie van de duur van de perioden van verandering van de rentevoet.
De lijst en de berekeningswijze van de referte-indexen worden bepaald door de Koning, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, genomen op advies van de Bank;
4° de oorspronkelijke periodieke rentevoet is de rentevoet waartegen de rente wordt berekend die de consument verschuldigd is op het tijdstip van de eerste rentebetaling;
5° de oorspronkelijke waarde van de referte-index is de waarde van de referte-index die voorkomt op de tarieflijst van rentevoeten voor het desbetreffende soort krediet en betreft de waarde van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van dat tarief;
6° bij het verstrijken van de periodes bepaald in de kredietovereenkomst is de periodieke rentevoet voor de nieuwe periode gelijk aan de oorspronkelijke rentevoet vermeerderd met het verschil tussen de waarde van de referte-index verschenen in de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van de verandering, en de oorspronkelijke waarde van die index.
Indien de oorspronkelijke periodieke rentevoet het resultaat is van een voorwaardelijke vermindering, mag de kredietgever voor het bepalen van de nieuwe rentevoet uitgaan van een hogere debetrentevoet indien de consument de gestelde voorwaarde of voorwaarden niet langer nakomt. De verhoging mag niet meer bedragen dan de vermindering toegekend in het begin van het krediet uitgedrukt in percent per periode;
7° onverminderd hetgeen bepaald is in 8° hierna, moet de kredietovereenkomst bepalen dat de verandering van de periodieke rentevoet beperkt wordt zowel in meer als in min, tot een bepaald verschil ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet, zonder dat dit verschil in geval van stijging van de periodieke rentevoet meer mag bedragen dan het verschil in geval van daling.
Indien de oorspronkelijke periodieke rentevoet het resultaat is van een voorwaardelijke vermindering, mag de kredietovereenkomst bepalen dat bij de in het eerste lid beoogde verandering rekening wordt gehouden met een hogere rentevoet, indien de gestelde voorwaarde of voorwaarden voor de vermindering niet langer worden nagekomen. De toegepaste verhoging mag niet meer bedragen dan de vermindering toegekend in het begin van het krediet uitgedrukt in percent per periode.
De kredietovereenkomst mag verder bepalen dat er geen wijziging van de periodieke rentevoet is dan wanneer de wijziging in meer of in min, ten aanzien van de rentevoet van de vorige periode, een bepaald minimumverschil bereikt;
8° indien de eerste periode een kortere duur heeft dan drie jaren, kan een verhoging van de periodieke rentevoet niet tot gevolg hebben dat de rentevoet die van toepassing is gedurende het tweede jaar verhoogd wordt met meer dan wat overeenstemt met één procentpunt `s jaars ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet, noch dat de periodieke rentevoet die van toepassing is gedurende het derde jaar verhoogd wordt met meer dan wat overeenstemt met twee procentpunten `s jaars ten opzichte van die oorspronkelijke rentevoet.
§ 4. In geval van verandering van de periodieke rentevoet en wanneer er aflossing is van het kapitaal, worden de bedragen der periodieke lasten berekend aan de nieuwe rentevoet volgens de bepalingen van de kredietovereenkomst. Bij gebrek aan zulke bepalingen worden de periodieke lasten berekend in functie van het verschuldigd blijvend saldo en van de overblijvende looptijd, volgens de technische methode die oorspronkelijk gebruikt werd.
In geval van verandering van de periodieke rentevoet en wanneer er geen aflossing is van het kapitaal, worden de intresten berekend aan de nieuwe debetrentevoet volgens de technische methode die oorspronkelijk gebruikt werd.
§ 5. De tijdstippen, voorwaarden en modaliteiten van de verandering van de periodieke rentevoet evenals de oorspronkelijke waarde van de referte-index moeten voorkomen in de kredietovereenkomst.
Er kan slechts een enkele referte-index, genomen uit de lijst vastgelegd door de Koning overeenkomstig paragraaf 7, aangewend worden bij de berekening van de periodieke rentevoet.
De kredietgever houdt het historische archief van die indexen bij.
§ 6. In voorkomend geval wordt de consument op een duurzame drager in kennis gesteld van een wijziging van de debetrentevoet door middel van een wijziging van de periodieke rentevoet voordat de wijziging van kracht wordt. Daarbij wordt ook, desgevallend, het bedrag van de na de inwerkingtreding van de nieuwe periodieke rentevoet en debetrentevoet te verrichten betalingen vermeld evenals bijzonderheden betreffende een eventuele verandering in het aantal of de frequentie van de betalingen. In voorkomend geval moet bij die mededeling kosteloos een nieuw aflossingsplan worden gevoegd waarin de gegevens bedoeld in artikel VII.134, § 3, 4°, zijn opgenomen voor de overblijvende looptijd.
De partijen kunnen echter in de kredietovereenkomst overeenkomen dat de in het vorige lid bedoelde informatie periodiek aan de consument wordt verstrekt indien de wijziging van de periodieke rentevoet en de debetrentevoet het gevolg is van een wijziging van een referte-index en het publiek via passende middelen kennis kan nemen van de nieuwe referte-index en de informatie over de nieuwe referte-index ook beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever.
§ 7. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning de nadere regels welke voor de toepassing van dit artikel nodig zijn.

Artikel VII.144

De debetrente wordt berekend :
1° in geval van aflossing, op het verschuldigd blijvend saldo;
2° in geval van wedersamenstelling, op het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, op het nog terug te betalen kapitaal;
3° in geval van een eenmalige terugbetaling van het kapitaal bij het verstrijken van de kredietovereenkomst op het verschuldigd blijvend saldo.
In het geval van een kredietopening wordt de debetrente berekend op het gedeelte van het kapitaal dat opgenomen is.
Is verboden, het eisen of het doen betalen :
1° van intresten vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij berekend zijn;
2° van intresten in gedeelten van de perioden waarvoor zij berekend zijn.
Indien de debetrente krachtens de kredietovereenkomst aan een derde wordt betaald, is deze betaling bevrijdend voor de consument tegenover de kredietgever.

