- Artikel VII.78, § 2 tot § 6
- Toepassingsgebied ratione materiae van artikel VII.78
- Verplichte vermeldingen in alle gevallen (VII.78, § 2 en § 6)
- De verplichte vermeldingen voor sommige bijzondere modaliteiten (VII.78, § 3)
- De verplichte vermeldingen voor geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden (VII.78, § 4)
- De verplichte vermeldingen voor de kredietovereenkomst gesloten met gebruikmaking van een middel voor communicatie via spraaktelefonie op verzoek van de consument (VII.78, 5)
Artikel VII.78, § 2 tot § 6
- De bepaling
- artikel VII.78, § 1
- artikel VII.78, §2
- artikel VII.78, §3
- artikel VII.78, §4
- artikel VII.78, §5
- artikel VII.78, §6
- De bepaling
- artikel VII.78, § 1
- artikel VII.78, §2
- artikel VII.78, §3
- artikel VII.78, §4
- artikel VII.78, §5
- artikel VII.78, §6
artikel VII.78, § 1
§ 1. De kredietovereenkomst wordt gesloten door de handmatige handtekening of de elektronische ondertekening, [...] van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op een duurzame gegevensdrager die het geheel van alle contractuele voorwaarden en vermeldingen bedoeld in dit artikel bevat. Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft evenals de kredietbemiddelaar krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst. Behalve voor de kredietopening is geen enkele kredietovereenkomst van bepaalde duur met aflossing van kapitaal voltrokken zolang er geen aflossingstabel, bedoeld in § 3, 4° van dit artikel, werd overhandigd aan iedere overeenkomstsluitende partij met een onderscheiden belang.
Bij een kredietopening laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Bij alle overige kredietovereenkomsten laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen.". In beide gevallen vermeldt de consument de datum en het juiste adres van de ondertekening van het contract.
De elektronische ondertekening bedoeld in het eerste lid gebeurt :
- door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12. en 3.27. van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.,
- of door een andere elektronische handtekening die de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de kredietovereenkomst en het behoud van de integriteit van deze overeenkomst verzekert. De Koning kan hiertoe criteria bepalen. In geval van betwisting is het aan de kredietgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
artikel VII.78, §2
§ 2. De kredietovereenkomst vermeldt op beknopte en duidelijke wijze :
1° het soort krediet;
2° de naam, voornaam, geboorteplaats e. datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen;
3° de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
4° desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
5° de duur van de kredietovereenkomst;
6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
7° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt;
8° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld;
9° de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst;
10° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII. 148 van het Wetboek van economisch recht";
11° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
12° de naam van de Centrale;
13° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.
artikel VII.78, §3
§ 3. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermeldt de kredietovereenkomst, met uitzondering van de kredietovereenkomsten bedoeld in § 4, op beknopte en duidelijke wijze :
1° indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde;
2° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;
3° de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;
4° in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met bepaalde duur, het recht van de consument om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen. Deze geeft aan :
a) de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden;
b) elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;
c) indien krachtens de kredietovereenkomst de debetrentevoet niet vast is, een duidelijke en beknopte vermelding dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;
5° indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen e. voorwaarden voor de betaling van de rente en terugkerende en niet-terugkerende kosten;
6° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII. 86;
7° de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming;
8° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;
9° desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;
10° desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen;
11° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII. 83, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag;
12° informatie over de uit artikel VII. 92 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;
13° het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald;
14° de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie;
15° in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden.
artikel VII.78, §4
§ 4. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermelden de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden, op een duidelijke en beknopte wijze :
1° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;
2° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst verschuldigde kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen gewijzigd worden overeenkomstig artikel VII. 86.
artikel VII.78, §5
§ 5. In afwijking van hetgeen voorzien is in paragraaf 1, indien de kredietovereenkomst gesloten wordt met gebruikmaking van een middel voor communicatie via spraaktelephonie op verzoek van de consument, wordt onverwijld een door de kredietgever getekend exemplaar van de kredietovereenkomst overgemaakt aan de consument.
Toepassingsgebied ratione materiae van artikel VII.78
Buiten de hierna genoemde uitzonderingen, zijn de door art. VII.78 [VII.134] vereiste vermeldingen van toepassing op alle gereglementeerde kredietovereenkomsten.
Kredietovereenkomst die niet onder artikel VII.78 vallen
Artikel 78 is niet van toepassing op:
- de kredietovereenkomsten van minder dan 200 euros (VII.3, § 3, 1°)
- de geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost (VII.3, § 3, 2°)
- de overschrijdingen (VII.3, § 3, 4°)
Kredietovereenkomst die gedeeltelijk onder artikel VII.78 (VII.134) vallen
Bijzonder regime voor:
-
Geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden (VII.3, § 3, 3°) waarop alleen de bepalingen van artikel VII.78, §§ 1 en 2, 1° tot 13°, § 4, 1° et 2°, van toepassing zijn.
- De kredietovereenkomsten zoals bedoeld in artikel VII.3, § 3, 6°, waarop allen de bepalingen van artikel VII.78, §§ 1, 2, 1° tot 8°, 3, 2°, 3° en 4°;
Verplichte vermeldingen in alle gevallen (VII.78, § 2 en § 6)
Het FOD is bevoegd om de contractmodellen die door de kredietgevers wordt gebruikt te erkennen. In het kader van dit onderzoek, doet de FOD een lijst van voorafgaande opmerkingen geworden. (zie "Meest voorkomende opmerkingen FOD Economie bij de beoordeling van de contracten consumentenkrediet") : Commentaar van de administratie Een beding dat het bedrag vastlegt van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft, is in elk geval onrechtmatig (art. VI.83, 17° WER). Wanneer bijvoorbeeld de kredietgever zich in het raam van een lening op afbetaling de mogelijkheid voorbehoudt de terbeschikkingstelling van het kapitaal contractueel te spreiden naargelang de opeenvolgende leveringen of van bijvoorbeeld de voortgang van de werken, moet er een wederzijdse schadevergoeding worden opgenomen ten gunste van de consument in geval van laattijdige betaling van het kapitaal. De consument heeft in die gevallen recht op een aangetekende brief, ook als die niet op straffe van nietigheid is voorgeschreven. Dat recht kan niet ingeperkt worden (artikel VII. 2, § 4 WER). In dat verband kan er op gewezen worden dat niet elke consument vertrouwd is met het e-mail verkeer, zelfs als hij beschikt over een e-mail adres. De kans bestaat dat hij de e-mail over het hoofd ziet, eventueel omdat de mail als “spam” beschouwd wordt, met mogelijk ernstige financiële gevolgen. De e-mail kan ook geopend worden door iemand anders (wat ook geldt voor de opmerking hierna). Er kan ook niet bepaald worden dat een e-mail met ontvangstbevestiging dezelfde bewijskracht heeft als een aangetekende brief. Een aangetekende brief kan niet gelijk gesteld worden aan een eenvoudige “e-mail die een ontvangstbevestiging oplevert” in zover die laatste niet alle garanties biedt die een aangetekende bezorging biedt zoals voorzien in de Europese regelgeving. De kredietgever die zowel niet-aangetekende brieven als e-mails verstuurt moet in het contract aangeven in welke specifieke gevallen hij een brief dan wel een e-mail stuurt, de consument kan daarover niet in het ongewisse gelaten worden. Alle contractuele bepalingen moeten duidelijk zijn. Verder moet de kredietnemer, ook op basis van de Privacywetgeving, weten wat de gevolgen zijn als hij zijn e-mailadres geeft, zodat hij ook kan beslissen om het niet te geven, of niet voor die doeleinden. Hij kan daarover in de algemene voorwaarden niet voor voldongen feiten geplaatst worden. In het raam van wanbetalingen bv. kan de aangetekende brief van ingebrekestelling dus niet vervangen worden door een e-mail, maar mits akkoord van de consument kunnen eventueel wel herinneringsmails verstuurd worden voorafgaand aan de ingebrekestelling. Voor die e-mails kunnen wel geen kosten voor “herinneringsbrieven” en portkosten (artikel VII. 106, § 2 WER) aangerekend worden.
De wet bepaalt een reeks verplichte vermeldingen die op beknopte en duidelijke wijze moeten worden opgenomen in de overeenkomst. In dit opzicht kan verwezen worden naar de commentaren van artikel VII.64 inzake reclame dat een vergelijkbare vereiste bevat (op een duidelijke, beknopte, opvallende en desgevallend hoorbare wijze). De overeenkomst is bestemd voor de gemiddelde consument en moet begrijpelijk zijn voor hem. Het is dus beter technische termen of juridisch jargon te vermijden die niet tot de woordenschat van deze gemiddelde consument behoren. De vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid zoals bedoeld onder art. VI.2. wordt niet nageleefd als de gemiddelde consument de draagwijdte van de bepaling niet begrijpt, zelfs wanneer de bepaling op linguïstische en grammaticale wijze begrijpelijk is. In dit kader kan men verwijzen naar het arrest van het HvJ van 26 februari 2015 in Matei C 143/13 en het arrest van het HvJ van 30 april 2014 in de zaak Arpad Kasler (C-26/13).. De grootte van de gebruikte lettertekens is een duidelijke factor van leesbaarheid. De administratie benadrukt in haar adviezen telkens opnieuw het belang van de leesbaarheid van de overeenkomsten. Voor de grootte van de lettertekens stelt zij voor om de overeenkomst op te stellen in lettertekens die niet kleiner mogen zijn dan acht punten, net zoals de Franse code de la consommation. De Vrederechter van Gent heeft de toepassing van de algemene voorwaarden die in een minuscuul lettertype vermeld staan op een A4 blad en die in elk geval onleesbaar zijn voor de rechtbank, afgewezen (Vred. Gent, 8 januari 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, 20). De Vrederechter van Turnhout heeft hetzelfde gedaan voor wat betreft de algemene voorwaarden die in een extreem klein lettertype in het grijs op een wit blad werden vermeld (Vred. Turnhout, 3 augustus 2007, Jaarboek Kredietrecht 2007, noot Broekaert). Aangezien de wet de beroepsbeoefenaar de verplichting oplegt om de consument volledig te informeren, mag de overeenkomst in principe niet zonder meer verwijzen naar de wet. In de overeenkomst moet een tekst en/of bedingen worden opgenomen waarin de teksten of de beginselen van de wet worden gereproduceerd. Een kredietgever mag zich dus niet beperken tot het voorzien van een ontbindend beding dat verwijst naar de gevallen van artikel 29. Deze gevallen moeten zelf uitdrukkelijk vermeld worden in de kredietovereenkomst. De kredietgever is vaak geneigd in de kredietovereenkomst een beding van verwijzing naar de algemene voorwaarden op te nemen die hij heeft uitgewerkt voor al zijn verrichtingen. De verplichte vermeldingen moeten volgens de wet verplicht worden opgenomen in de overeenkomst; ze kunnen dus niet worden opgenomen in algemene voorwaarden of in een lastenboek waarnaar de overeenkomst verwijst (in deze zin: Vred. Sint Nicolas, 23 oktober 2003, Jaarboek Kredietrecht., 2003, 29). De verwijzing naar de algemene voorwaarden mag dus enkel betrekking hebben op vermeldingen waarvan de wet niet de verplichte opname in de overeenkomst oplegt. Dit veronderstelt dat deze voorwaarden worden gevoegd bij de overeenkomst en dat een exemplaar ervan wordt overhandigd aan de consument en dat hij dit gelijk met de overeenkomst ondertekent (zie HvJ, 9 november 2016 in de zaak Home Credit Slovakia C-42/15). Volgens de administratie zijn verwijzingen naar een algemeen reglement slechts mogelijk in de mate dat dit reglement niet in strijd is met het WER