Jaarlijkse kostenpercentage (JKP)

Definitie

Artikel I.9, 42° - Jaarlijkse kostenpercentage

Het percentage dat de gelijkheid uitdrukt op jaarbasis, van de geactualiseerde waarden van het geheel van de verbintenissen van de kredietgever (kredietopnemingen) en de consument (aflossingen en totale kosten van het krediet voor de consument), bestaand of toekomstig, en die berekend wordt aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt.

Commentaar

Historiek

Verwijzing

Waarom een jaarlijks kostenpercentage ?

Het jaarlijks kostenpercentage (JKP) drukt de totale kosten van het krediet uit in een percentage op jaarbasis, rekening houdend met het moment waarop die kosten betaald worden. Het hoofddoel van het JKP is de totale kosten van het krediet vergelijkbaar te maken voor alle kredieten (zie considerans 43 van richtlijn 2008/48/EG)

Daarom:

  • is het JKP het resultaat van een wiskundige vergelijking die rekening houdt met het tijdstip van de betalingen van de kredietgever aan de consument en met dat van de terugbetalingen door de consument;
  • moeten de verschillende in aanmerking te nemen kosten gedefinieerd zijn;
  • zijn er veronderstellingen nodig voor de gegevens die op voorhand niet gekend zijn.

De wiskundige formule

Het JKP is het resultaat van een wiskundige vergelijking die de bedragen die de kredietgever aan de consument betaalt in de tijd gelijkstelt aan de bedragen die de consument aan de kredietgever betaalt.

Deze gelijkheid wordt opgelost door een wiskundige formule die rekening houdt met het ogenblik waarop de sommen worden betaald. Omdat alleen rekening wordt gehouden met de bedragen, maakt het niet uit hoe die bedragen (bijvoorbeeld de interesten) worden berekend. De wiskundige formule die het percentage berekent, kan in verschillende vormen bestaan. Maar de richtlijn heeft een formule gekozen die de gelijkheid betalingen in het begin van het krediet vaststelt (Study on Methods of Calculation, in the European Economic Area, of the Annual Percentage Rate of Charge (APR), Final Report, 31 October 1995, Robert SECKELMANN, p. 44). Met andere woorden, het tijdstip waarop alle betalingstermijnen moeten worden teruggebracht, is de datum van de (eerste) terbeschikkingstelling van het krediet. Vandaar het woord "geactualiseerd" dat in de wet wordt gebruikt.

Een actuariële methode

De methode wordt ook de actuariële methode genoemd door zij die ze hebben ingevoerd op Europees niveau. Eigen aan deze methode is het dagelijkse kapitalisatieritme. Maar er bestaan andere synoniemen, zoals "exacte", "strikte" of "hypothecaire" methode, en ook "continue" of "constante" of "samengestelde" rente en verder nog "conforme methode" in de zin van "conform de concepten van kapitaalinterest en de wetten van de logica" (Study on Methods of Calculation, in the European Economic Area, of the Annual Percentage Rate of Charge (APR), Final Report, 31 October 1995, Robert SECKELMANN, p 60).

JKP en percentage van het kredietbedrag

Hoewel de wiskundige formule ervan is afgeleid, definieert de richtlijn het JKP als de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt als een percentage van het totale kredietbedrag. Deze definitie komt voort uit de richtlijn 87/102/EG en werd niet aangepast toen de wiskundige formule werd toegevoegd door de richtlijn van de Raad van 22 februari 1990. Deze twee definities stemmen niet overeen, want het JKP is het resultaat van een wiskundige formule die een percentage van het kredietbedrag bepaalt. Bijvoorbeeld, als het JKP 10% is, betekent dat niet dat de totale kosten van het krediet gelijk zijn aan 10% van het kredietbedrag. De reden daarvoor is dat een berekening van 10% van het kredietbedrag geen rekening houdt met het ogenblik waarop de betalingen worden gedaan, noch met de dagelijkse kapitalisatie die eigen is aan de actuariële methode.

Kosten inbegrepen in het JKP

De formule maakt het dus mogelijk om alle bedragen die de consument betaalt, op te nemen in een enkel percentage, rekening houdend met het tijdstip waarop hij ze verricht. Maar, om het JKP vergelijkbaar te maken, worden niet noodzakelijk alle bedragen die de consument moet betalen in rekening gebracht. Zowel de definitie van de totale kosten van het krediet (artikel I.9, 41°) als de veronderstellingen ter berekening van het JKP (bepaald in het Koninklijk Besluit van 14 september 2016) sluiten een aantal kosten uit. Alleen de kosten die de kredietgever bekend zijn, moeten bijvoorbeeld in de totale kosten van het krediet opgenomen worden. De notariskosten zijn eveneens uitgesloten. En bij kredietopeningen (waarbij op voorhand niet geweten is wanneer en hoeveel de consument zal opnemen en terugbetalen) is het onmogelijk om op voorhand het JKP te berekenen zonder gebruik te maken van veronderstellingen. Die veronderstellingen komen dus niet noodzakelijk overeen met de werkelijke kredietopnames en terugbetalingen van de consument. Het JKP drukt dus niet noodzakelijk de werkelijke kosten van het krediet uit.