Artikel VII.145

Bij een hypothecair krediet met een onroerende bestemming kan de consument de kredietgever verzoeken wijzigingen aan te brengen aan de voorwaarden en/of zekerheden van de lopende kredietovereenkomst. De kredietgever is vrij om al dan niet in te gaan op dit verzoek.
Deze wijzigingen kunnen slechts betrekking hebben op :
1° een nieuwe periodieke rentevoet, de inkorting of de verlenging van de looptijd, de vervanging van een wijze van terugbetaling door een andere, de tijdelijke opschorting van betaling van kapitaalaflossingen of wedersamenstellende premies en, onverminderd de toepassing van artikel VII.143 en de daarin opgenomen beperkingen, de veranderlijkheid van de periodieke rentevoet;
2° de gehele of gedeeltelijke doorhaling van de inschrijving op de in hypotheek verleende onroerende goederen, de vervanging van een zekerheid door een andere, de vestiging van een bijkomende zekerheid, de hernieuwing van een zekerheid, de bevrijding van een consument van zijn kredietverbintenissen of de toevoeging van een nieuwe consument.
De wijzigingen opgesomd in het tweede lid kunnen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad aangevuld worden.
Zo de kredietgever op dit verzoek ingaat, verstrekt hij aan de consument een kredietaanbod waarvan de inhoud beperkt is tot de wijzigingen tegenover de lopende kredietovereenkomst.
Artikel VII.133 is overeenkomstig van toepassing.
Voor de wijzigingen aan lopende kredietovereenkomsten of indien de consument verzoekt om duplicata van reeds afgeleverde documenten, mag de kredietgever dossierkosten aanrekenen krachtens het tarief in voege op het ogenblik van het verzoek van de consument nadat de consument het kredietaanbod heeft aanvaard. De kredietgever verwijst in zijn kredietaanbod naar het in voege zijnde tarief. De Koning kan een methode bepalen tot vaststelling van maximale dossierkosten en, in voorkomend geval, tot aanpassing van deze maxima.
De kredietgever kan dossierkosten aanrekenen indien de consument contractueel voorziene opties uitoefent op voorwaarde dat in de kredietovereenkomst in de aanrekening van deze kosten voorzien is. De Koning kan een methode bepalen tot vaststelling van maximale kosten en, in voorkomend geval, tot aanpassing van deze maxima.

Onderafdeling 3. - Nevendiensten

Artikel VII.146

§ 1. Er bestaat, in de zin van dit hoofdstuk en met het oog op haar toepassing, een aangehecht contract wanneer de consument, in uitvoering van een voorwaarde van de kredietovereenkomst, bestemd voor het financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, waarvan het niet-naleven de opeisbaarheid van het opgenomen kredietbedrag kan veroorzaken, een verzekeringsovereenkomst onderschrijft of handhaaft.
Dat aangehecht contract mag niets anders zijn dan :
1° een schuldsaldoverzekering bij aflossing van het kapitaal of een tijdelijke overlijdensverzekering met constant kapitaal wanneer er geen aflossing is van het kapitaal die het overlijdensrisico dekt teneinde contractueel de terugbetaling van het krediet te waarborgen;
2° een verzekering die het risico dekt van de beschadiging van het onroerend goed dat in waarborg aangeboden werd;
3° een borgtochtverzekering.
§ 2. Het is de kredietgever verboden zich in de kredietovereenkomst het recht voor te behouden in de loop van het contract een verhoging van de dekking op te leggen.
Het is de kredietgever verboden, om onverminderd het bepaalde onder artikel VII.147, § 1, eerste lid, de consument rechtstreeks of zijdelings te verplichten het aangehecht contract te sluiten bij een door de kredietgever aangewezen verzekeraar.
§ 3. Wanneer er een aangehecht contract van schuldsaldoverzekering bij aflossing van het kapitaal is, of wanneer er een tijdelijke overlijdensverzekering is met constant kapitaal wanneer er geen aflossing is van het kapitaal is, wordt, op het ogenblik van het overlijden van de verzekerde, het verzekerd kapitaal gebruikt om het verschuldigd blijvend saldo terug te betalen en om, in voorkomend geval, de lopende en niet-vervallen intresten te betalen.
Wanneer het kapitaal van zulke verzekering hoger is dan het verschuldigd blijvend saldo, mag de consument op elk ogenblik dat kapitaal doen verminderen tot het passend bedrag.
Wanneer de verzekering slechts op een gedeelte van het kapitaal van het krediet betrekking heeft, worden dezelfde regels proportioneel toegepast.
§ 4. In geval van een aangehecht contract worden de volgende gegevens vastgelegd in een document ondertekend door de kredietgever en de consument :
1° het krediet waarop het aangehecht contract betrekking heeft;
2° de aanvaarding door de kredietgever van de verzekeringsovereenkomst als aangehecht contract;
3° de verplichtingen die de consument draagt krachtens het aangehechte contract.

Artikel VII.147

1. Koppelverkoop is verboden. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst, een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde, tenzij het een gebundelde verkoop betreft. Indien de kredietgever, of desgevallend de kredietbemiddelaar, het sluiten van een nevendienst of een aangehecht contract bedingt is hij gehouden de dienstverlener van de consument, die verschillend is van de voorkeurdienstverlener van kredietgever of, desgevallend van de kredietbemiddelaar, te aanvaarden wanneer deze een evenwaardige nevendienst of, desgevallend, een evenwaardig aangehecht contract zou aanbieden tegen een gelijke of verminderde prijs.
Indien de voorkeurdienstverlener van de kredietgever of, desgevallend van de kredietbemiddelaar, wordt voorgesteld in het raam van een gebundelde verkoop, zijn zij niet gehouden om de verminderde prijs op de gebundelde financiële producten of diensten te behouden, indien de consument gebruik maakt van zijn recht om beroep te doen op de dienstverlener naar zijn keuze.
De bewijslast dat de consument de vrije keuze heeft gehad met betrekking tot het sluiten van ieder nevendienstovereenkomst, die bijkomend met de kredietovereenkomst wordt gesloten, komt toe aan de kredietgever en de kredietbemiddelaar.
§ 2. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om bij het sluiten van een kredietovereenkomst, van de consument te bedingen om het ontleende kapitaal, geheel of gedeeltelijk, in pand te geven, of om het, geheel of gedeeltelijk, te bestemmen als deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten.

Onderafdeling 4. - Ongeoorloofde waarborgen

Artikel VII.147/1

In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.

Artikel VII.147/2

1. Elke afstand van rechten betreffende de bedragen bepaald in de artikelen 1409, 1409bis en 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gedaan in het raam van een kredietovereenkomst beheerst door dit boek, is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 27 tot 35, met uitzondering van artikel 34, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en kan slechts uitgevoerd en aangewend worden tot beloop van de op de dag van de kennisgeving van de overdracht krachtens de kredietovereenkomst opeisbare bedragen.
§ 2. De inkomsten of het loon van de minderjarigen, ontvoogd of niet, zijn niet vatbaar voor overdracht en beslag uit hoofde van kredietovereenkomsten.