en dat de consument er kennis van heeft gekregen met het voorstel van overeenkomst. Het beding dat bepaalt dat de tekst van dit Reglement op eenvoudig verzoek kan verkregen worden in alle agentschappen is niet voldoende om te voldoen aan de in artikel VII.70 [VII.127] en VII.74 [VII.129] van de wet bedoelde informatieplicht van de kredietgever. Ten slotte voldoet de toevoeging van algemene voorwaarden die van toepassing zijn op verrichtingen die geen verband houden met de kredietovereenkomst niet aan de vereisten van duidelijkheid en beknoptheid. Bij het onderzoek van de kredietovereenkomst in uitvoering, kan de administratie verzoeken om de wijziging van de bepalingen van de algemene voorwaarden die in strijd zouden zijn met de WCK of ten minste dat in de kredietovereenkomst een opsomming zou worden opgenomen van de bepalingen van de algemene voorwaarden die niet kunnen worden toegepast op de verrichtingen van consumentenkrediet. De administratie heeft dus het volgende advies uitgevaardigd: Deze algemene voorwaarden moeten worden onderworpen aan de FOD Economie net zoals de rest van de overeenkomst. Dit geldt overigens eveneens voor andere documenten waarnaar de kredietovereenkomst kan verwijzen zoals het algemene bankreglement, de beginselen van weging in geval van Lombard krediet, de algemene voorwaarden die verband houden met het gebruik van een kredietkaart en eventueel met de diensten die eraan gekoppeld zouden zijn. De administratie merkt vaak op dat het gebruik van technische termen die verschillen van deze die de wet gebruikt het begrip van de bepalingen soms bemoeilijkt en de consument misleidt indien hij de wettekst en de contractuele tekst wil vergelijken. Artikel VII.78, § 2, 1°, [VII.134, § 2,1°] legt de verplichting op om in de standaardovereenkomst het soort krediet te vermelden dat door de overeenkomst wordt beoogd. Dit verwijst naar de gereglementeerde kredietsoorten: verkoop op afbetaling, lening op afbetaling, financieringshuur, kredietopening, geoorloofde debetstand, overschrijding of nog, Hypothecair krediet met roerende of onroerende bestemming. De betrokken kredietvorm moet vermeld worden door de terminologie van de wet minstens in de titel van de overeenkomst te gebruiken. De consument moet immers, bij de vergelijking van de inhoud van de overeenkomst met de tekst van de wet, kunnen begrijpen welke de bepalingen zijn die van toepassing zijn op de beoogde kredietovereenkomst. Het is niet verboden om daarnaast een handelsbenaming te gebruiken, maar de overeenkomst moet minstens een definitie geven van de handelsbenaming door verwijzing naar de terminologie van de wet. Ten slotte is voor het begrip van de consument vereist dat de overeenkomst minstens in de hoofding van de bepalingen ervan de volledige titel van de wet bevat die van toepassing is op de overeenkomst.(Consumentenkrediet gereguleerd door het Wetboek van economisch recht [Boek VII, titel 4, hoofdstuk 1] of hypothecair krediet met onroerende bestemming gereguleerd door het Wetboek van economisch recht [Boek VII, titel 4, hoofdstuk 2]. Hoewel het toegelaten is, is de combinatie binnen dezelfde overeenkomst van twee kredieten niet de meest gelukkige vorm voor de leesbaarheid en het begrip van de consument. In een advies dat aan een kredietgever werd overgemaakt, verduidelijkt de administratie het volgende: het zou logisch lijken dat, in het geval dat er twee kredietvormen worden toegekend, deze gekoppeld zouden worden aan twee verschillende rekeningen zodat de bank met zekerheid zou kunnen zeggen voor welk krediet het bedrag werd opgenomen, behoudens andere maatregelen die u zou treffen maar die op dit ogenblik niet vermeld worden in uw overeenkomst. De verwijzing naar de algemene voorwaarden van de bank stelt meer bepaald problemen op twee vlakken (hieronder vermeld). Ten eerste wordt in artikel 33.2 van de algemene voorwaarden van de bank vermeld dat "alle geschillen worden onderworpen aan de exclusieve bevoegdheid van de rechtbanken van het arrondissement Brussel". De kredietgever mag echter niet beslissen welke de bevoegde rechter is die moet kennisnemen van het geschil. Krachtens artikel 628, 8° van het Gerechtelijk Wetboek is de rechter van de woonplaats van de consument bevoegd op het vlak van consumentenkrediet. Ten tweede kan het beding 30.1, § 3 van de algemene voorwaarden van de bank, dat betrekking heeft op het einde van de zakenrelatie, in conflict komen met de dwingende bepalingen van de WCK. Gelieve in dit opzicht te noteren dat het altijd mogelijk is voor de kredietgever om, mits inachtneming van bepaalde voorwaarden, de ontbinding van de overeenkomst te vorderen krachtens artikel 95 van de WCK. Het is evenmin mogelijk voor de bank om er alleen maar naar te verwijzen onder voorbehoud dat zij niet strijdig zijn met de dwingende wetsbepalingen, aangezien de consument het recht heeft om op een duidelijke en beknopte wijze geïnformeerd te worden overeenkomstig artikel 14 van de WCK [VII.78]. Gelieve bijgevolg ofwel de bepalingen van de algemene voorwaarden aan te duiden die van toepassing zullen zijn, ofwel deze aan te duiden die niet van toepassing zullen zijn. In het beste geval worden deze opgenomen in de algemene voorwaarden van de kredietovereenkomst om de lezing ervan te vergemakkelijken voor de consument. Wij zien het belang niet in van de woonstkeuze in artikel 16 van uw algemene voorwaarden vermits het adres van de kredietgever waarmee de consument moet rekening houden wordt vermeld op de eerste bladzijde van de overeenkomst, overeenkomstig artikel 14, § 2, 3° van de WCK [VII.78, § 2, 3°, CDE]. De verveelvoudiging van informatie van dezelfde soort kan ook enkel leiden tot misleiding van de consument, hetgeen moet vermeden worden overeenkomstig de ratio legis van de wet.
Artikelen VII.78, § 2, 1° et VII.134, § 2, 1° leggen de verplichting op om in de overeenkomst het soort krediet te vermelden dat beoogd wordt door de overeenkomst. Het WER identificeert de volgende gereglementeerde kredietsoorten: Consumentenkrediet : Het hypothecair krediet : Belangrijke opmerkingen: Volgens het verslag aan de Koning, Wat het begrip "kredietsoort" onder artikel 2, § 1, 5°, betreft wordt verwezen naar de algemene inleiding supra. Tot op heden werd in het raam van het consumentenkrediet onder kredietsoort verstaan een verkoop op afbetaling, een lening op afbetaling een financieringshuur of een kredietopening. Deze "soorten" krediet kunnen met uitzondering van de financieringshuur eveneens gelden voor het hypothecair krediet. Het klassieke woonkrediet beantwoordt volkomen aan de definitie van "lening op afbetaling" zoals bedoeld in artikel I.9, 48°, WER: "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen". Voor de hypothecaire kredietovereenkomsten worden de kredieten met wedersamenstelling, overbruggingskredieten en de verkoop van een onroerend goed op afbetaling beschouwd als kredieten die worden gelijkgesteld aan een krediet op afbetaling (zie het Verslag aan de Koning voorafgaand aan het KB van 23 maart 2017 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren). Ten uitzonderlijke titel en uitgaande van de volstrekt bijzondere modaliteiten voor een specifiek cliënteel, gebeurt het soms dat de FOD Economie sui generis contracten aanvaard die zich niet aan een van de in de wet opgesomde kredieten kan voegen. Deze zeer uitzonderlijke gevallen, veronderstellen dat er een onderzoek gebeurt van alle contractuele bepalingen en kunnen delicate vragen opwerpen inzake de redactie ervan in het licht van de dwingende bepalingen van de wet. Om het type van krediet te kunnen identificeren in de reclame, prospectus, SECCI of ESIS en de kredietovereenkomst en om de consument volledig te kunnen informeren, kan de benaming worden vervolledigd door de principiële modaliteiten van de overeenkomst, zijnde de duur (bepaald/onbepaald), de rentevoet (vast/variabel), de terugbetalingsmodaliteiten van het kapitaal (afschrijving wederbelegging, eenmalige afschrijving, …). Het is dus aangeraden om bv. gebruik te maken van de volgende benamingen: De adviesplicht van kredietgevers en bemiddelaren houdt in dat zij verplicht zijn het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet. De eerste stap is een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten krediet volgens de hierboven vermelde categorieën. Het gaat er ook om bij een bepaald soort krediet de meest geschikte vorm te zoeken, rekening houdend met de financiële situatie van de consument en het doel van het krediet. Wanneer de kredietgever en de tussenpersoon weten of moeten weten dat het krediet wordt gebruikt voor de financiering van een goed of een dienst, moeten zij dit in de overeenkomst vermelden om de consument de bescherming te bieden van de in de artikelen VII.91 en VII.147/5 bedoelde opschorting van betalingen tot de levering. Deze kredietmethode lijkt het meest geschikt voor kredietdoeleinden. Indien de kredietgever voornemens is het geld rechtstreeks aan de consument te betalen, heeft hij in ieder geval een bijzondere verplichting om informatie te verstrekken over het recht om betalingen op te schorten tot aan de levering en het risico van betaling aan de verkoper vóór de levering (zie de toelichting op deze bepalingen). De sui generis contracten Ten uitzonderlijke titel en uitgaande van de volstrekt bijzondere modaliteiten voor een specifiek cliënteel, gebeurt het soms dat de FOD Economie sui generis contracten aanvaard die zich niet aan een van de in de wet opgesomde kredieten kan voegen. Deze zeer uitzonderlijke gevallen, veronderstellen dat er een onderzoek gebeurt van alle contractuele bepalingen en kunnen delicate vragen opwerpen inzake de redactie ervan in het licht van de dwingende bepalingen van de wet. De kredietgever mag een handelsbenaming gebruiken voor zover deze op een duidelijke en nauwkeurige wijze wordt uitgelegd in de bijzondere voorwaarden (terminologie) en geen verwarring schept. Deze benaming kan echter slechts geldig zijn indien deze niet in strijd is met de bepalingen met betrekking tot de kredietpromotie, dit wil zeggen met artikel 6 van de WCK. Bij de beoordeling van deze benaming wordt ook rekening gehouden met het doel van de wet, dit wil zeggen de bescherming van de consument en de bevordering van de vergelijking van de kredietaanbiedingen door de gemiddelde consument, en bijgevolg met de mogelijkheid voor laatstgenoemde om het product te identificeren dat hem wordt aangeboden ten opzichte van de bepalingen van de WCK. Bijgevolg, moet de titel van de overeenkomst in ieder geval de wettelijke benaming zijn, vermits het een document betreft dat de consument zal ondertekenen en dat hem zal verbinden ten aanzien van de kredietgever; kan de wettelijke of handelsbenaming zonder onderscheid worden gebruikt in de algemene en bijzondere voorwaarden van de overeenkomst. Het lijkt echter opportuun om slechts één enkele term te gebruiken om de lezing en het begrip van de consument te vergemakkelijken; kan de handelsbenaming gebruikt worden in de reclame die voor dit product wordt gemaakt, onder voorbehoud van de bepalingen van de WCK inzake reclame, voor zover de wettelijke benaming minstens één keer rechtstreeks en duidelijk wordt aangegeven(VII.65, § 2, al.2, 5°/VII.123, § 2, al. 2, 5°). Hoewel het toegelaten is, is de combinatie binnen dezelfde overeenkomst van twee kredieten niet de meest gelukkige vorm voor de leesbaarheid en het begrip van de consument. In een advies dat aan een kredietgever werd overgemaakt, verduidelijkt de administratie het volgende: het zou logisch lijken dat, in het geval dat er twee kredietvormen worden toegekend, deze gekoppeld zouden worden aan twee verschillende rekeningen zodat de bank met zekerheid zou kunnen zeggen voor welk krediet het bedrag werd opgenomen, behoudens andere maatregelen die u zou treffen maar die op dit ogenblik niet vermeld worden in uw overeenkomst.
De inlichtingen inzake de identiteit van de consument en de borgen moeten worden opgenomen in de overeenkomst nadat ze zijn onderzocht [VII.76 - VII.132] aan de hand van identiteitsdocumenten. Deze controles zijn belangrijk in zoverre dat consumenten in bepaalde gevallen hebben geprobeerd zich onrechtmatig de identiteit van een derde toe te eigenen om een krediet te verkrijgen. De afwezigheid van de vermelding van de geboorteplaats van de consument verplicht de rechter er bijvoorbeeld toe de sanctie toe te passen voorzien in artikel 86 [VII.195] van de wet (Vred. Kortrijk, 30 januari 2002, Jaarboek Kredietrecht 2002, 69). Hoewel het niet in de wet wordt aangegeven, moet de kredietgever eveneens beschikken over het rijksregisternummer van de consument. Het is namelijk door middel van dat nummer dat de Centrale voor Kredieten aan Particulieren moet worden geraadpleegd, wat verplicht is (VII.150, CDE). Wanneer de overeenkomst bij een kredietbemiddelaar wordt gesloten, is de kredietbemiddelaar verantwoordelijk voor de identiteitscontrole (Vred. Zomergem, 28 maart 1997, Jaarboek Kredietrecht 1997, 120).