Werkelijke kosten van het krediet

Sommige kosten zitten niet in het wettelijke JKP omdat het bijv. gaat om kosten van nevendiensten die de kredietgever niet heeft opgelegd. Hetselfde geldt voor kosten die zijn uitgesloten door de wettelijke veronderstellingenvan berekening die zijn vermeld in het koninklijk besluit van 14 september 2016 (voornamelijk bij kredietopeningen). Maar er kan altijd een “fictief” JKP berekend worden dat daar wel rekening mee houdt, of dat rekening houdt met andere veronderstellingen die dichter bij de werkelijkheid liggen. Deze methode kan gebruikt worden om de totale kosten van een herfinanciering of hergroepering van meerdere kredieten te vergelijken met de kosten van het voortzetten van de bestaande lopende kredieten.

Alleen zo weet men of een hergroeperingskrediet goedkoper of duurder is dan de voortzetting van de bestaande overeenkomsten. De kredietgever mag daar dan ook geen misleidende uitspraken over doen. Zelfs de hoogte van de termijnbedragen van beide situaties mag niet worden vergeleken zonder de duur van elk krediet afzonderlijk mee te delen. Want het hergroeperingskrediet loopt langer dan de meeste kredieten die het hergroepeert, vandaar ook dat het termijnbedrag aanvankelijk lager ligt dan dat van de afzonderlijke kredieten samen. Maar na verloop van tijd, terwijl bepaalde oorspronkelijke kredieten al afgelost zouden zijn geweest indien men de uitvoering ervan had voortgezet, zal het termijnbedrag van het hergroeperingskrediet hoger liggen dan de krediettermijnen van de aanvankelijke kredieten samen die nog niet zouden zijn afgelost.

zal dat termijnbedrag niet meer lager, maar hoger liggen dan dat van de afzonderlijke kredieten samen die nog niet zouden zijn afgelost.

Ook de werkelijke totale kost van opeenvolgende kredieten waarbij het nieuwe verhoogde krediet het voorgaande telkens vervroegd aflost, kan met de formule berekend worden. Hierbij kunnen dan ook de wederbeleggingsvergoedingen en kosten voor verzekeringen meegerekend worden.

(Zie het voorbeeld uit het stage-eindwerk“Interpretatie en toepassing van de financiële begrippen uit de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet” van Karin Swinnen voor de FOD Economie).

JKP en verzekeringspremies

Met betrekking tot de kosten van de brandverzekering en, indien van toepassing, de schuldsaldoverzekering bij de berekening van de JKP, definieert artikel I.9, 41 °, e) WER de totale kosten van het krediet als alle kosten die de consument moet betalen in verband met de kredietovereenkomst en die de kredietgever bekend zijn, waaronder "de kosten betreffende nevendiensten die verbonden zijn aan de kredietovereenkomst, onder meer verzekeringspremies, indien het sluiten van deze dienstenovereenkomst verplicht is om het krediet zelf te verkrijgen of tegen de commerciële bedingen en voorwaarden waaronder het verhandeld wordt.

Wanneer een verzekering verplicht is, moet het kredietaanbod dus het bedrag van de verzekeringspremie vermelden en opnemen in het JKP, dat wil zeggen hetzij wanneer de consument weet bij welke verzekeraar met wie hij de verzekeringsovereenkomst sluit hetzij wanneer de kredietgever werkt met een verzekeraar die de kredietnemer specifiek heeft gekozen. In het geval dat de kredietgever met een verzekeraar werkt, maar de consument nog niet weet bij welke verzekeraar hij de verzekering zal afsluiten, moet het contract een schatting geven op basis van de verzekeringspremie van de verzekeraar met wie de kredietgever werkt ( met vermelding van zijn naam).

De berekening wordt dan op basis van geschatte bedragen uitgevoerd en de kredietgever moet de consument waarschuwen dat het werkelijke bedrag van de premie en de betalingsvoorwaarden afhankelijk zijn van de verzekeringspolis waarop hij zal intekenen en daarom kan verschillen van het bedrag en betalingsvoorwaarden in aanmerking genomen voor de berekening van het JKP.