Afdeling 6 - Uitvoering van de kredietovereenkomst

Onderafdeling 1. - Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag

Artikel VII.147/3

1. Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever, tenzij het schattingskosten betreft.
Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst stelt de kredietgever het kredietbedrag met een overschrijving onmiddellijk ter beschikking op de rekening van de consument of op de rekening van een door de consument aangewezen derde of met een cheque.
Het kredietbedrag noch het kapitaal mag aan een index gekoppeld worden.
De terbeschikkingstelling van het kredietbedrag in baar geld of contant kan slechts geschieden in de gevallen aangeduid door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, rekening houdend met het kredietbedrag, het soort krediet, het oogmerk en het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst.
§ 2. Voor de gelden die de kredietgever aan de kredietbemiddelaar heeft overgemaakt ter uitvoering van de kredietovereenkomst, blijft hij instaan tot deze volledig zijn ter beschikking gesteld van de consument of aan een door de consument aangewezen derde.

Onderafdeling 2. - Financiering van goederen en diensten

Artikel VII.147/4

De bepalingen van deze onderafdeling hebben betrekking op de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming.

Artikel VII.147/5

Wanneer het gefinancierde goed of de gefinancierde dienstverlening in de kredietovereenkomst wordt vermeld, of wanneer het bedrag van de kredietovereenkomst rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper of de dienstverlener wordt gestort, krijgen de verplichtingen van de consument slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst, ingeval van een verkoop of dienstverlening met opeenvolgende uitvoeringen, krijgen de verplichtingen uitwerking vanaf de aanvang van de leveringen van het goed of de verlening van de dienst en houden ze op te werken wanneer deze onderbroken worden, tenzij de consument zelf het kredietbedrag ontvangt en de identiteit van de verkoper of de dienstverlener niet gekend is door de kredietgever.
Het kredietbedrag mag pas aan de verkoper of de dienstverlener overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst.
De kennisgeving bedoeld in het tweede lid gebeurt op een duurzame drager, onder meer een leveringsbewijs, dat door de consument gedagtekend en ondertekend moet zijn.
De krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving.

Artikel VII.147/6

Indien de consument een contract voor de levering van een goed of de verrichting van een dienst heeft herroepen, is hij niet langer gebonden aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst.
Indien de onder de gelieerde kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet of slechts gedeeltelijk geleverd, respectievelijk verricht worden of niet met de voorwaarden van het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst in overeenstemming zijn, heeft de consument het recht om verhaal uit te oefenen bij de kredietgever, indien hij niet de genoegdoening heeft gekregen waarop hij overeenkomstig de wet of het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst recht heeft, na zijn rechten te hebben doen gelden jegens de leverancier, respectievelijk de dienstverrichter.
Elk verweermiddel kan ten opzichte van de kredietgever slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat :
1° de consument bij een aangetekende zending, de verkoper van het goed of de dienstverlener met het oog op de uitvoering van de overeenkomst in gebreke heeft gesteld, zonder dat hij genoegdoening heeft verkregen binnen een termijn van een maand vanaf de datum van verzending;
2° de consument de kredietgever op de hoogte heeft gesteld dat wanneer hij van de verkoper van het goed of van de dienstverlener geen genoegdoening heeft bekomen overeenkomstig de bepaling onder 1°, hij de nog verschuldigde betalingen op een geblokkeerde rekening zal storten. De Koning kan de regels voor de opening en de werking van de rekening vastleggen.
De intrest opgebracht door het in deposito gegeven bedrag wordt gekapitaliseerd.
Door het enkele feit van het deposito verkrijgt de kredietgever voor elke schuldvordering wegens de gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van de verplichtingen door de consument een voorrecht op het tegoed van de rekening.
Over het in deposito gegeven bedrag kan niet worden beschikt dan ten bate van de ene of de andere partij, mits ofwel een schriftelijke overeenkomst, gesloten nadat het bedrag op de voorvermelde rekening werd geblokkeerd, ofwel een voor eensluidend verklaard afschrift van de uitgifte van een rechterlijke beslissing wordt voorgelegd. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht, noch kantonnement.

Artikel VII.147/7

Wanneer de kredietovereenkomst op afstand het gefinancierde goed, verkocht op afstand, vermeldt of wanneer het kredietbedrag of het opgenomen bedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand wordt gestort, kan de levering van het goed, in afwijking van de artikelen VII.139, eerste lid, en VII.147/3, plaats vinden voor het sluiten van de kredietovereenkomst in zoverre de consument te gelegener tijd voor de levering, beschikt over de contractvoorwaarden en de informatie bedoeld in artikel VI. 57, § 1.

Onderafdeling 3. - Maximale kosten en terugbetalingstermijnen

Artikel VII.147/8

De bepalingen van deze onderafdeling hebben enkel betrekking op de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming.

Artikel VII.147/9

1. De Koning bepaalt de methode tot vaststelling en, in voorkomend geval, tot aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages. Hij bepaalt het maximale jaarlijkse kostenpercentage in functie van de soort, het bedrag en eventueel, de duur van het krediet.
§ 2. Wanneer de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage het gebruik van veronderstellingen noodzaakt, kan de Koning eveneens, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in § 1, de maximale kredietkosten bepalen zoals onder meer de maximale debetrentevoet en, in voorkomend geval, de maximale terugkerende kosten en de maximale niet-terugkerende kosten bij een kredietopening.
§ 3. De krachtens dit artikel vastgestelde kostenpercentages en rentevoeten blijven hoe dan ook van toepassing tot aan hun herziening.
Iedere verlaging van het maximale jaarlijkse kostenpercentage en, in voorkomend geval, van de maximale kredietkosten is onmiddellijk van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten die, binnen de perken van dit boek, de veranderlijkheid van het jaarlijkse kostenpercentage of de debetrentevoet voorzien.

Artikel VII.147/1

In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.