VII.78, § 3°: de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie; Elke vermelding die verwijst naar een vergunning is verboden (artikel VII.65, § 2, 1° WER - VII.123, § 2, al.2), tenzij een bijzondere regelgeving hiervan zou afwijken. De artikelen VII.65 en VII.123 verwijzen naar de reclame maar de definitie, maar de definitie ervan is erg breed (art. I.8, 13 en art. I.9, 44): iedere mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen. De wetgever wilde vermijden dat de verwijzing naar een vergunning zou kunnen worden geïnterpreteerd als een overheidswaarborg voor de aangeboden kredietverrichtingen, en wilde de kredietgever niet toelaten naleving van de wet te laten inroepen als bewijs van integriteit. Advies van de administratie: Wij zien het belang niet in van de woonstkeuze in artikel 16 van uw algemene voorwaarden vermits het adres van de kredietgever waarmee de consument moet rekening houden wordt vermeld op de eerste bladzijde van de overeenkomst, overeenkomstig artikel 14, § 2, 3° van de WCK. De verveelvoudiging van informatie van dezelfde soort kan ook enkel leiden tot misleiding van de consument, hetgeen moet vermeden worden overeenkomstig de ratio legis van de wet. VII.78, § 2, 4° en VII.134, § 2, 4° : desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie; De aanduiding van de naam van de kredietbemiddelaar is vereist, ongeacht of het gaat om een verbonden agent of een kredietmakelaar. De informatie volstaat niet. Ze moet worden aangevuld met de aanduiding van de hoedanigheid van de tussenpersoon overeenkomstig artikel 63 §2 (hoedanigheid van kredietmakelaar of kredietagent). Voor de consumentenkredietovereenkomsten, dient de informatie die onder art. VII.78, § 2, 4° wordt hernomen, vervolledigd worden door de aanduiding van de kwalificatie van de agent overeenkomstig art. VII.73 (kredietmakelaar of verbonden agent). Elke vermelding die verwijst naar een inschrijving wordt verboden (art. VII.65, § 2, 1°), tenzij er een bijzondere bepaling afwijkt van dit verbod. Art. VII.65 heeft betrekking op de reclame maar de definitie van reclame, zoals bepaald onder art. I.8, 13 ° van de wet is zeer breed Voor de hypothecaire kredietovereenkomsten, voorziet art.VII.128, §1, bovenop de informatie die wordt hernomen onder art. VII.134, dat de bemiddelaar alvorens de bemiddeling aan te vangen, het registratienummer waaronder hij is inschreven bij de FSMA (concreet zijn KBO nummer) moet aangeven samen met de middelen om deze inschrijving te controleren( de link naar de website van het FSMA waar dit register kan worden geraadpleegd) en moet aanduiden of hij een verbonden agent is of ten exclusieve titel voor meerder kredietgevers werkt. In dit geval, moet hij ook de naam van de kredietgevers, voor wie hij optreedt, vermelden (b.v. Kredietbemiddelaar, BVBA XYZ, Handelsstraat 25 te 1040 Etterbeek, FSMA / KBO 0123.456.789 Verbonden agent van Bankrediet NV of exclusieve agent van Bankkrediet NV en van NV Kaartkrediet XY).
Ook indien omwille van commerciële redenen een andere term dan kredietbemiddelaar zou moeten gekozen worden, is de administratie van oordeel dat het van essentieel belang is dat de consument zonder problemen elke tussenkomende persoon en bij uitbreiding de verantwoordelijkheden en verplichtingen van elk van hen kan identificeren. In de overeenkomst zou de consument dus uitleg moeten gegeven worden over de gebruikte term en over de reden van deze verveelvoudiging van actoren. Voorbeelden - rechtspraak: De rechter paste de sanctie voorzien in artikel 86 [VII.195] toe omdat de identificatie van de kredietbemiddelaar niet overeenstemde met wat artikel VII.78, §2 3° voorschrijft (Vred. Kortrijk, 4 maart 1997, T. Vred. 1997, 419; Vred. Gent, 3 december 1998, Jaarboek Kredietrecht 1998, 119); De weglating van de naam, voornaam of vennootschapsvorm alsook het inschrijvingsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken, van de kredietbemiddelaar, zorgt voor een nietigverklaring van de leenovereenkomst of een vermindering van de verplichtingen van de consument tot het nominale bedrag van de lening krachtens art. 86 WCK [VII.195, WER], met behoud van het voordeel van de gespreide betalingen (Vred. Gent, 3 december 1998, Jaarboek Kredietrecht, 1998, 171). Wanneer de kredietovereenkomst door bemiddeling van een kredietagent wordt gesloten, moet de consument op de hoogte zijn van zijn hoedanigheid als kredietbemiddelaar alsook van de draagwijdte van zijn bevoegdheden. De loutere vermelding van een getal van 10 nauwelijks leesbare cijfers op het kredietaanbod voldoet niet aan deze voorwaarde, gezien de consument op die manier de identiteit van de persoon in kwestie niet kan bepalen (schending van artikel 63, § 1 van de wet op het consumentenkrediet [VII.73, WER]) (Vred. Sint Niklaas, (II), 8 december 1999, T.Vred., 2002, 105). FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie 02/277.54.84 (NL) en 02/277.54.85 (FR) https://meldpunt.belgie.be/ (NL) https://pointdecontact.belgique.be/ (FR) Principe De duur van de kredietovereenkomst moet verduidelijkt worden. Het kan niettemin een onbepaalde duur betreffen zoals vaak het geval is voor de kredietopeningen. De administratie herinnert er herhaaldelijk aan dat het niet mogelijk is in een kredietovereenkomst om een stilzwijgende verlenging te voorzien of de mogelijkheid om stilzwijgend een nieuwe kredietovereenkomst tot stand te brengen die door schuldvernieuwing in de plaats zou komen van de initiële overeenkomst. Het vereiste formalisme voor de totstandkoming van de overeenkomst zou dus geschonden zijn. Behoudens in sommige gevallen van verkoop op afbetaling, loopt de duur van de kredietovereenkomst vanaf de ondertekening van het kredietcontract en moet bepaald worden in termen van x dagen, maanden, jaren, of een combinatie daarvan. Het volstaat niet om een eindvervaldag te bepalen. Het volstaat ook niet om het aantal en de periodiciteit van de termijnbedragen mee te delen, dat is een andere verplichte vermelding (artikel VII. 78, § 3, 3° WER - VII.134, § 3, 3° WER). In sommige gevallen van verkoop of afbetaling kan de voorgaande regeling niet altijd toegepast worden. Denken we bijvoorbeeld aan autofinanciering waar de exacte leveringsdatum niet is gekend.
Adviezen van de administratie (Consumentenkrediet)
De administratie aanvaardt geen kredietovereenkomsten die de consument de mogelijkheid bieden het geleende bedrag te verhogen. Dat is het geval bij een overeenkomst waarin meerdere bedragen worden vermeld die kunnen worden toegestaan. Dat procédé is in strijd met artikelen VII.78, § 2, 6° en VII.134, § 2, 6° (de kredietgever moet het bedrag vermelden); met artikelen VII.75 en VII.131(men moet het bedrag zoeken dat het beste is aangepast gelet op de financiële situatie van de consument op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst); met artikelen VII.69 en VII.126 (de consument moet een uitdrukkelijke en voorafgaande aanvraag indienen); met artikelen VII.77 en VII.133 (de kredietgever moet telkens de financiële situatie van de consument controleren). Dit sluit niettemin niet uit dat het bedrag van het gebruik van het krediet afhankelijk is van de portefeuille van roerende waarden in het kader van een Lombard Krediet. De verplichting om het kredietbedrag te vermelden verbiedt in de kredietovereenkomst een variabel bedrag te bepalen. Zo heeft de administratie een praktijk verboden die erin bestond te bepalen dat na een bepaalde periode de begunstigde van een kredietopening automatisch over een verhoging van de maximale kredietlimiet kon beschikken. De administratie oordeelt dat de trapsgewijze kredietopening niet alleen strijdig is met de plicht om het bedrag te vermelden dat zal worden toegekend, maar met de plicht om het type krediet te zoeken dat het best is aangepast aan de situatie van de consument op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst. Op het vlak van het gebruik van de kaart die gekoppeld is aan de kredietopening vestigen wij uw aandacht op het feit dat de wijziging van het plafond van het gebruik aanleiding zal moeten geven tot de ondertekening van een nieuwe kredietovereenkomst indien het plafond wordt verhoogd en het hierdoor het kredietbedrag overschrijdt dat werd verleend in de overeenkomst. Alleen een verzoek tot begrenzing van de gebruikslimiet door de consument die lager zou zijn dan het bedrag van de kredietopening kan aanvaard worden. In de overeenkomsten moeten de verschillende manieren worden vermeld waarop de consument het krediet mag gebruiken en de voorwaarden die hierop van toepassing zijn. Voor een krediet dat ter beschikking wordt gesteld in de vorm van een kaart moeten dus de voorwaarden worden vermeld die van toepassing zijn op de aankopen (in de winkels van de distributieketen die de kaart heeft uitgegeven, bij andere distributeurs, in België, in het buitenland ...), de geld afhalingen in terminals, de betalingen via internet, (indien dit gebruik mogelijk is), enz. Het HvJ heeft zich uitgesproken over de mogelijkheid om kosten in te houden op het kredietbedrag en, heeft deze mogelijkheid uitgesloten middels een controversieel arrest (Zaak C-377/14 - HvJ (derde kamer) van 21 april 2016 - Ernst Georg Radlinger en Helena Radlingerová tegen Finway a.s.). Het argument van het hof bestaat erin dat de inhouding op het totaal verschuldigd bedrag van het krediet tot gevolg zou hebben dat het JKP wordt ondergewaardeerd. Volgens het Hof, de begrippen «totaal kredietbedrag » en « totale kosten van het krediet voor de consument », sluiten elkaar uit en het totale kredietbedrag kan geen van de bedragen omvatten die behoren tot de totale kosten van het krediet voor de consument. Deze beslissing heeft geleid tot perplexiteit bij meerdere auteurs (zie. VANNEROM J., « Een bondig overzicht van het hypothecair kredietrecht 2.0 », D.C.C.R., 2016, n° 111, p. 61-72;) des temeer dat het voorbeeld 7c van bijlage 1 aan het KB van 14 september 2016 de financiering van de eenmalige premie van de schuldsaldo verzekering beoogt. Het is niet uitgesloten dat latere rechtspraak dit arrest zal verduidelijken of temperen (BIQUET-MATHIEU C., "Le capital et les intérêts", in Le crédit hypothécaire au consommateur, ULG/UCL, Larcier, Coll. Patrimoine et notariat, 2017, bl. 268 ; BLOMMAERT D. et VANNEROM J., "Lure with Bait, Strike with Chaos... Over de scheiding van kosten en krediet en de gemeenschap van schadevergoedingen", noot sub C.J.U.E. (3de K.), 21 april 2016, c-377/14, Radlinger et Radlingerova/Finway, Jaarboek Kredietrecht 2016, bl. 109) Tenslotte dient men eraan te herinneren dat de kapitalisatie van interesten slechts wordt toegelaten in de gevallen overeenkomstig de bepalingen van art. 1154 B.W. en art. I. 9, 60°WER.
De kredietgever kan niet, enerzijds, elke debetstand die het kredietbedrag te boven gaat verbieden (artikel VII. 100 WER) en, anderzijds, actief toestaan dat een debetstand het kredietbedrag te boven gaat. Als de kredietgever technisch in staat is om de opdracht tot kredietopname (bv. via betaling met de betaal kaart of via een overschrijving) te weigeren als die het kredietbedrag zou overschrijden, moet hij dat ook doen. Indien hij dat niet doet, gaat het niet om een ongeoorloofde debetstand maar om een toegestane overschrijding van het kredietbedrag die de facto het kredietbedrag wijzigt, in strijd met artikel VII, 86, § 2 WER, tenzij het gaat om een overschrijding in de zin van artikel I. 9, 52° WER. In dat verband moet de kredietgever er ook op toezien dat er geen tegenspraak bestaat tussen de gebruiksvoorwaarden van het betaalinstrument dat hij aanbiedt, en het al dan niet bestaan van een contractueel verbod om het kredietbedrag te overschrijden. Uiteindelijk is de kredietgever in de meeste gevallen technisch in staat om het even welke betaling/ kredietopneming te blokkeren. In dit verband kan bovendien verwezen worden naar de Memorie van Toelichting betreffende artikel 60bis van de voormalige wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, later onveranderd overgenomen in artikel VII.100 van het Wetboek van economisch recht (Parl. St., Kamer, Zitt. 52 2468/001, blz. 21 7 evenals blz. 52).
De kredietgever moet de manier verduidelijken waarop de rentevoet wordt toegepast of, anders gezegd, de methode die dient voor de berekening van de interesten. De berekeningsmethode van de rentelasten moet op zodanige wijze worden vermeld dat de consument de rentekosten kan berekenen indien hij dit wenst. Deze methode kan variëren naargelang het ritme van kapitalisatie van de interesten, bijvoorbeeld dagelijks, maandelijks, per kwartaal...en het aantal dagen van een jaar, bijvoorbeeld 360, 365 of zelfs 366 dagen. Voor de consument is het duidelijker om de berekeningsformule te vermelden eerder dan een beschrijving van de methode aan de hand van woorden. De berekeningswijze van debetrente moet zo meegedeeld worden dat de consument de debetrente kan narekenen als hij dat wenst. Het volstaat niet om te spreken van een “nominale” of “actuariële” berekening. De meest voorkomende berekeningswijzen zijn: Voor alle consumentenkredietovereenkomsten, met uitzondering van de kredietopeningen, mag de debetrentevoet slechts verschillen binnen de voorwaarden en de regels die door de artikelen VII.143 en VII.144 zijn bepaald voor het hypothecair krediet (verwijzing van art. VII.86, § 3). Dit betekent in het bijzonder dat de variaties zich slechts kunnen voordoen op basis van een van de referte indexen die door de Koning worden bepaald.