In het geval van een schatting moet ook worden vermeld in het kader van de elementen waarop de berekening van het JKP is gebaseerd, dat de consumenten voor de berekening van de premie van de schuldsaldoverzekering wordt (worden) beschouwd als niet-roker(s) tenzij de consumenten hebben aangegeven dat dit niet het geval was. Als de prijs afhankelijk is van specifieke kenmerken of een situatie van de consument, moet de kredietgever de consument daar minstens op wijzen (zie het verslag aan de Koning voorafgaand aan het koninklijk besluit van 14 september 2016). De kredietgever moet rekening houden met de informatie waarover hij beschikt.

Het gaat hier niet om "veronderstellingen" bedoeld in het KB van 14/09/16, zodat die daainr ook niet kunnen opgenomen.

Enkel indien de kredietgever niet samenwerkt met een verzekeraar en de consument het bedrag van de premie van de verzekeraar waarop hij een beroep zal doen niet kent, moet de premie van de verplichte verzekering niet in het contract of het JKP opgenomen worden. Het contract dient dan enkel te vermelden dat de verzekering bij een verzekeraar naar keuze van de consument verplicht is (artikel VII.134, § 3, 10° WER).

.

In de berekeningsmethode, mag het kredietbedrag geen kosten of interesten bevatten

Voor de berekening van het JKP, vergelijkt men enerzijds het kredietbedrag en anderzijds het totaal verschuldigd bedrag. Het totaal verschuldigd bedrag omvat ook alle door de consument betaalde kosten en interesten. Het Hof van Justitie heeft uitspraak gedaan over deze begrippen door te oordelen: "dat het totale kredietbedrag en het bedrag van de kredietopneming alle aan de consument beschikbaar gestelde bedragen omvatten. Hieronder vallen derhalve niet de bedragen die door de kredietgever worden bestemd voor de betaling van de aan het betrokken krediet verbonden kosten en die niet daadwerkelijk worden uitbetaald aan die consument"; Hieruit vloeit, volgens het Hof, voort dat " het totale kredietbedrag (...) geen van de bedragen (kan) omvatten die behoren tot de totale kosten van het krediet voor de consument " en meer specifiek: "geen van de bedragen (...°die bestemd zijn voor de nakoming van de uit hoofde van het betrokken krediet overeengekomen verbintenissen, zoals administratiekosten, rente, commissielonen en alle andere vergoedingen van welke aard ook, die de consument moet betalen".

Het Hof voegt eraan toe: " dat de onwettige opneming in het totale kredietbedrag van bedragen die deel uitmaken van de totale kosten van het krediet voor de consument, noodzakelijkerwijs tot gevolg zal hebben dat het JKP wordt ondergewaardeerd, aangezien de berekening van het JKP afhankelijk is van het totale kredietbedrag.". (HvJ 21 april2016, zaak C-377/14, Radlinger).

Indien men het standpunt van het HvJ volgt, zou de kredietgever het bedrag van de kosten bij de terbeschikkingstelling van het krediet niet automatisch kunnen afnemen of inhouden (zoals bv. een verzekeringspremie of de kosten van een andere nevendienst). Het is niet zeker dat het Hof de gevolgen van zijn beslissing voor ogen heeft gehouden en dat het op basis van het voorliggende geval en de manifest abusieve bepaling die hem werd voorgelegd, een te categorieke regel tot stand heeft doen komen (in deze zin: BIQUET-MATHIEU, C. "La conclusion du contrat de crédit", in Le crédit hypothécaire au consommateur, ULG/ECL, Larcier, Coll. Patrimoine et notariat, 2017, N°69, p. 53).

Het JKP in consumentenkredieten

Het JKP komt op verschillende niveaus aan bod:

  • in de reclame:
    Alle reclame die de rentevoet of enig ander cijfer m.b.t. de kosten van het krediet aangeeft, mag dat enkel doen middels duidelijke, beknopte en zichtbare of hoorbare vermelding van het jaarlijkse kostenpercentage (artikel VII.64, § 1, 3°, en VII.124, § 1, 3°).
  • in de precontractuele fase:
    Het JKP moet te gepasten tijde ter kennis van de consument worden gebracht alvorens deze door de overeenkomst gebonden is (artikel VII.70,§ 1, 7° en VII.127, § 1)
  • in de overeenkomst:
    Het moet in de overeenkomst worden vermeld als één enkel percentage (artikel VII.78, § 2, 8° en VII.132, § 2, 8°) (en niet in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximum percentage- Arrest van 19 december 2019, C-290/19, RN - Home Credit Slovakia, ECLI:EU:C:2019:1130).
  • als instrument van het economisch beleid:
    De Koning mag krachtens de wet het maximale JKP’s vastleggen naargelang het soort krediet (artikel VII.94) en op de niet-naleving van deze grens staan burgerlijke en strafsancties (artikel XV.90, 2°).

Lijst maximale JKP’s

Back to top