Onderafdeling 4. - Vervroegde terugbetalingsmodaliteiten en beëindiging van de kredietovereenkomst

Artikel VII.147/11

1. De consument heeft te allen tijde het recht om het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet voor de consument die overeenstemmen met de intresten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de kredietovereenkomst.
Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst, heeft de consument te allen tijde het recht het kapitaal gedeeltelijk terug te betalen. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet voor de consument die overeenstemmen met de intresten en de kosten verschuldigd voor de periode waarop de vervroegde terugbetaling betrekking heeft. Het andersluidend beding mag niet uitsluiten dat er eenmaal per kalenderjaar een gedeeltelijke terugbetaling is, noch dat er terugbetaling is van een bedrag gelijk aan minstens 10 % van het kapitaal.
De consument die wenst, geheel of gedeeltelijk, vervroegd zijn krediet terug te betalen, brengt de kredietgever ten minste tien dagen voor de terugbetaling bij aangetekende zending van zijn voornemen op de hoogte.
§ 2. Indien een consument vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen wenst te voldoen, deelt de kredietgever hem onmiddellijk na ontvangst van diens verzoek, op een duurzame drager, de informatie mee die hij nodig heeft om die mogelijkheid te kunnen overwegen. Die informatie bevat ten minste een berekening van de consequenties voor de consument die vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst aan zijn verplichtingen voldoet, en een duidelijke vermelding van de daarbij aangewende hypothesen. Elke aangewende hypothese moet redelijk en verdedigbaar zijn.
§ 3. In geval van wedersamenstelling heeft de consument bij de terugbetaling de keuze.
1° wanneer het gaat om een gehele terugbetaling, het wedersamengestelde kapitaal er geheel of gedeeltelijk toe aan te wenden of het niet aan te wenden;
2° wanneer het gaat om een terugbetaling van een fractie van de gehele terugbetaling, dezelfde fractie van het wedersamengestelde kapitaal er geheel of gedeeltelijk toe aan te wenden of niet aan te wenden.
Bovendien heeft de consument het recht het niet meer toegevoegd gedeelte van zijn contract te doen in aanmerking nemen om de premies van het contract te verminderen tot hetgeen nodig is om het toegevoegd gedeelte in stand te houden.

Artikel VII.147/12

§ 1. De kredietgever mag een vergoeding bedingen voor het geval van een gehele of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling.
Deze vergoeding dient berekend te worden, aan de periodieke rentevoet van het krediet, op het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo.
Voor deze berekening dient dat bedrag, wanneer er een toegevoegd contract is waarvan de afkoopwaarde niet aangewend wordt voor de terugbetaling, verminderd te worden met die afkoopwaarde.
Bij gedeeltelijke terugbetaling worden deze regels proportioneel toegepast.
Deze vergoeding mag niet méér bedragen dan drie maanden intrest.
§ 2. De kredietgever mag geen enkele vergoeding vragen :
1° indien, door toepassing van de artikelen VII.209 en VII.210, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag;
2° in geval van terugbetaling na overlijden, in uitvoering van een aangehecht of toegevoegd contract;
3° in geval van een kredietopening die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt.
§ 3. De kredietgever mag de afkoop van een toegevoegd contract niet te zijnen gunste bedingen dan voor het geval de opbrengst van de verkoop van het in waarborg gegeven onroerend goed hem niet toelaat de terugbetaling van zijn krediet te bekomen.
§ 4. Zijn bevrijdend tegenover de kredietgever, de stortingen in kapitaal en vergoeding gedaan krachtens de kredietovereenkomst aan een derde, met het oog op een vervroegde terugbetaling.

Artikel VII.147/13

1. De consument kan een hypothecair krediet met een roerende bestemming van onbepaalde duur te allen tijde kosteloos beëindigen, tenzij de partijen een opzeggingstermijn zijn overeengekomen. Deze termijn mag niet langer zijn dan één maand. Wanneer de consument zijn recht uitoefent, stelt hij de kredietgever hiervan in kennis bij een aangetekende zending of op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.
Indien zulks in de kredietovereenkomst bedoeld in het eerste lid is overeengekomen, kan de kredietgever deze overeenkomst beëindigen door de consument op een duurzame drager een opzegging van ten minste twee maanden te doen toekomen. Wanneer de kredietgever zijn recht uitoefent, stelt hij de consument hiervan in kennis, bij een aangetekende zending of op een andere door de consument aanvaarde drager.
§ 2. Indien dit in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever op objectieve gronden, onder meer wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen, het recht van de consument om krediet op te nemen op grond van een kredietovereenkomst opschorten. De kredietgever stelt de consument, op een duurzame drager, indien mogelijk van tevoren en uiterlijk onmiddellijk na de opschorting, van die opschorting in kennis, alsook van de gronden hiervoor, tenzij het verstrekken van dergelijke informatie op grond van andere wetgeving verboden is of indruist tegen de doelstellingen van de openbare orde of de openbare veiligheid.

Onderafdeling 5. - Rekeningafschrift

Artikel VII.147/14

§ 1. Bij iedere kredietopening die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt, wordt de consument regelmatig op de hoogte gebracht met een rekeningafschrift op een duurzame drager van de volgende informatie :
1° de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft;
2° de opgenomen bedragen en de datum van opneming;
3° het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift;
4° het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag;
5° de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen;
6° de toegepaste debetrentevoet(en);
7° de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten;
8° in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten.
§ 2. Bij de kredietopeningen, behoudens de geoorloofde debetstanden op een rekening, wordt bijkomend de volgende informatie verstrekt :
1° in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht;
2° in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten;
3° de datum en het bedrag van de verschuldigde intresten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze intresten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet.

Onderafdeling 6. - Ongeoorloofde debetstand en overschrijding

Artikel VII.147/15

§ 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening of een betaalrekening, die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt, terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en eist de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand.
In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door dit boek geoorloofde verwijlintresten en kosten worden gevraagd. De verwijlintresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.
De kredietgever brengt onverwijld de consument, op een duurzame drager, op de hoogte van :
1° de niet geoorloofde debetstand;
2° het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;
3° de eventuele boetes, kosten of verwijlintresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.
§ 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, stelt de kredietgever een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII.147/20, § 1, 3°, of sluit bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.

Artikel VII.147/16

Wanneer een overschrijding, die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt, minstens 1 250 euro bedraagt en langer dan een maand aanhoudt, brengt de kredietgever onverwijld de consument, op een duurzame drager, op de hoogte van :
1° de overschrijding;
2° het overschreden bedrag;
3° van de debetrentevoet, de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag.
De Koning kan dit bedrag wijzigen. Tot zolang de informatie bedoeld in het voorgaande lid niet wordt verstrekt, kan de kredietgever op het overschreden bedrag slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlintrest.
Indien de overschrijding bij het verstrijken van een termijn van drie maand vanaf haar ontstaan niet is aangezuiverd, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en stelt hij een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII.147/20, § 1, 3°, of sluit hij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.