In dat geval kan de debetrente dus bv. niet wijzigen op basis van de Euribor. De nieuwe definitie van het hypothecair krediet verandert op dat vlak niets voor het consumentenkrediet. In geen geval kan de wijziging arbitrair zijn. De FOD Economie verwijst in dat verband naar het arrest van het Europees Hof van 26 februari 2015 in de zaak Matei C -143/13 en dat van 30 april 2014 in de zaak Arpad Kasler C -26/13. De wijziging kan dus gebeuren op basis van een interne of externe index of referentierentevoet, maar bv. ook overeenkomstig een wijziging van de wettelijk maximale JKP’s, of op basis van andere procedures, op voorwaarde dat de consument kan inschatten in welke specifieke omstandigheden hij welk soort wijziging kan verwachten. (zie ook de commentaar van art. VII.143). Om de consument volledig te informeren, verplicht de wet de kredietgever om alle elementen te verstrekken die de berekening van de debetrentevoet mogelijk maken op alle tijdstippen van de overeenkomst, zonder dat er een element is dat afhangt van diens subjectieve appreciatie. Als de kredietgever zich het recht voorbehoudt om de debetrentevoet te wijzigen, dan moet hij bepalen hoe en wanneer. Het volstaat niet te bepalen dat de kredietgever “de debetrentevoet kan wijzigen op gelijk welk ogenblik”. De eventuele index of referentievoet, alsook de termijnen, voorwaarden en procedures van de wijziging van de debetrentevoet, moeten in het contract staan. De wijziging van de debetrentevoet moet zo bepaald zijn dat de gemiddelde consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen voor hem kan voorzien (artikel VI.37 WER). Elke wijziging van de debetrentevoet moet vooraf meegedeeld worden (VII.86, §4), behalve als het gaat om een wijziging die afhankelijk is van een referentierentevoet waarvan het publiek kennis kan nemen en die beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever, en op voorwaarde dat het contract bepaalt dat die wijziging periodiek meegedeeld wordt. Als het publiek kennis kan nemen van de referentierentevoet vraagt de FOD om aan te geven hoe en waar precies. Dat kan dan ook ter verduidelijking in het kredietcontract bepaald worden. Daarnaast moet bepaald zijn dat de consument het recht heeft om bij een wijziging van 25 % van de debetrentevoet het kredietcontract op te zeggen (artikel VII. 86, § 5 WER). Omdat de gegevens bedoeld in artikel VII. 19, § 2 WER, waaronder de interesten, minstens maandelijks meegedeeld moeten worden (indien niet, dan onverwijld), kan begrepen worden dat ook het maandelijkse rekeningafschrift bedoeld in artikel VII.99 WER minstens maandelijks meegedeeld moet worden, minstens in het geval het krediet kan opgenomen worden met een betaalinstrument. Omdat de toegepaste debetrentevoet(en) op dat rekeningafschrift moet(en) staan kan begrepen worden dat ook de wijziging van de debetrentevoet minstens maandelijks overgemaakt moet worden. Daarnaast moet bepaald zijn dat de consument het recht heeft om bij een wijziging van 25 % van de debetrentevoet het kredietcontract op te zeggen (artikel VII. 86, § 5 WER). In elk geval, mag geen enkele variatie tot gevolg hebben dat het maximum JKP dat door de Koning wordt vastgesteld, wordt overschreden. Er kan niet bepaald worden dat als de overeengekomen index of referentierentevoet zou verdwijnen, die vervangen wordt door een index of referentierentevoet “die de bank bepaalt”. Om de overeengekomen index of referentierentevoet te wijzigen door een nader te bepalen andere moet er een nieuw contract getekend worden waarmee de consument de nieuwe referentierentevoet aanvaardt. Opmerking: Als het gaat om een consumentenkrediet dat geen kredietopening zonder hypotheekstelling is, kan de debetrentevoet enkel wijzigen zoals die van het hypothecaire krediet (volgens de regels in het vroegere artikel VII. 128, §§ 1 tot 3 en § 5 WER, waarbij "vestigingsakte" gelezen moet worden als "kredietovereenkomst", thans het artikel VII.143 ).
Overeenkomstig de vereisten van richtlijn 93/13 moet de debetrenteclausule duidelijk en begrijpelijk en derhalve transparant zijn. Dienaangaande heeft het Hof gepreciseerd dat het feit dat bedingen van overeenkomsten formeel en grammaticaal begrijpelijk zijn, niet volstaat om te voldoen aan het vereiste van transparantie maar dat, integendeel, het vereiste ruim moet worden opgevat (zie arrest van 9 juli 2015, Bucura, C‑348/14, EU:C:2015:447, punt 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De consument moet volledig kennis nemen van de voorwaarden van de toekomstige uitvoering van de aangegane overeenkomst bij het sluiten daarvan. en moet beschikken over alle gegevens die de omvang van de door hem aangegane verbintenis kunnen beïnvloeden. Het HvJ heeft geoordeeld dat de situatie waarin een kredietovereenkomst, zoals in het hoofdgeding, voor de berekening van het JKP slechts een wiskundige vergelijking bevat zonder de voor deze berekening benodigde gegevens, moet worden gelijkgesteld met de situatie waarin het JKP niet in de overeenkomst is vermeld. De loutere aanduiding van de rentevoet is daarom niet voldoende als, om de verschuldigde interesten te kunnen berekenen, andere elementen noodzakelijk zijn. (Arrest van 20 september 2018 - C-448/17 - zie de essentiële motieven). 60 Om te beginnen zij eraan herinnerd dat artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 bepaalt dat de beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen in een met een consument gesloten overeenkomst geen betrekking heeft op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. 61 Dienaangaande heeft het Hof reeds de gelegenheid gehad te preciseren dat het feit dat bedingen van overeenkomsten formeel en grammaticaal begrijpelijk zijn, niet volstaat om te voldoen aan het vereiste van transparantie van die bedingen dat ook in herinnering is gebracht in artikel 5 van die richtlijn, maar dat, integendeel, het vereiste dat bedingen van overeenkomsten duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd en derhalve transparant zijn, zoals neergelegd in die richtlijn, ruim moet worden opgevat, aangezien het door die richtlijn uitgewerkte beschermingsstelsel op de gedachte berust dat de consument zich tegenover de verkoper in een zwakke positie bevindt en met name over minder informatie dan laatstgenoemde beschikt (zie in die zin arrest van 20 september 2017, Andriciuc e.a., C‑186/16, EU:C:2017:703, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 62 Hieruit volgt dat om vast te stellen of het beding in een kredietovereenkomst dat betrekking heeft op de kosten ervan en als zodanig op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, rekening moet worden gehouden met alle bepalingen van het Unierecht die voorzien in verplichtingen inzake consumentenvoorlichting welke op de betrokken overeenkomst van toepassing kunnen zijn. 63 Het Hof heeft in verband met richtlijn 87/102 reeds geoordeeld dat, gelet op het doel van deze richtlijn, de consument te beschermen tegen oneerlijke kredietvoorwaarden, en ervoor te zorgen dat deze volledig kennis neemt van de voorwaarden van de toekomstige uitvoering van de aangegane overeenkomst bij het sluiten daarvan, artikel 4 van voormelde richtlijn voorschrijft dat de kredietnemer moet beschikken over alle gegevens die de omvang van de door hem aangegane verbintenis kunnen beïnvloeden (zie in die zin arrest van 9 juli 2015, Bucura, C‑348/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:447, punt 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 64 Volgens artikel 4, leden 1 en 2, van richtlijn 87/102 moet de kredietovereenkomst schriftelijk worden aangegaan en moet zij het JKP vermelden alsook de voorwaarden waaronder dit kan worden gewijzigd. Artikel 1 bis van deze richtlijn stelt de wijze van berekening van het JKP vast en schrijft in lid 4, onder a), voor dat het JKP moet worden berekend „op het moment waarop de kredietovereenkomst wordt gesloten”. Deze voorlichting van de consument over de totale kosten van het krediet, in de vorm van een rentevoet die volgens één wiskundige formule is berekend, is dus uiterst belangrijk (zie in die zin beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, EU:C:2010:685, punten 69 en 70). 65 Bijgevolg kan het ontbreken van de vermelding van het JKP in een kredietovereenkomst een beslissende factor zijn voor de betrokken nationale rechter die beoordeelt of het in deze overeenkomst opgenomen beding betreffende de kosten van dat krediet, duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd in de zin van artikel 4 van richtlijn 93/13. Zo dit niet het geval is, mag deze nationale rechter beoordelen of een dergelijk beding een oneerlijk karakter heeft in de zin van artikel 3 van richtlijn 93/13 (zie in die zin beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, EU:C:2010:685, punten 71 en 72). 66 Daaraan moet worden toegevoegd dat de situatie waarin een kredietovereenkomst, zoals in het hoofdgeding, voor de berekening van het JKP slechts een wiskundige vergelijking bevat zonder de voor deze berekening benodigde gegevens, moet worden gelijkgesteld met de situatie waarin het JKP niet in de overeenkomst is vermeld. 67 In een dergelijke situatie kan immers niet worden gesteld dat de consument volledig kennis heeft van de voorwaarden voor de toekomstige uitvoering van de aangegane overeenkomst bij het sluiten daarvan, en dus ook niet dat hij beschikt over alle gegevens die de omvang van de door hem aangegane verbintenis kunnen beïnvloeden. Voor de kredietopeningen (zonder hypotheekstelling) kan de kredietgever de referentie-index vrij kiezen. Hij blijft niettemin gehouden om in de overeenkomst de berekeningswijze te vermelden en dus de objectieve gegevens die een wijziging van de rentevoet voor gevolg kunnen hebben. De overeenkomst mag daarentegen niet de vrijheid laten aan de kredietgever om de verandering geval per geval toe te passen vermits dit zou neerkomen op het aanvaarden van de veranderlijkheid van de rentevoet in functie van subjectieve gegevens, hetgeen de wet niet meer toelaat. Indien de overeenkomst verschillende rentevoeten bepaalt, moet zij de voorwaarden bepalen die van toepassing zijn voor elke rentevoet die van toepassing kan zijn. De debetrentevoet is variabel en gebaseerd op de rentevoet "Euribor 3 maanden", verhoogd met een marge van … %. Op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst en bij wijze van voorbeeld, waarbij de Euribor die de referentierentevoet uitmaakt ...% bedraagt, zal de debetrentevoet … % bedragen. Uit het voorgaande blijkt dat de bank de debetrentevoet kan wijzigen in de loop van de overeenkomst, mits mededeling van deze nieuwe rentevoet aan de consument. De wijziging zal medegedeeld worden per … minstens …. maanden voor de inwerkingtreding ervan. Indien nodig wordt de consument een vereenvoudigde uitleg gegeven over de Euribor en de werking ervan door hem desgevallend te verwijzen naar een website waar hij nadere informatie zal vinden. "de debetrentevoet wordt slechts gewijzigd in geval van wijziging van het wettelijke maximale JKP". In dat geval verwijst hij naar het betrokken Koninklijk Besluit, vermeldt hij op een duidelijke en samengevatte wijze wanneer, hoe en waarom deze wijziging zal gebeuren, met verwijzing naar een plaats waar de consument deze rentevoeten gemakkelijk kan raadplegen. Te dien einde kan eventueel worden verwezen naar de website van de FOD Economie. Ofwel, indien de kredietgever verklaart dat hij zijn debetrentevoet eenzijdig wijzigt, zonder raadpleging van een referentie-index of van enig ander objectief gegeven dat zou toelaten de waarde van de stijging te bepalen, vermeldt hij niettemin nauwkeurig, in overeenstemming met artikel 14, § 2, 8° van de WCK, de voorwaarden die van toepassing zijn op deze rentevoet, en mag hij niet zonder meer op algemene wijze de "marktomstandigheden" vermelden om de mogelijke wijziging van de rentevoet te rechtvaardigen. Anders gezegd, vermeldt hij duidelijk en zichtbaar dat de debetrentevoet variabel is en vooral dat deze rentevoet kan veranderd worden naar goeddunken van de kredietgever. Ten tweede vermeldt hij wanneer hij deze wijziging kan verrichten. Het moet gaan om een welbepaalde periode, bv. de eerste dag van elk kwartaal. Ten derde vermeldt hij met welke factoren mogelijk rekening zal worden gehouden om te beslissen om deze rentevoet te wijzigen. Ten vierde vermeldt hij specifiek hoe de consument daarvan op de hoogte zal worden gebracht, in overeenstemming met artikel 30, §3 van de WCK. Wij herinneren u eraan dat de informatie actief moet medegedeeld worden. Voorbeeld: De debetrentevoet is variabel en is niet afhankelijk van enige referentierentevoet. Hij zal bijgevolg eenzijdig aangepast worden door de kredietgever in functie van de [vermelding van de reden(en) die de kredietgever ertoe zouden aanzetten zijn rentevoet te wijzigen]. Bijgevolg is het mogelijk dat een nieuwe debetrentevoet wordt toegepast [de eerste dag van elk kwartaal]. Deze nieuwe rentevoet, die u zal medegedeeld worden door [vermelding van het gebruikte communicatiemiddel], zal niettemin doorlopend kunnen geraadpleegd worden op de volgende manier: [vermelding bv. van een internetlink] Gelieve niettemin te vermelden dat deze laatste optie hoogst onwaarschijnlijk lijkt in de ogen van de administratie en dat, indien deze optie weerhouden wordt en de kredietgever schriftelijk bevestigt dat hij geen enkele referentie-index gebruikt, de door artikel 14 vereiste duidelijkheid en beknoptheid zeer aandachtig zal gecontroleerd worden, rekening houdend met het feit dat een eenzijdige wijziging van een dermate essentieel gegeven in een lopende overeenkomst moet worden verricht met de grootste omzichtigheid.