Afdeling 7 - Overdracht van de kredietovereenkomst en van de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst

Artikel VII.147/17

Onverminderd de toepassing van de artikelen 1250 en 1251 van het Burgerlijk Wetboek kan een hypothecair krediet met een roerende bestemming of de schuldvordering uit deze kredietovereenkomst slechts worden overgedragen aan, of, na indeplaatsstelling slechts worden verworven door een op grond van dit boek vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever, dan wel overgedragen worden aan of verworven worden door de Bank, het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de kredietverzekeraars, de mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector of andere daartoe door de Koning aangewezen personen.

Artikel VII.147/18

Onverminderd het bepaalde in artikel VII.147/17 kan, bij een hypothecair krediet met een roerende bestemming, de overdracht of de indeplaatsstelling aan de consument niet worden tegengeworpen dan nadat hem hiervan bij een aangetekende zending kennis is gegeven, behalve wanneer de onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling uitdrukkelijk is bepaald in het contract, en wanneer de identiteit van de overnemer of van de indeplaatsgestelde in de kredietovereenkomst is vermeld. Deze kennisgeving is niet verplicht wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvordering, tegenover de consument het krediet verder beheert.

Artikel VII.147/19

Bij overdracht van of indeplaatsstelling voor de vordering uit een hypothecair krediet met een roerende bestemming behoudt de consument tegenover de overnemer of de indeplaatsgestelde schuldeiser de verweermiddelen, het beroep op de schuldvergelijking inbegrepen, die hij de overdrager of de indeplaatssteller kan tegenwerpen. Elk hiermee strijdig beding wordt voor niet geschreven gehouden.

Afdeling 8 - Niet-uitvoering van de kredietovereenkomst

Artikel VII.147/20

1. Onverminderd de toepassing van artikel VII.147/13, § 1, is elk beding dat voorziet in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, verboden en wordt als niet geschreven beschouwd, tenzij :
1° ingeval de consument ten minste twee termijnbedragen, een bedrag gelijk aan 20 pct. van het totale door de consument terug te betalen bedrag of de overeenkomstige bedragen voor de wedersamenstelling van het kapitaal niet heeft betaald en hij één maand na het versturen per aangetekende zending van een brief tot ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever bij de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling;
2° ingeval van een hypothecair krediet met een roerende bestemming, indien de consument het gefinancierde roerend goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl de kredietgever zich de eigendom ervan had voorbehouden;
3° ingeval van een hypothecair krediet met een roerende bestemming, indien de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen VII.147/15 en VII.147/16 overschrijdt, en hij, een maand na het versturen per aangetekende zending van een brief houdende ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen;
4° ingeval de consument failliet wordt verklaard;
5° wanneer de consument de hypothecaire zekerheid die hij bij de kredietovereenkomst had gesteld, door zijn toedoen heeft verminderd in de volgende gevallen :
a) indien het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van de hypothecaire zekerheid, geheel of gedeeltelijk wordt vervreemd, verkocht, geruild, of geschonken onder de levenden;
b) indien het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van een hypothecaire volmacht of hypotheekbelofte wordt bezwaard met een hypotheek.
§ 2. De rechter kan, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties en de toepassing van artikel VII.134, § 4, de ontbinding ten laste van de consument bevelen in de volgende gevallen :
1° indien het onroerende goed dat met een hypothecaire zekerheid bezwaard is het voorwerp uitmaakt van een beslag door een andere schuldeiser;
2° indien de hypothecaire inschrijving de met de consument overeengekomen rang niet inneemt;
3° ingeval van vermindering van de hypothecaire zekerheid door een substantiële waardevermindering van het onroerend goed toerekenbaar aan de consument : door een wijziging van de aard of de bestemming, door een ernstige beschadiging, door een ernstige verontreiniging, door het verhuren onder de normale huurprijs of verhuren voor meer dan negen jaar tenzij het akkoord van de kredietgever werd verkregen;
4° ingeval van mede-eigendom : wijziging van de basisakte waarmee de consument heeft ingestemd, met waardevermindering als gevolg;
5° ingeval van niet aanhechting, binnen een termijn van drie maanden na het verlijden van de authentieke kredietakte en gedurende de verdere looptijd van de kredietovereenkomst, van de overeengekomen brandverzekering, schuldsaldoverzekering of tijdelijke overlijdensverzekering met constant kapitaal;
6° indien de consument bewust informatie in de zin van artikel VII.126 heeft achtergehouden of onjuist heeft weergegeven waardoor zijn kredietwaardigheid onjuist werd beoordeeld;
7° indien een aannemer, architect, metser of enige andere werkman het proces-verbaal doet opmaken bedoeld in artikel 27, 5°, van de hypotheekwet van 16 december 1851;
8° indien het door het krediet gefinancierde onroerend goed niet volledig afgewerkt is en voor verhuring geschikt binnen 24 maanden na de ondertekening van de authentieke kredietakte of de werken niet uitgevoerd worden overeenkomstig de plannen en lastenboeken of de afgeleverde vergunningen;
9° indien het krediet wordt aangewend voor een ander doel dan het door de consument opgegeven doel.
§ 3. De regels van dit artikel worden door de kredietgever aan de consument in herinnering gebracht bij de ingebrekestelling.
Onverminderd de toepassing van artikel VII.147/13, § 1, is elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen verboden en wordt dit als niet geschreven beschouwd. De oorzaken van de vervroegde opeisbaarheid of ontbinding mogen niet voortvloeien uit een toedoen van de kredietgever.

Artikel VII.147/21

Bij wanbetaling van een verschuldigd bedrag verzendt de kredietgever, binnen drie maanden na de vervaldag, aan de consument bij een aangetekende zending een verwittiging die de gevolgen van de wanbetaling vermeldt.
Bij niet-naleving van deze verplichting mag de contractuele verhoging van de rentevoeten wegens vertraging in de betaling bedoeld in de artikelen VII.147/22 en VII.147/23 voor deze vervaldag niet worden toegepast; bovendien moet voor deze vervaldag een betalingsuitstel van zes maanden te rekenen vanaf de achterstallige vervaldag zonder bijkomende kosten of intresten worden toegekend.

Artikel VII.147/22

1. Bij ontbinding van een hypothecair krediet met roerende bestemming of bij verval van de termijnbepaling opgenomen in deze kredietovereenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het verschuldigd blijvende saldo;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het verschuldigd blijvende saldo;
- de overeengekomen straffen of schadevergoedingen voor zover ze worden berekend op het verschuldigd blijvende saldo en beperkt worden tot de volgende maximumbedragen :
- ten hoogste 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7 500 euro;
- ten hoogste 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7 500 euro.
§ 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand van een hypothecair krediet met roerende bestemming die geen ontbinding van de overeenkomst noch een verval van de termijnbepaling met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 EUR, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd, overeenkomstig artikel VII.147/13, § 1, of een einde heeft genomen en de consument zijn verplichtingen niet is nagekomen drie maanden na het versturen per aangetekende zending van een brief tot ingebrekestelling, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- de overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen de grenzen en maximumbedragen bedoeld bij § 1.
§ 3. De overeengekomen nalatigheidsintrestvoet bij een hypothecair krediet met een roerende bestemming mag niet meer bedragen dan de debetrentevoet laatst toegepast op het betreffende bedrag of de betreffende deeltermijn, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 pct.
§ 4. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.
Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt.
De Koning kan bepalen welke vermeldingen dat document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen.
§ 5. Bij ontbinding of bij verval van de termijnbepaling van de kredietovereenkomst bedoeld in artikel VII.138, § 1, wordt, in afwijking van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, iedere betaling gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, eerst toegerekend op het bedrag van de nalatigheidsintresten of andere straffen en schadevergoedingen nadat het verschuldigd blijvende saldo en de totale kosten van het krediet voor de consument zijn betaald.
§ 6. Verboden is en als niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin dit boek niet voorziet.

Artikel VII.147/23

1. Bij ontbinding van een hypothecair krediet met onroerende bestemming of bij verval van de termijnbepaling opgenomen in deze kredietovereenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het verschuldigd blijvende saldo;
- de nalatigheidsintresten die eisbaar zijn geworden overeenkomstig § 2;
- de vervallen en niet betaalde intresten en kosten die eisbaar zijn geworden overeenkomstig § 2;
- een schadevergoeding ten hoogste gelijk aan de wederbeleggingsvergoeding, bedoeld in artikel VII 147/12, § 1, berekend op het verschuldigd blijvend saldo.
§ 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand van een hypothecair krediet met een onroerende bestemming die geen ontbinding van de overeenkomst noch een verval van de termijnbepaling met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
1° het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
2° de vervallen en niet betaalde intresten en kosten;
3° nalatigheidsintresten ten belope van 0,5 % op jaarbasis en berekend als volgt :
a) bij niet betaling van de intresten op de vervaldag : het verschuldigd blijvend saldo op het tijdstip van de wanbetaling vermenigvuldigd met de periodieke rentevoet die overeenstemt met een debetrentevoet van 0,5 %;
b) op het onbetaalde kapitaal kan een nalatigheidsintrest pro rata temporis worden aangerekend berekend aan de periodieke rentevoet van het krediet, vermeerderd met een periodieke rentevoet die overeenstemt met een debetrentevoet van 0,5 %. Deze verwijlintresten lopen dan vanaf de datum van wanbetaling, tot de effectieve terugbetaling;
4° de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
§ 3. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.
Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt.
De Koning kan bepalen welke vermeldingen dat document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen.
§ 4. Verboden is en als niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin dit boek niet voorziet.

Afdeling 9 - Betalingsfaciliteiten

Artikel VII.147/24

Elke tenuitvoerlegging of beslag dat plaats heeft krachtens een vonnis of een andere authentieke akte, wordt in het kader van dit hoofdstuk, op straffe van nietigheid, voorafgegaan door een poging tot minnelijke schikking, die op het zittingsblad wordt aangetekend, voor de beslagrechter.
Elke aanvraag tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten door de consument, de borg en in voorkomend geval, de steller van een persoonlijke zekerheid, wordt gericht aan de beslagrechter, tenzij deze aanvraag betrekking heeft op een kredietovereenkomst bedoeld in artikel VII.138, § 1, in welk geval artikel VII.107 wordt toegepast.
De artikelen 732 en 733 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.
In afwijking van de artikelen 2032, 4°, en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, moet de borg en, in voorkomend geval, elke steller van een persoonlijke zekerheid, zich houden aan het door de beslagrechter aan de consument toegestane betalingsfaciliteitenplan.

Artikel VII.147/25

1. Wanneer de consument reeds sommen gelijk aan ten minste 40 % heeft betaald van de prijs bij contante betaling van een goed dat het voorwerp is, hetzij van een beding van eigendomsvoorbehoud, hetzij van een pandbelofte met onherroepelijke volmacht, kan dit goed niet worden teruggenomen dan op grond van een gerechtelijke beslissing, of van een schriftelijke overeenkomst, gesloten na een ingebrekestelling bij een aangetekende zending.
De kredietgever moet binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verkoopsdatum van het gefinancierde goed de verkregen prijs ter kennis brengen van de consument en hem het teveel gestorte terugstorten.
§ 2. In geen geval mag een lastgeving of een akkoord gesloten met het oog op de terugname van een goed gefinancierd door een kredietovereenkomst leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking.

Afdeling 10 - Zekerheden

Artikel VII.147/26

§ 1. De borgtocht en, desgevallend, elke andere vorm van zekerheid toegestaan door derden-consumenten voor de verbintenissen die voortvloeien uit een kredietovereenkomst geven nauwkeurig het bedrag weer dat gewaarborgd is. De gevraagde zekerheden gelden enkel voor deze bedragen, eventueel verhoogd met de nalatigheidsintresten, met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering. De kredietgever dient hiertoe voorafgaandelijk en gratis aan de borg en, desgevallend, aan de steller van een zekerheid een exemplaar van het kredietcontract te overhandigen.
§ 2. Elke overeenkomst tot zekerheidsstelling, waarvan de zekerheidssteller wordt geregistreerd overeenkomstig artikel VII.148. § 2, 1°, vermeldt :
1° de clausule : "De kredietovereenkomst, waarvoor u deze zekerheid hebt gesteld maakt het voorwerp uit van een registratie bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren waarbij u overeenkomstig artikel VII.148, § 2, 1°, wordt geregistreerd als zekerheidssteller";
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° de naam van de Centrale;
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.
§ 3. De kredietgever stelt iedere steller van een zekerheid in kennis van de totstandkoming van de kredietovereenkomst en, voorafgaandelijk, van elke wijziging van deze overeenkomst.
Voor de kredietovereenkomsten gesloten voor een onbepaalde duur kan door de kredietgever slechts een borgtocht of een persoonlijke zekerheid worden gevraagd voor een periode van vijf jaar. Deze periode kan slechts hernieuwd worden bij afloop en met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld.

Artikel VII.147/27

De kredietgever verwittigt de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid, wanneer de consument twee betalingen of minstens een vijfde van de totale te betalen som achterstaat. Hij geeft hem kennis van de toegekende betalingsfaciliteiten en deelt hem vooraf elke wijziging van de oorspronkelijke kredietovereenkomst mee.