Over de berekening van de rentevoet Over de parameters van de veranderlijkheid
Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie worden door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde alle navolgende gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten, op dezelfde wijze als in artikel VII.14, § 1, is bepaald, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld:
VII.78, § 2, 8° : het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld. VII.134, § 2, 8° : het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld. De vermelding in het door het consument aanvaarde kredietaanbod van het jaarlijkse kostenpercentage met alle veronderstellingen volstaat en dient niet hernieuwd te worden in de authentieke akte die de totstandkoming van de kredietovereenkomst bevestigt. De overeenkomst moet het JKP vermelden. Het moet in de overeenkomst worden vermeld als één enkel percentage (artikel VII.78, § 2, 8° en VII.132, § 2, 8°) (en niet in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximupm percentage- Arrest HJEU van 19 december 2019, C-290/19, RN - Home Credit Slovakia, ECLI:EU:C:2019:1130). Indien nodig wordt deze berekend op basis van de veronderstellingen in bijlage van het KB van 14 september 2016. Als de berekening van het JKP wordt verricht op basis van hypotheses, moeten deze hypotheses verduidelijkt worden in de overeenkomst en het SECCI (art. VII.70, § 1, 7° [of VII.127, § 1], en VII.78, § 2, 8° [of art. VII.134, § 2, 8°]). De veronderstellingen ter berekening van het JKP die in het contract moeten staan zijn terug te vinden in artikel 4 van het KB van 14 september 2016 dat het KB van 04.08.1992 vervangt. In het hypothecair krediet, is er een tijdsverschil tussen enerzijds de ondertekening van de overeenkomst en de ondertekening van de authentieke akte (soms meerdere weken/maanden). De kwestie bestaat er dus in te weten of het JKP dat betekend wordt op het tijdstip van de ondertekening van de overeenkomst moet worden herberekend op het tijdstip van de ondertekening van de authentieke akte, zoals dit het geval is in Frankrijk. De voorbereidende werken antwoorden negatief op deze vraag: In paragraaf 2, 8° [van artikel VII.134], wordt de melding gevraagd van het jaarlijkse kostenpercentage. De vraag rijst of de vermelding in een bindend kredietaanbod voldoende is om aan deze vraag te voldoen of dat daarentegen, zoals dit in Frankrijk het geval is, bij het verlijden van de authentieke akte op een later tijdstip de notaris deze vermelding dient te herberekenen in functie van berekeningselementen die slechts op dat ogenblik gekend zijn. Uitgangspunt is dat er mag vanuit gegaan worden dat de vermelding in het kredietaanbod, -dat door de ondertekening van de consument zal gelden als overeenkomst- in principe kan volstaan. Een en ander zal door de Koning moeten bepaald worden op grond van artikel I.9, 42° van het WER in functie van de beschikbaarheid van de informatie bij de kredietgever, de mogelijkheid tot het al dan niet ramen van de notariskosten, enz. In ieder geval wordt verondersteld dat in geval van een wederopneming (hypothecair krediet met een roerende bestemming) alle berekeningselementen gekend zijn en dat er in hoofde van de kredietgever een zorgvuldigheidsplicht bestaat om maximaal kennis te krijgen van alle berekeningselementen (Memorie van toelichting van de wet van 22 april 2016 houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht (Parl. St., Kamer., Zitting 54, 1685/001, 37). Het voorbeeld moet een onderscheid maken tussen de hypotheses en de onveranderlijke gegevens van de overeenkomst. Tussen de veronderstellingen kunnen geen gegevens staan die niet verondersteld worden. Het krediet bedrag is bv. geen veronderstelling, dat het onmiddellijk en volledig wordt opgenomen kan er wel een zijn. Ook de debetrentevoet is geen veronderstelling, dat die onveranderlijk is gedurende het contract kan er wel een zijn. Elk kredietcontract moet minstens bepalen dat voor de berekening van het JKP verondersteld wordt dat: De lening en de verkoop op afbetaling moeten de kortst mogelijke eerste betalingstermijn veronderstellen als die niet gekend is, bv. als er vervaldata werden ingevuld maar de datum van levering van het gefinancierde voorwerp niet vooraf gekend is. De betalingstermijn is gekend en behoeft dus geen veronderstelling als de vervaldag bv. bepaald is als “maandelijks, op dezelfde dag van de maand als die waarop het krediet ter beschikking werd gesteld of het gefinancierde voorwerp geleverd werd, mogelijk de laatste dag van elke maand”. De veronderstelling van de kortst mogelijke eerste betalingstermijn geldt niet (meer) voor de geoorloofde debetstand op een rekening. Zie ook het voorbeeld 27 in bijlage 1 bij het KB van 14 september 2016. Er wordt nu verondersteld dat de laatste vervaldag van de interesten valt op de vervaldag van het kapitaal drie maanden na de volledige kredietopneming. Anders gezegd, wordt er verondersteld dat het krediet volledig opgenomen wordt drie maanden voor de vervaldag van het kapitaal en de interesten, op dezelfde dag van de maand. De kredietopening van onbepaalde duur die geen geoorloofde debetstand op een rekening is, moet bepalen dat het kredietbedrag wordt verondersteld te worden afgelost in 12 gelijke bedragen, en de interesten en kosten worden betaald zoals contractueel bepaald. Ook hier geldt de veronderstelling van de kortst mogelijke eerste betalingstermijn niet (meer). De interesten en kosten worden verondersteld te zijn betaald zoals in de overeenkomst bepaald, en als die termijn ongekend is, worden ze gelijk met het kapitaal afgelost (artikel 4, § 2, 7° van het KB van 14 september 2016). Als er meerdere kredietopnemingsmechanismen zijn moet het meest gebruikelijke in hoofde van de kredietgever verondersteld worden (vb. betalingen met de kaart binnen de Europese betaalzone, geldopnames met de kaart, overschrijvingen aan het loket, ...). Dit principe is gesteund op artikel VII.70, § 1, 7°, WER, dat de informatie te verstrekken via de SECCI regelt: 7° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen. Indien de consument de kredietgever in kennis heeft gesteld van één of meer elementen van het krediet waarnaar zijn voorkeur uitgaat, zoals de duur van de kredietovereenkomst en het kredietbedrag, houdt de kredietgever met deze elementen rekening. Indien een kredietovereenkomst verschillende mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt en de kredietgever gebruikmaakt van een veronderstelling te bepalen door de Koning die dit geval weerspiegelt, geeft hij aan dat andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst hogere jaarlijkse kostenpercentages tot gevolg kunnen hebben. Volgens art. 4, §2, 3° van het KB van 16 september 2016, het meest gebruikelijke kredietopnemingsmechanisme voor een kredietovereenkomst wordt bepaald op basis van het aantal verrichtingen voor dat soort van kredietovereenkomst in het voorgaande kalenderjaar of het te verwachten aantal verrichtingen in het geval van een nieuw kredietproduct bij de betrokken kredietgever. Maar als de kredietgever niet in staat is om het kredietopnemingsmechanisme te kennen of op grond van redelijke verwachtingen te bepalen, dan wordt het mechanisme toegepast met de hoogste debetrentevoet en kosten. In ieder geval dient het gebruikte kredietopnemingsmechanisme transparant te zijn en te worden toegelicht/verduidelijk. Opmerking: Als het tijdstip van betaling van een verschuldigd bedrag niet in het contract staat, hetzij bepaald, hetzij bepaalbaar, dan moet de betalingstermijn verondersteld worden op basis van de beschikbare veronderstellingen. Maar er kan slechts “geen tijdstip bepaald of bepaalbaar zijn” als de consument daadwerkelijk de keuze heeft om te betalen wanneer hij wenst. Definitie (art. I.9, 66° : De som van het kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument, met inbegrip van de te betalen residuele waarde van het goed bij het lichten van de koopoptie in geval van financieringshuur. Omdat het totale door de consument te betalen bedrag niet gekend is bij kredietopeningen, zelfs niet minimaal of maximaal, kan een fictief bedrag op basis van veronderstellingen misleidend zijn. In die zin volstaat het om te bepalen dat het bedrag vooraf niet gekend is omdat het afhankelijk is van de kredietopnames en terugbetalingen die vooraf niet gekend zijn. De kredietovereenkomst moet de te volgen procedure vermelden om een einde te stellen aan de overeenkomst, waarvoor een specifiek artikel moet opgesteld worden, bijvoorbeeld als volgt: "de consument kan op elk ogenblik een einde stellen aan de kredietovereenkomst door middel van een vervroegde aflossing", en moet worden verwezen naar het beding dat betrekking heeft op de vervroegde aflossing. VII.78, § 2, 10° en VII.134, § 2, 10° : de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII. 148 van het Wetboek van economisch recht" VII.78, § 2, 11° en VII.134, § 2, 11° : de doeleinden van de verwerking in de Centrale; VII.78, § 2, 12° en VII.134,§ 2,12° : de naam van de Centrale; VII.78, § 2 13° en VII.134, §2 13° 13°: het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste. Voor wat betreft de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de verwerking van persoonsgegevens, is de kredietovereenkomst onderworpen aan het gemeen recht en aan bijzondere bepalingen. Het gemeen recht komt uit de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). Het bijzondere recht stoelt op artikelen VII.116 en volgende van het WER. Tot slot legt het bestaan van een gegevensbank die de kredietgevers verplicht moeten raadplegen, de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (hieronder CKP), ook verplichte bijzondere vermeldingen in kredietovereenkomsten op.
VII.78, § 6 et VII.134, § 4: De oorzaken van vervroegde eisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst worden hernomen in de kredietovereenkomst door een afzonderlijk beding. Deze bepaling verduidelijkt de vereiste van duidelijkheid voor de ontbindende bepalingen. Zij kunnen niet in de “massa” worden opgenomen en moeten het voorwerp uitmaken van een welbepaalde bepaling en moeten dus gemakkelijker te identificeren zijn door de consument.
Er kan niet bepaald worden dat het kredietcontract van rechtswege ontbonden wordt als de kredietnemer het toegestane krediet gebruikt in strijd met het gebruik bepaald in het contract. Artikel VII. 105, 1ste lid, 2° WER slaat enkel op het gebruik van een lichamelijk roerend goed waarvan de kredietgever zich de eigendom heeft voorbehouden Er kan wel bepaald worden dat de kredietgever in dat geval de ontbinding voor de rechtbank kan vragen (artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek). Hetzelfde geldt overigens voor het verval van de termijnbepaling (artikel 1188 BW). Ook kan er bepaald worden dat de kredietgever de kredietopnemingen kan opschorten als het krediet gebruikt wordt tegen de doeleinden van het krediet, op voorwaarde dat de doeleinden voldoende duidelijk bepaald zijn, zodat er over de objectieve gronden van de opschorting geen twijfel bestaat (artikel VII. 98, § 2 WER).
De clausule tot vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding die moet worden betaald door een consument die zijn verplichtingen niet nakomt, moet als onwettig worden beschouwd indien zij niet voorziet in een gelijkwaardige schadevergoeding die door de onderneming moet worden betaald in geval van verzuim (art. VI.83, 17°, WER). Indien de kredietgever zich bijvoorbeeld het recht voorbehoudt om in het kader van een lening op afbetaling het kapitaal ter beschikking te stellen op basis van opeenvolgende leveringen of, bijvoorbeeld, de voortgang van de werkzaamheden, moet aan de consument een schadevergoeding worden toegekend in geval van laattijdige betaling van het kapitaal. In dit geval heeft de consument recht op een aangetekende brief, ook al is daarin niet voorzien op straffe van nietigheid. Dit recht kan niet worden beperkt (artikel VII.2, § 4 WER). In dit verband moet worden opgemerkt dat niet alle consumenten bekend zijn met e-mail, ook al hebben ze een e-mailadres. Het risico bestaat dat hij de e-mail niet kan lezen omdat de e-mail als "spam" wordt beschouwd, met mogelijk ernstige financiële gevolgen. De e-mail kan ook worden geopend door een derde partij (wat ook geldt voor de opmerking hieronder). Daarnaast moet de lener op grond van de Privacywet ook weten wat de gevolgen zijn als hij zijn e-mailadres opgeeft, zodat hij ook kan besluiten het niet of niet voor dat doel op te geven. Het kan niet voor een voldongen feit worden geplaatst door een eenvoudige bepaling van de algemene voorwaarden. In het geval van wanbetaling, bijvoorbeeld, kan de aangetekende ingebrekestelling niet door een e-mail worden vervangen, maar met toestemming van de consument kunnen er vóór de ingebrekestelling herinneringsmails worden verzonden. Voor deze e-mails mogen echter geen kosten voor "herinneringsbrief" en portokosten (artikel VII.106, § 2 WER) in rekening worden gebracht.
VII.78, § 3, 1° en VII.134, § 3, 1°: indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde; De toepasselijke regels worden verduidelijkt in artikel VII.36. Zij verplichten de consument om zo snel mogelijk kennisgeving te doen van het verlies of de diefstal en beperken de gevolgen van de diefstal of van het verlies tot aan de kennisgeving tot 150 euro (behoudens bedrog of grove nalatigheid). Een eenvoudige verwijzing naar deze artikelen voldoet niet aan de wettelijke vereiste om toepasselijke regels en het maximale bedrag van het risico voor de consument te vermelden. Er is minimaal vereist dat in de overeenkomst de tekst van artikel VII.36 wordt opgenomen. De informatie die aan de consument wordt gegeven, moet in de overeenkomst zijn opgenomen en mag van deze laatste geen bijkomende stappen vereisen. Volgens art. VII.5, De betalingsdienstaanbieder mag uit hoofde van deze titel en behoudens andersluidende bepaling, de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van zijn verplichtingen. Artikel VII.78, §3, 2° en VII.134, §3, 2° : in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan; Krachtens de wet is het verplicht in de kredietovereenkomst de contante prijs van het goed of de dienst te vermelden wanneer de kredietovereenkomst wordt verleend in de vorm van een uitstel van betaling voor een goed of een dienst van gelieerde kredietovereenkomsten. De wet beoogt dus twee onderscheiden hypotheses. 1e geval: uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst Het eerste geval dat wordt beoogd door de artikelen VII.78, § 3, 2° en VII.134, § 3,2° is dat van een uitstel van betaling voor een goed of een dienst. Indien het een uitstel van betaling betreft, kan enkel de leverancier deze betalingswijze toestaan. Wanneer een derde kredietgever tussenkomt, betaalt hij de leverancier en betreffen de betalingstermijnen het krediet maar niet de aankoopprijs van het goed of van de dienst. Dit eerste geval beoogt in werkelijkheid de verkoop op afbetaling van een goed of een dienst. 2e geval: de gelieerde kredietovereenkomst. De gelieerde kredietovereenkomst dient uitsluitend ter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst en die twee overeenkomsten vormen objectief gezien een commerciële eenheid. Een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier optreedt als kredietgever of als kredietbemiddelaar of indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst (I.9, 64°). Wij verwijzen in dit opzicht naar de commentaar van artikel I.9, 64°. Kritiek op de formulering Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen het eerste en het tweede geval is artificieel: een verkoop op afbetaling is noodzakelijkerwijze een gelieerde kredietovereenkomst in de zin van de definitie die voorkomt in het Wetboek, vermits ze bestemd is tot aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst en de leverancier de kredietgever is of minstens een kredietgever die wordt gelijkgesteld met de kredietbemiddelaars indien hij het krediet overdraagt aan een kredietgever die is aangeduid in de overeenkomst. Samengevat zijn volgende overeenkomsten onderworpen aan de verplichting om de contante prijs te vermelden:
Aangezien de overeenkomst het te verwerven goed of de te verwerven dienst vermeldt, zijn artikel VII.91 (CK) en artikel VII.147/5 (HKRB) van toepassing: de verplichtingen van de consument krijgen slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst. Bovendien, indien de kredietgever de sommen rechtstreeks wenst te storten aan de leverancier, mag het kredietbedrag hem pas overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst. De kredietgever zou de sommen evenmin rechtstreeks aan de consument mogen storten zonder de levering af te wachten vermits de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst worden opgeschort. De ondertekening van de kredietovereenkomst volstaat niet; bovendien is een attest van levering van het goed of verlening van de dienst vereist. Dit beginsel wordt bevestigd door het laatste lid van artikel VII.91 en VII.147/5: de krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving. De burgerlijke sancties van de artikelen VII.202 en VII.214/2 bepalen dat de consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening. Wanneer het krediet wordt gebruikt voor de financiering van werken, is het gebruikelijk dat de kredietgever de voorlegging van facturen eist om de opeenvolgende opnemingen van het kapitaal toe te staan. De voorwaarden voor de vrijgave moeten duidelijk in het contract worden gespecificeerd. De consument moet daarom worden geïnformeerd: 1. van de maximale periode waarin kredietopnemingen kunnen worden gedaan. 2. van de rentevoet en, meer in het algemeen, de financiële voorwaarden die van toepassing zijn op de opnemingen die in die periode zijn gemaakt. 3. van de mogelijke gevolgen van het niet opnemen van het kapitaal of een deel van het kapitaal aan het einde van de kredietopnemingsperiode. 4. van het tijdstip waarop de kapitaalaflossingen moeten beginnen (bijvoorbeeld zodra de eerste kapitaalaflossing plaatsvindt, of wanneer het volledige kapitaal wordt opgenomen, of wanneer het kapitaal ten belope van x% wordt opgenomen, of wanneer de consument de kredietgever ervan in kennis stelt dat hij afziet van het recht om het saldo op te nemen, of op het einde van de herroepingstermijn,...). 5. Wanneer vaststaat dat het aanvankelijk voorziene kapitaal slechts gedeeltelijk wordt opgenomen, moet de kredietgever een nieuwe aflossingstabel meedelen die overeenstemt met het daadwerkelijk opgenomen kapitaal. 6. In alle gevallen moet het kapitaal worden afgelost over de periode die in het contract is voorzien. Met andere woorden, indien de terugbetaling bijvoorbeeld over 60 maanden wordt berekend, moet deze periode worden berekend vanaf het tijdstip waarop de eerste betalingstermijn opeisbaar wordt en wordt de periode van kredietopneming die aan die eerste kredietopneming voorafgaat, niet in aanmerking genomen. In de adviezen die zij in het kader van het onderzoek van de overeenkomsten richt aan de kredietgevers, benadrukt de administratie dat de kredietopening in principe geen kredietsoort is die aangepast is aan de financiering van de aankoop van een consumptieproduct (behoudens bijzondere omstandigheden): VII.78, § 3, 3° et VII.134, § 3, 3° : de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen]4, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing Deze bepaling verplicht de kredietgever om op gedetailleerde wijze de wijze van terugbetaling van het krediet te vermelden. Deze bepaling beoogt zowel de kredieten met vaste aflossing (LOA of VOA) als de kredietopeningen die in een periodieke terugbetaling van het kapitaal voorzien. Voor de kredieten die verschillende debetrentevoeten bepalen naargelang het kredietbedrag, legt de wet de verplichting op om te vermelden op welk(e) gedeelte(n) van het krediet de terugbetalingen worden aangerekend. Overeenkomstig artikel VII. 78, § 3, 3° en VII.134, §3, 3, WER moeten de termijnbedragen en hun aantal duidelijk meegedeeld worden. De bepalingen in de bijzondere voorwaarden die de bedragen slechts bepaalbaar maken (bv. een percentage van het opgenomen bedrag) beantwoorden daar niet aan. Maar omdat die bij een kredietopening niet vooraf gekend zijn, kunnen er ook geen fictieve bedragen en termijnen meegedeeld worden die de consument kunnen misleiden. Volgens de FOD Economie wordt er het best beantwoord aan de wettelijke verplichting door duidelijk (gemakkelijk terug te vinden) het hoogst mogelijke minimale termijnbedrag (desgevallend enkel de debetrente) mee te delen. Dat is in het geval van een volledige opname van het kredietbedrag, onder het meest gebruikte kredietopnemingsmechanisme, zij het dat het hoger kan liggen om het opgenomen bedrag af te lossen binnen de nulstelling stermijn of om de kosten van andere kredietopnemingsmechanismen te betalen. Die informatie moet dan ook toegevoegd worden. Voor de contracten waarbij dat minimale bedrag verhoogd kan worden door gebruik te maken van een promotioneel krediet, moet dat eveneens vermeld worden. Ook het aantal hypothetische termijnbedragen zou meegedeeld kunnen worden in functie van een eenmalige integrale opname van het kredietbedrag, maar omdat er meer betaald moet worden om aan de vereisten van de nulstellingstermijn te beantwoorden, kan ook dat tot verwarring leiden en volstaat de vermelding van de nulstellingstermijn. Die wordt dan wel best vermeld naast de minimale betalingen. Die informatie moet ook vooraf meegedeeld worden in het raam van artikel VII. 74 WER. Opmerking: Het kredietcontract moet duidelijk bepalen dat de consument, ook als de kredietgever de minimale betalingen via domiciliëringsopdracht afhoudt van de zichtrekening van de consument, bijkomende stortingen kan doen op het meegedeelde rekeningnummer van de kredietrekening. Opmerking: Als een termijnbedrag wordt bepaald in functie van het “verschuldigde saldo” moet verduidelijkt worden wat daar onder verstaan wordt, met name, gaat het dan enkel om kapitaal of ook om debetrente en kosten? Artikelen VII.78, § 3, 3° et VII.134, § 3, 3° impliceren de nauwkeurige bepaling van de datum van de eerste betaling. Indien de datum van de eerste betaling niet nauwkeurig wordt vermeld, moet de overeenkomst een aanduiding bevatten waardoor deze datum nauwkeurig kan worden bepaald. Dat betekent dat