Artikel VII.147/28

In afwijking van artikel 2021 van het Burgerlijk Wetboek kan de kredietgever de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid dan eerst aanspreken wanneer de consument ten minste twee termijnen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van de totale terug te betalen som of de laatste termijn niet betaald heeft en, nadat de kredietgever de consument bij aangetekende zending in gebreke heeft gesteld, de consument een maand na de aangetekende zending zijn verplichtingen niet is nagekomen.

Afdeling 11 - Gedragsregels voor het verstrekken van krediet aan consumenten via kredietbemiddelaars en het betalen van commissielonen en vergoedingen aan kredietbemiddelaars en personeelsleden

Artikel VII.147/29

§ 1. De kredietbemiddelaar kan geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de inlichtingen bedoeld in artikel VII.126, van oordeel is dat de consument duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de kredietovereenkomst, na te komen.
§ 2. De kredietbemiddelaar mag de kredietaanvragen niet opsplitsen. Hij moet aan de kredietgever de noodzakelijke inlichtingen bedoeld in artikel VII.69 mededelen.
§ 3. Eenieder die optreedt als kredietbemiddelaar moet alle aangezochte kredietgevers in kennis stellen van het bedrag van de andere kredietovereenkomsten welke hij heeft aangevraagd of ontvangen ten behoeve van dezelfde consument gedurende twee maanden voorafgaand aan het indienen van iedere nieuwe kredietaanvraag.
§ 4. De kredietbemiddelaar mag enkel bemiddelen voor kredietovereenkomsten met vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers.
De kredietmakelaar mag zijn activiteit slechts onder zijn eigen naam uitoefenen.

Artikel VII.147/30

1. De kredietbemiddelaar mag van de consument die om zijn bemiddeling heeft verzocht, geen enkele vergoeding in welke vorm ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, ontvangen.
§ 2. De kredietbemiddelaar heeft slechts recht op een commissie voor de kredietovereenkomsten die met zijn bemiddeling geldig en volgens de vormregels zijn tot stand gekomen.
§ 3. Volgens de regels door de Koning bepaald, wordt de betaling van de commissie aan kredietbemiddelaars en personeelsleden ten minste voor de helft gespreid naargelang van de aard van het krediet en van de duur ervan. De wijze waarop de kredietgevers hun personeelsleden en kredietbemiddelaars belonen en de wijze waarop kredietbemiddelaars hun personeelsleden en hun subagenten belonen, staan de in artikel VII.130, eerste lid, bedoelde verplichting niet in de weg.
§ 4. Wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de volledige, vervroegde terugbetaling van een vroegere kredietovereenkomst, is geen commissie verschuldigd zo dezelfde kredietbemiddelaar voor beide overeenkomsten heeft bemiddeld.
Deze bepaling is niet van toepassing bij een betekenisvolle vermindering van het jaarlijkse kostenpercentage van de nieuwe overeenkomst ten aanzien van de vroegere kredietovereenkomst.
§ 5. Wanneer de kredietgevers het beloningsbeleid voor het voor de beoordeling van kredietwaardigheid verantwoordelijke personeel vaststellen en toepassen, leven zij de volgende beginselen na op een wijze en voor zover die passend is voor hun omvang, hun interne organisatie en de aard, de reikwijdte en de complexiteit van hun activiteiten :
1° het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij tot een degelijke en doeltreffende risicobeheersing en moedigt niet aan tot het nemen van meer risico's dan voor de kredietgever aanvaardbaar is;
2° het beloningsbeleid is in overeenstemming met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, waarden en langetermijnbelangen van de kredietgever, en omvat maatregelen ter voorkoming van belangenconflicten, door met name te bepalen dat de beloning niet afhankelijk is van het aantal of het percentage aanvaarde aanvragen.
§ 6. Wanneer de kredietgevers of kredietbemiddelaars adviesdiensten verstrekken kan de beloningsstructuur voor de betrokken personeelsleden geen afbreuk doen aan hun vermogen om in het beste belang van de consument te handelen en met name niet afhankelijk te zijn van verkoopdoelstellingen.

Afdeling 12 - Schuldbemiddeling

Artikel VII.147/31

De schuldbemiddeling is verboden, behalve :
1° wanneer zij wordt verricht door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of zijn ambt;
2° wanneer zij wordt verricht door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend.

Afdeling 13 - Verwerking van persoonsgegevens

Onderafdeling 1. - Overmaking van persoonsgegevens

Artikel VII.147/32

Behalve in geval van overdracht of indeplaatsstelling zoals die heeft plaats gevonden overeenkomstig de artikelen VII.147/17 en VII.147/18, kunnen de persoonsgegevens van een consument of een zekerheidssteller die door de kredietgever verwerkt werden in het raam van het sluiten of het uitvoeren van een kredietovereenkomst enkel aan een derde worden overgemaakt onder de voorwaarden opgesomd in deze onderafdeling.

Artikel VII.147/33

§ 1. Persoonsgegevens kunnen enkel het voorwerp uitmaken van een verwerking in het raam van de volgende dubbele finaliteit :
1° de beoordeling van de financiële toestand en de kredietwaardigheid van de consument of van de zekerheidssteller;
2° in het raam van het verstrekken of het beheer van de kredieten of betalingsdiensten bedoeld in dit boek die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen van deze persoon kan voortgezet worden.
In geen geval mogen deze inlichtingen worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.
§ 2. De ingezamelde gegevens moeten in het licht van de doeleinden opgesomd in de vorige paragraaf relevant, aangepast en niet overdreven zijn.

Article VII.147/34

§ 1. Met uitsluiting van alle andere, mogen slechts worden verwerkt de gegevens betreffende de identiteit van de consument of van de zekerheidssteller, het bedrag en de duur van de kredieten, de periodiciteit van de betalingen, de gebeurlijk toegestane betalingsfaciliteiten, de betalingsachterstanden, alsook de identiteit van de kredietgever. Dit laatste gegeven mag uitsluitend aan de verantwoordelijke voor de verwerking en aan de consument worden medegedeeld tenzij het betalingsachterstanden betreft.
  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inhoud van de gegevens bedoeld in het voorgaande lid bepalen.
  § 2. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 1, eerste lid kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
  1° bepalen welke categorieën van strafrechtelijke veroordelingen, die tegen de consument of de zekerheidssteller zijn uitgesproken, mogen worden verwerkt, voor de consument of de zekerheidssteller daarvan voorafgaandelijk en schriftelijk in kennis werd gesteld;
  2° de natuurlijke personen en privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen aanwijzen welke de verwerking van de gegevens, zoals bedoeld in het 1°, mogen uitvoeren;
  3° de bijzondere voorwaarden en modaliteiten vaststellen welke voor deze verwerking moeten worden in acht genomen.