deze datum moet kunnen worden afgeleid uit de overeenkomst zelf, in verhouding tot bijvoorbeeld de datum van de overeenkomst enz. In de overeenkomst mag niet worden bepaald dat de eerste maandelijkse betaling later zal worden vastgelegd (zie ook Parl. St., Senaat, 1989/1990, nr. 916-2, 133). VII.78, § 3, 4° : in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met bepaalde duur, het recht van de consument om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen. Deze geeft aan : De verplichting om het aflossingstabel wordt besproken onder artikel VII.78, § 1, als de andere voorwaarden voor de vorming van het contract. In geen geval legt de FOD een bepaalde methodologie op voor de opmaak van de aflossingstabel, ze vraagt enkel dat de tabel moet overeen komen met de in het contract meegedeelde debetrentevoet en berekeningswijze van de debetrente. Als de rentebedragen in de aflossingstabel niet overeenkomen met de in het contract vermelde berekeningswijze en debetrentevoet, dan moet toegelicht worden waarom. Als bv. eerst de maandbedragen berekend worden op basis van een jaarlijks percentage op 2 decimalen, waarna die maandbedragen afgerond worden op 2 decimalen en de interesten herberekend (en eventueel ook herverdeeld) worden om tot een verschuldigd blijvend saldo van nul te komen, dan moet dat zo toegelicht worden. Omdat de afronding invloed kan hebben om de aangerekende debetrente, moet ook die toegelicht worden (enkel naar boven of naar beneden of beide). Dit voorbeeld bevat een van de meest voorkomende berekeningswerkwijzen maar elke andere werkwijze wordt in principe aanvaard. De kredietgever moet er niettemin op toezien dat de debetrentevoet waarmee de aangerekende debetrente overeenkomt niet verschilt van de meegedeelde debetrentevoet op 2 cijfers na de komma en het wettelijk maximale JKP niet overschrijdt. VII.78, § 3, 5° : Indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen e. voorwaarden voor de betaling van de rente en terugkerende en niet-terugkerende kosten. Advies van de administratie:
VII.78, § 3, 6° et VII.134, § 3, 6° : De kosten van alle kredietopnemingsmechanismen moeten in het kredietcontract staan, ook als ze omwille van veronderstellingen niet in het JKP zitten. Het kan bv. gaan om kosten van overschrijving, kosten van geldopname met de kaart, wisselkoersen voor betalingen in het buitenland, ... Opmerking: De kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen moeten niet in het contract staan als de opening van de rekening facultatief is (artikel VII.78, § 3, 6 ° WER) maar de kosten voor dergelijke facultatieve rekening moeten wel in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst staan opdat het geen kosten van het krediet zijn (artikel I. 9, 41° , f) WER). Kaartkosten (bv. voor het aanmaken of voor het gebruik van de kaart) moeten onderscheiden worden van de overige kosten van het krediet (artikel I.9, 41° WER) en kunnen niet op het opgenomen bedrag aangerekend worden als het bedrag niet met de kaart werd opgenomen maar met een ander kredietopnemingsmiddel (bv. via telefoon, een overschrijving, ...). Artikel VI.42 WER verbiedt immers, voor het gebruik van een betaalmiddel, vergoedingen aan te rekenen die de kosten voor de onderneming als gevolg van het gebruik van dit middel overstijgen. De kaartkosten kunnen in dat geval beter aangerekend worden als een forfaitaire kost (bv. jaarlijks, of per opname met de kaart, of beide). Dus, voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om een financieringsverbod maar om een verbod om kaartkosten aan te rekenen daar waar de kredietopneming niet gebeurde aan de hand van een kaart. VII.78, § 3, 7° en VII.134, §3, 7° : de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming De nalatigheidsinterestvoet moet als een cijfer uitgedrukt in een percentage in het contract staan, het volstaat niet te bepalen dat die gelijk is aan de (laatst toegepaste) debetrentevoet verhoogd met een coëfficiënt van 10 % (het wettelijke maximum). De formuleringen van het type de nalatigheidsintrest wordt berekend op basis van de debetrente vermeerderd met 10 % beantwoorden dus niet aan de wettelijke vereiste. Wel kan dat bijkomend bepaald worden als wijzigingsmodaliteit, gelet op artikel VII. 106, § 3 WER dat spreekt van de “laatst toegepaste” debetrentevoet. Voor het consumentenkrediet, de maximum interestvoet voor nalatigheidsinteresten die door art. VII.106, § 3, wordt voorzien, beantwoordt aan de debet interestvoet die als laatste werd toegepast op het betreffende bedrag of op de gedeeltelijke periodes, vermeerderd met een coëfficiënt van max. 10 pc. Gezien de debetrentevoet kan verschillen tijdens de uitvoering van de overeenkomst, is het toegelaten om bv. de volgende vermelding te gebruiken: De nalatigheidsinterest zal berekend worden aan de debetrentevoet die van kracht is op datum van de betalingsachterstal, vermeerderd met 10%, zijnde op heden 12,27%. De wet verplicht ook dat de wijzigingsmodaliteiten van de rentevoet worden gepreciseerd. Van zodra de wijzigingsmodaliteiten van de debetrentevoet, in overeenstemming met art. VII.78, § 2, 7°, worden gepreciseerd in de kredietovereenkomst is de verwijzing naar de variabele debetrentevoet voldoende, Als de rentevoet van de kredietovereenkomst 0% bedraagt, gaat het in tegen art. VII.106, § 3 om, in geval van een vertraging, te voorzien dat de laattijdigheidsinterest de wettelijke rentevoet zal zijn, gezien het 0 % moet bedragen. Dezelfde regel geldt voor de hypothecaire kredieten met roerende bestemming (art. VII.147/22, § 3). Deze bepaling is niet van toepassing voor de hypothecaire kredietovereenkomsten met onroerende bestemming. Het is dus niet verplicht om de interestvoet van de nalatigheidsinterest te preciseren maar als er nalatigheidsinteresten worden voorzien, zullen deze interesten de voorwaarden die door art. VII.147/23, § 2 worden voorzien, moeten respecteren (zie de commentaar op deze bepaling). De kosten van niet-nakoming waarvan de bepalingen de vermelding oplegt, zijn de kosten die artikelen VII.106 (CK), VII.147/22 (CHDM) en VII.147/22 (CHDI), WER, toelaten in geval van niet-nakoming van de kredietovereenkomst. Het beding moet zodanig verwoord zijn dat het de wederkerigheid in acht neemt die vereist is door de reglementering van boek VI inzake onrechtmatige bedingen. VII.78, §3, 8° en VII.134, §3, 8° : een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling; Een waarschuwing dient op te vallen en dus duidelijk onderscheiden te zijn van de andere bepalingen. Een voorbeeld van een waarschuwing voor de gevolgen van een wanbetaling kan zijn: “Waarschuwing: de niet-uitvoering van de kredietovereenkomst door de consument kan voor hem ernstige gevolgen met zich meebrengen, onder meer de registratie in het negatieve luik van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, waardoor het verkrijgen van (nieuw) krediet moeilijk zo niet onmogelijk wordt. Daarnaast kunnen wanbetalingen kosten, nalatigheidsinteresten en boetes met zich meebrengen bedingen, en zelfs tot de ontbinding van de overeenkomst ten nadele van de consument leiden". De administratie merkt zeer vaak op dat de waarschuwing moet benadrukt worden: De waarschuwing is aanwezig in uw overeenkomsten maar zou moeten benadrukt worden. Wij suggereren dat u deze, net zoals de vermelding van het soort krediet, op de eerste bladzijde van de overeenkomsten plaatst.
Deze hypothese is een marginale hypothese geworden sinds dat de kredieten met roerende bestemming onder het regime van de hypothecaire kredieten vallen ten gevolge van de omzetting van richtlijn 2014/17/EU. Men zou echter kunnen inbeelden dat een kredietgever eist dat de consumentenkredietovereenkomst voor een notaris wordt gesloten, om te kunnen beschikken over een uitvoerbare titel. In een dergelijk geval, zullen de kosten van de akte (met uitsluiting van de erelonen van de notaris) meegerekend te worden in de berekening van het JKP (Zie de commentaar van de definitie "totale kosten van het krediet"). VII.78, § 3, 10° en VII.134, § 3,10° : desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen. De zekerheden moeten specifiek vermeld worden in de overeenkomst. Bijgevolg, ten minste voor de consumentenkredieten, is voor elke nieuwe zekerheid die de kredietgever zou eisen van de consument de opstelling van een nieuwe kredietovereenkomst vereist. Te dien einde verdient het volgende beding in de nieuwe overeenkomst aanbeveling om in overeenstemming te zijn met artikel VII.98 : "Beide partijen beslissen in onderling akkoord om de bestaande kredietovereenkomst met onmiddellijke uitwerking te vervangen door deze overeenkomst. Zodoende treedt er schuldvernieuwing op en geen eenzijdige ontbinding, waarbij het resultaat identiek blijft". Voor de hypothecaire kredieten, zal de wijziging het voorwerp kunnen uitmaken van een vereenvoudigd aanbod overeenkomstig art. VII.145. Tenslotte past het om rekening te houden met de mogelijke herkwalificatie van de hoedanigheid van de partijen door de rechter wanneer een van hen als en persoonlijke zekerheid zou moeten beschouwd worden in plaats van als een medeschuldenaar (zie bv. Luik, 21 oktober 2011, J.L.M.B. 2014, 224). Als de verzekering in het contract wordt aangeduid als een zekerheid van het krediet, is ze een voorwaarde om het krediet te krijgen. Van elke nevendienst die een voorwaarde is om het krediet te krijgen, of tegen een verminderd tarief, moeten de kosten in het JKP zitten (artikel I. 9, 41°, e) WER). Los van het voorgaande moet de consument altijd kunnen kiezen bij wie hij de nevendienst sluit (artikel VII. 87, § 1 WER). Als de kosten van de verzekering niet in het JKP opgenomen worden, vraagt de FOD Economie daarom dat de kredietgever, in de kredietaanvraag of in het kredietcontract, de volgende opties voor de consument voorziet om aan te kruisen: Eventueel kan de keuze beperkt worden tot: Hetzelfde geldt voor elke andere nevendienst. Als een nevendienst gefinancierd wordt met het krediet, gaat het om een voorwaarde van de kredietopneming die in het kredietcontract moet staan (artikel 78, § 2, 6° WER) en moet de nevendienst en de contante prijs in het contract staan (artikel 78, § 3, 2° WER). Opdat er beantwoord is aan de bepalingen van artikel VII. 75 WER, moet de consument uitdrukkelijk kiezen voor de financiering van nevendiensten. Daarom vraag de FOD om in de krediet aanvraag of het kredietcontract de mogelijkheid te voorzien om die opties (contante betaling of op krediet) aan te kruisen. Opdat de kredietgever de verschuldigde bedragen kan afhouden van een zichtrekening van de consument, volstaat het niet om tussen de algemene voorwaarden van het contract te bepalen dat de kredietnemer de kredietgever daartoe het recht verleent. De kredietgever moet daartoe beschikken over een domiciliëringsopdracht van de kredietnemer. Die kan eventueel in hetzelfde document staan, maar moet afzonderlijk ondertekend worden. Artikel VII.28, § 2, 1° WER bepaalt immers dat er een "uitdrukkelijke instemming" dient te zijn. Als de kredietgever bij een kredietopening de minimale betalingen via domiciliëringsopdracht afhoudt van de zichtrekening van de consument, moet hij duidelijk het rekeningnummer van de kredietrekening toevoegen waarop de consument bijkomende stortingen kan doen.
VII.78. § 3, 11° en VII.134, §3, 11° : het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII. 83, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag De tekst is de letterlijke omzetting van artikel 10.2, p), van richtlijn 2008/48/CE. Het herroepingsrecht is voorzien in artikel VII.83 voor alle consumentenkredietovereenkomsten behalve voor de kredietovereenkomsten waarvan de wet vereist dat zij worden gesloten voor een notaris (VII.83, §3) voor zover de notaris bevestigt dat de consument de rechten geniet die worden beoogd in de artikelen VII.70, VII.74 en VII.78. Onder dit voorbehoud moet de kredietovereenkomst dus steeds het bestaan van een herroepingsrecht vermelden. Sinds de omzetting van de richtlijn betreffende het hypothecair krediet, vallen alle kredietovereenkomsten met een hypothecaire zekerheid onder het regime van het hypothecair krediet. In het regime van het hypothecair krediet, behoudt art. VII.138 het herroepingsrecht voor op de hypothecaire kredieten met roerende bestemming die worden gesloten zonder een hypothecaire zekerheid. De consumentenkredietovereenkomst en de hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming zonder een hypothecaire zekerheid moeten dus altijd het bestaan van een herroepingsrecht vermelden. Het volstaat niet het bestaan van dit recht te vermelden, daarnaast moeten alle uitoefeningsvoorwaarden van dit recht worden vermeld. Dit betekent dat onder meer de volgende gegevens moeten worden vermeld: De overeenkomst moet dus de bepaling van artikel VII.83 of VII.138 WER weergeven, aangepast aan het soort krediet dat wordt beoogd door de overeenkomst. Het herroepingsrecht dat vermeld wordt in de niet door de consument ondertekende noch geparafeerde algemene voorwaarden die aan de kredietovereenkomst gevoegd zijn en naar de welke wordt verwezen aan de hand van een bepaling van kennisneming op de eerste pagina van de overeenkomst, voldoet niet aan de vereiste van art. 78, § 3, 18°. Deze bepaling is misleidend in de zin van art. 74, 21° en 74 26° van de WHP [artikelen VII.83, 21° en 26°, WER] (Vred. Oudenaarde-Kruishoutem, 16 oktober 2013, T. Vred., 2015, p. 426-436). VII.78, § 3,13° : het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald; Het recht op vervroegde afbetaling is voor alle kredietovereenkomsten bepaald in artikel (VII.96). De wet verplicht de kredietgever om de procedure te vermelden die de consument zal moeten volgen en de berekeningswijze van de vergoeding die hij zal moeten betalen. De vergoeding is echter verboden voor kredietopeningen (artikel VII.97, § 2, 3). De administratie heeft er in dit opzicht aan herinnerd dat de afbetaling voor gevolg heeft dat het bedrag van de maandelijkse betalingen wordt verminderd zonder dat de kredietgever een vermindering van de duur van de overeenkomst kan opleggen, behoudens voorafgaand akkoord van de consument. “In geval van gedeeltelijke vervroegde aflossing van de kredietovereenkomst kan de consument kiezen tussen een aanpassing van het bedrag van de maandelijkse betaling en een aanpassing van het aantal maandelijkse betalingen. De kredietnemer deelt zijn keuze mee via een aangetekend schrijven waarin hij ook aangeeft dat hij gedeeltelijk vervroegd wenst terug te betalen. Indien de consument zijn keuze niet meedeelt, wordt hij verondersteld een aanpassing van het bedrag van de maandelijkse betaling te hebben gevraagd en het behoud van het aantal maandelijkse betalingen die oorspronkelijk in de overeenkomst waren bepaald”. VII.78, § 3, 14 ° en VII.134, § 3, 14° : de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie; Het betreft: Indien de kredietgever de consument de sluiting van een aangehechte overeenkomst oplegt met eerbiediging van artikel VII.87, § 1 (CK) of VII.147, § 1 (HK), moet hij deze voorwaarde onvermijdelijk inschrijven in de kredietovereenkomst. Het feit dat hij een aangehechte overeenkomst oplegt zonder deze vereiste op te nemen in de kredietvoorwaarden maakt dus een schending uit van artikel VII.78 (zie Vred. Kortrijk, 1 maart 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 42 en de kritische noot van R. Steennot en Lientje Van Den Steen: De schuldsaldoverzekering, een persoonlijke zekerheid?) of VII.134 (HK). Een contract moet rekening houden met het onderscheid tussen de “overschrijding” bedoeld in artikel I. 9, 52° WER en de “overschrijding” van het kredietbedrag bedoeld in artikel VII. 100 WER. De eerste is een (stilzwijgend) geoorloofde debetstand op een rekening terwijl de tweede een niet-geoorloofde debetstand is die het kredietbedrag te boven gaat. Er kan dus niet gesproken worden van een “overschrijding” als het gaat om een niet geoorloofde debetstand. Bij een “overschrijding” is artikel VII. 101 WER van toepassing. Bij een niet-geoorloofde debetstand die het kredietbedrag te boven gaat is artikel VII. 100 WER van toepassing. Dat heeft o.m. gevolgen voor de aanrekening van nalatigheidsinteresten. Die gevolgen moeten duidelijk in het contract staan. Zeer vaak moet de administratie de kredietgevers eraan herinneren dat het in strijd is met artikel 4 van de wet om bedingen te bepalen waardoor de consument verklaart dat de overeenkomst of de onderhandelingen die eraan zijn voorafgegaan in overeenstemming met de wet zijn verlopen. Zo werden verworpen: Artikel *** waardoor de bank bepaalt dat het bedrag van haar schuldvordering juridisch bewezen wordt door een uittreksel dat oprecht en waarachtig wordt verklaard, is een onrechtmatig beding ten aanzien van de kredietnemers en van de personen die zich persoonlijke zekerheid zouden stellen. Een kredietgever kan niet eenzijdig beslissen dat de verschuldigde sommen juridisch aangetoond zijn. Deze moeten steeds kunnen worden betwist door de tegenpartijen en het staat aan de rechtbank om het geschil te beslechten. Dit beding verzwaart de verplichtingen van de consument en vermindert de verplichtingen van de kredietgever. Het is in strijd met artikel 4 WCK [VII.2, § 4] en met artikel 38.12 WHPC [VI.83]. Het beding dat als volgt luidt: "De terbeschikkingstelling van de som die door de kredietgever wordt geleend aan een consument verbindt alle partijen definitief", is in strijd met de WCK, die bepaalt dat de partijen verbonden zijn door de ondertekening (het betreft een afwijking ten opzichte van het gemene recht van de lening). Indien de kredietgever zich de mogelijkheid wil voorbehouden om zijn rechten geheel of gedeeltelijk over te dragen of een derde in de plaats te stellen in zijn rechten, moet hij dit krachtens de wet vermelden in de overeenkomst. Indien de kredietgever zich deze mogelijkheid niet heeft voorbehouden, kunnen de overdracht of de overgang door subrogatie enkel gebeuren mits naleving van het gemene recht. Voor het overige kunnen enkel de in artikel VII.102 vermelde derden overnemers zijn van kredietovereenkomsten. De kredietgever wordt beschouwd als een kredietbemiddelaar indien hij zijn schuldvordering onmiddellijk overdraagt of indien hij een derde aangewezen in de overeenkomst onmiddellijk in de plaats stelt (artikel I.9, 34° WER). Indien de kredietgever onmiddellijk wenst over te dragen of een derde onmiddellijk in de plaats wil stellen, is het nuttig om in de kredietovereenkomst de naam, voornaam of de maatschappelijke benaming, de woonplaats of de maatschappelijke zetel te vermelden van de persoon waaraan de overeenkomst wordt overgedragen of die in de plaats wordt gesteld in de rechten van de oorspronkelijke kredietgever (artikel VII.103). Deze bepaling heeft voor gevolg dat de overdracht of de indeplaatsstelling tegenstelbaar wordt aan de consument waaraan de door artikel VII.103 vereiste kennisgeving dus niet meer moet verstuurd worden. Indien de kredietgever zich de mogelijkheid wil voorbehouden om zijn rechten geheel of gedeeltelijk over te dragen of een derde in de plaats te stellen in zijn rechten, moet hij dit krachtens de wet vermelden in de overeenkomst. Indien de kredietgever zich deze mogelijkheid niet heeft voorbehouden, kunnen de overdracht of de overgang door subrogatie enkel gebeuren mits naleving van het gemene recht. Voor het overige kunnen enkel de in artikel VII.147/107 vermelde derden overnemers zijn van kredietovereenkomsten. De kredietgever wordt beschouwd als een kredietbemiddelaar indien hij zijn schuldvordering onmiddellijk overdraagt of indien hij een derde aangewezen in de overeenkomst onmiddellijk in de plaats stelt (artikel I.9, 34° WER). Indien de kredietgever onmiddellijk wenst over te dragen of een derde onmiddellijk in de plaats wil stellen, is het nuttig om in de kredietovereenkomst de naam, voornaam of de maatschappelijke benaming, de woonplaats of de maatschappelijke zetel te vermelden van de persoon waaraan de overeenkomst wordt overgedragen of die in de plaats wordt gesteld in de rechten van de oorspronkelijke kredietgever (artikel VII.147/18). Deze bepaling heeft voor gevolg dat de overdracht of de indeplaatsstelling tegenstelbaar wordt aan de consument waaraan de door artikel VII.147/18 vereiste kennisgeving dus niet meer moet verstuurd worden. De bepaling regelt de inhoud van het contract met betrekking tot geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden. Dit betreft voornamelijk accreditief kaarten. Het wettelijke regime wordt aanzienlijk verlicht. Het betreft het recht van de kredietgever om terugbetaling en de volledige kosteninformatie. Deze paragraaf werd toegevoegd ter gelegenheid van de omzetting in het WER. Dit is om het afsluiten van een contract per telefoon mogelijk te maken. In dat geval moet de door de kredietgever ondertekende kopie van de kredietovereenkomst onverwijld aan de consument worden gezonden. Voorafgaande opmerkingen
Voorbeelden van bedingen die als oneerlijk worden beschouwd
VII.78, § 2 : De duidelijke en beknopte wijze
Duidelijkheid en beknoptheid
Verwijzing naar de wet
Verwijzing naar de algemene voorwaarden
Technische termen en commerciële termen
De combinatie van verschillende kredietovereenkomsten
Andere adviezen van de administratie
VII.78, § 2, 1° : Het soort krediet
De kredietsoorten die in het WER worden omschreven
Kredietsoorten en adviesplicht
Handelsbenaming
De combinatie van verschillende kredietovereenkomsten
Andere commentaren van de administratie:
VII.78, § 2, 2° : Identiteit van de consument(en) en de borg(en)
VII.78, § 2, 3° : Identiteit van de kredietgever
VII.78, § 2, 4°: identiteit kredietbemiddelaar
Principe
De rol van de verkoper op afbetaling en de gevolgen ervan voor de toepassing van de wet
VII.78, § 2, 3° et 4° : De benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie
Algemene Directie Economische Inspectie
North Gate III
Koning Albert II laan - 16
1000 BrusselVII.78, § 2, 5°: De duur van de kredietovereenkomst
VII.78, § 2, 6°: Het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming
Het kredietbedrag
Trapsgewijze kredietopening
De voorwaarden van kredietopening
Ongeoorloofde debetstand en overschrijding
Advies van de administratie
VII.78, § 2, 7°: De debetrentevoet en de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen
De debetrentevoet
De voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen
De berekeningswijze van de debetrente
De clausule moet duidelijk en begrijpelijk zijn
Beding dat wordt aanvaard door de administratie
Andere adviezen van de administratie
1° een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, desgevallend, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie overgedragen informatie;
2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;
3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten;
4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;
5° de valutadatum van de creditering.VII.78, § 2, 8°: Het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag
Principe
De berekeningsveronderstellingen
Het totale te betalen bedrag
Zie hier de commentaar van de definitie.Adviezen van de Administratie
VII.78, § 2, 9°: De te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst
Principe
Adviezen van de administratie
VII.78, § 2, 10/11/12 et 13°: Centrale voor kredieten en persoonsgegevens verwerking
Principe
Opmerkingen van de administratie
Andere adviezen v/d administratie
Informatie over de registratie als dusdanig
De verschillende regelingen (intern bestand, bestanden die aan derden worden doorgegeven, Centrale voor Kredieten aan Particulieren)
Doeleinden
Direct marketing
Uitwisseling binnen een groep van vennootschappen:
Recht op toegang, verbetering of verzet
VII.78, § 6 : De oorzaken van vervroegde opeisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst
Advies van de administratie
het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft
In een contractuele bepaling kan niet worden bepaald dat een e-mail met ontvangstbevestiging dezelfde bewijskracht heeft als een aangetekende brief. Een aangetekende brief kan niet worden gelijkgesteld met een eenvoudige "e-mail met ontvangstbevestiging", aangezien deze niet alle garanties biedt voor een aangetekende brief zoals bepaald in de Europese verordening (Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG).
De kredietgever die zowel niet-geregistreerde brieven als e-mails verstuurt, moet in het contract aangeven in welke specifieke gevallen hij een brief of e-mail verstuurt, de consument kan hierover niet in het ongewisse worden gelaten. Alle contractuele bepalingen moeten duidelijk zijn. Wanneer de wet bepaalt dat de kennisgeving per aangetekende brief moet worden gedaan, mag de kredietgever in de overeenkomst niet bepalen dat deze wijze van kennisgeving wordt vervangen door een e-mail of een eenvoudige brief].De verplichte vermeldingen voor sommige bijzondere modaliteiten (VII.78, § 3)
1° Betaalinstrumenten - regelen in geval van verlies en diefstal
Principe
Adviezen van de administratie (verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument)
2° Contante prijs van het gefinancierde goed of dienst
Principe
De beoogde overeenkomsten
Gevolgen
Verplichting om de overeenkomst op te schorten tot de levering
Geleidelijke vrijmaking van het kapitaal na overlegging van bewijsstukken
Adviezen van de administratie
3° Bedrag, aantal en frequentie van de door de consumenten te verrichten betalingen
Principe
De nauwkeurige termijn die toelaat de datum van de eerste betaling te bepalen
Voorbeelden - advies van de administratie
4° Aflossingstabel
De bepaling
a) de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden;
b) elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;
c) indien krachtens de kredietovereenkomst de debetrentevoet niet vast is, een duidelijke en beknopte vermelding dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;Commentaar
5° Overzicht van de betalingstermijnen en voorwaarden voor de betaling
6° De kosten voor het aanhouden van en rekening
De bepalingen
de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.86 [VII.145].Opmerkingen v/d administratie
7° Nalatigheidsinterestvoet
De bepalingen
Nalatigheidsinteresten - principe
Kosten van niet-nakoming
Advies v/d administratie
8° Een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling
De bepaling
Aanbevelingen v/d administratie
9° Notariskosten
10° Gevraagde zekerheden en verzekeringen
De bepalingen
Principe
Schuldsaldo verzekering - aanbevelingen van de administratie (consumentenkrediet)
Domiciliëringsopdracht
Adviezen v/d administratie (consumentenkrediet)
11° Herroepingsrecht
De bepalingen
Principe
Adviezen v/d administratie
13° Het recht op vervroegde terugbetaling
De bepaling
Principe
14° Klachten - en buitengerechtelijke beroepsprocedure
De bepalingen
De verschillende diensten
Meer informatie :
per e-mail :
per telefoon: 02 545 77 70,
Website: https://www.ombfin.be/nl/particulieren/contact/
Meer informatie : per telefoon : 02/ 277 54 85 (FR) en 02/277 54 84 (NL) of via de website: https://economie.fgov.be/nl/over-de-fod/waar-en-hoe-een-probleem15° De overige bedingen en contractvoorwaarden
Aangehechte of nevenovereenkomsten
Het verschil tussen ongeoorloofde debetstand en overschrijding
Verklaring van overeenstemming met de wet
De bewijsmiddelen
Het bewijs door een afrekening die volledig en juist wordt verklaard door de kredietgever
Bepaling van de termijn van betwisting
Bewijs van de schuld
Antiwitwasbeding
Overdracht van de overeenkomst
Overdracht van de hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming
De verplichte vermeldingen voor geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden (VII.78, § 4)
De verplichte vermeldingen voor de kredietovereenkomst gesloten met gebruikmaking van een middel voor communicatie via spraaktelefonie op verzoek van de consument (VII.78, 5)