Artikel VII.147/35

§ 1. De persoonsgegevens mogen slechts aan de volgende personen worden medegedeeld :
1° de vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers;
2° de personen die door de Koning zijn toegelaten om kredietverzekeringsverrichtingen uit te voeren met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
3° de FMSA en de Bank in het raam van hun opdrachten;
4° de betalingsdienstaanbieders, in de mate dat deze personen hun gegevens inzake betalingsdiensten op basis van regelen inzake wederkerigheid meedelen;
5° de verenigingen van personen of instellingen bedoeld in 1°, 2°, en 4°, van dit lid die hiertoe erkend werden door de minister of zijn gemachtigde onder de volgende voorwaarden :
a) de rechtspersoonlijkheid bezitten;
b) gesticht zijn met een oogmerk dat ieder winstgevend doel uitsluit en enkel opgericht zijn met het oog op het beschermen van de professionele belangen van zijn leden;
c) samengesteld zijn uit leden die geen administratieve of strafrechtelijke sanctie hebben opgelopen.
De minister of zijn gemachtigde beslist over de aanvraag tot erkenning binnen twee maanden na de dag waarop alle vereiste documenten en gegevens zijn ontvangen.
Indien de aanvraag niet is vergezeld van alle voornoemde documenten en gegevens wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een mededeling in die zin binnen deze termijn wordt de aanvraag geacht volledig en regelmatig te zijn.
De weigering tot erkenning is met redenen omkleed en wordt aan de aanvrager meegedeeld bij aangetekende zending.
De minister kan de erkenning opschorten of intrekken van personen die niet meer aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen of die de verbintenissen die zij bij de erkenningsaanvraag hebben aangegaan niet naleven;
6° een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris, in de uitoefening van zijn mandaat of ambt, en in het raam van de uitvoering van een kredietovereenkomst;
7° de schuldbemiddelaar bij de uitvoering van zijn opdracht in het kader van een collectieve schuldenregeling, zoals bedoeld in de artikelen 1675/2 tot 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek;
8° de ambtenaren van de FOD Economie bevoegd om op te treden in het raam van boek XV;
9° de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de FOD Economie;
10° de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer binnen de uitvoering van haar opdracht;
11° de mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector.
§ 2. Zodra de persoonsgegevens verkregen zijn, mogen zij enkel worden meegedeeld aan de personen bedoeld in paragraaf 1.
§ 3. De aanvragen om inlichtingen gericht aan de verantwoordelijke voor de verwerking en uitgaande van de personen bedoeld in dit artikel, met uitzondering van de FSMA, de Bank, de ambtenaren bedoeld in het eerste lid, 8°, en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, moeten de consumenten over wie de aanvraag gaat individualiseren, aan de hand van hun naam, voornaam en geboortedatum; die aanvragen mogen worden gegroepeerd.

Onderafdeling 2. - Verwerking van gegevens

Artikel VII.147/36

§ 1. De gegevens worden uitgewist wanneer het behoud ervan in het bestand niet meer verantwoord is. De Koning kan een termijn bepalen voor de bewaring van de gegevens of van categorieën van gegevens.
De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens in het raam van het sluiten of het beheer van een kredietovereenkomst, mogen daarover slechts beschikken gedurende de tijd nodig voor het sluiten en het uitvoeren van kredietovereenkomsten, inzonderheid rekening houdend met de door de Koning, krachtens deze paragraaf, bepaalde termijnen voor de bewaring van gegevens.
§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking is verplicht alle maatregelen te treffen om de perfecte bewaring van de persoonsgegevens te verzekeren.
De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens zijn ertoe gehouden maatregelen te nemen om het vertrouwelijk karakter van deze gegevens te verzekeren en om ervoor te zorgen dat ze uitsluitend worden aangewend voor de doeleinden door of krachtens dit boek voorzien of voor het vervullen van hun wettelijke verplichtingen.
§ 3. De verantwoordelijke voor de verwerking wordt in het bijzonder belast met het toezicht op de geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling van persoonsgegevens en moet inzonderheid erop toezien dat de programma's voor geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling uitsluitend worden ontwikkeld en aangewend overeenkomstig dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten.
De Koning kan de regels bepalen volgens welke de verantwoordelijke voor de verwerking zijn opdracht moet uitvoeren.

Artikel VII.147/37

1. Wanneer een consument of een zekerheidssteller voor de eerste maal in een bestand wordt geregistreerd wegens wanbetaling met betrekking tot kredietovereenkomsten in de zin van dit boek, moet hem daarvan onverwijld door de verantwoordelijke voor de verwerking, rechtstreeks of onrechtstreeks, kennis worden gegeven.
§ 2. In die kennisgeving wordt vermeld :
1° de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking. Wanneer deze geen vaste vestiging op het grondgebied van de Europese Unie heeft, moet hij een op het Belgische grondgebied gevestigde vertegenwoordiger aanwijzen, onverminderd rechtsvorderingen die tegen de verantwoordelijke voor de verwerking zelf kunnen worden ingesteld;
2° het adres van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;
3° de identiteit en het adres van de persoon die het gegeven heeft medegedeeld;
4° het recht op toegang tot het bestand, op verbetering van foute gegevens en op uitwissing van gegevens, de modaliteiten voor de uitoefening van genoemde rechten, alsook de bewaringstermijn van de gegevens, zo er een bestaat;
5° de doeleinden van de verwerking.

Artikel VII.147/38

§ 1. Elke consument of zekerheidssteller heeft met betrekking tot de in de bestanden geregistreerde gegevens die zijn persoon of zijn patrimonium betreffen, de in de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde rechten.
§ 2. De consument en de zekerheidssteller kunnen verkeerde gegevens vrij en kosteloos laten rechtzetten volgens de voorwaarden door de Koning bepaald. In dat geval is de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe gehouden deze verbetering mede te delen aan de personen die inlichtingen van hem hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt.
§ 3. Wanneer in het bestand wanbetalingen verwerkt worden, kan de consument eisen dat de reden van de wanbetaling die hij mededeelt samen met de wanbetaling, wordt vermeld.
§ 4. De Koning kan de nadere regelen voor de uitoefening van de in dit artikel bedoelde rechten vaststellen.

Back to top