Hypothecair krediet

Definitie

Artikel I.9, 53/3° - Hypothecair krediet

Krediet dat zowel een hypothecair krediet met een roerende als een onroerende bestemming kan uitmaken.

Commentaar

De Wet van 4 augustus1992

De wet van 22 april 2016 die richtlijn 2014/17/EU in het WER omzet, organiseert een nieuw regime dat de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet vervangt, die op haar beurt het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen. Gezien de hypothecaire leningen doorgaans kredieten van lange duur zijn, kunnen de bepalingen van de vorige regimes, lange tijd na de aanname van een nieuw regime, van toepassing zijn op de oude contracten.

De coëxistentie tussen de wetgevingen tot 1 januari 1995

De wet van 4 augustus 1992 werd aangenomen om KB nr. 225 te vervangen. Deze vervanging heeft zich op progressieve wijze voorgedaan na een transitperiode van 2 jaren die op 31 december 1994 een einde heeft genomen. Gedurende deze periode hebben de ondernemingen hypothecaire kredieten verder kunnen toekennen in het kader van KB nr. 225 tot zij hun inschrijving als hypothecaire kredietgever bekwamen in het kader van de wet van 4 augustus 1992.

Van 1 januari 1993 (datum van de inwerkingtreding van de wet van 4 augustus 1992) tot 31 december 1994, kon het hypothecair krediet onder drie parallelle wetgevingen vallen, de wet op het consumentenkrediet (WCK), het KB nr. 225 en de wet van 4 augustus 1992 (WHK). Voor de kredieten die na deze datum werden toegekend, zal de WCK slechts van toepassing zijn in de mate dat het krediet met hypothecaire zekerheidstelling niet onder de wet van 4 augustus 1992 kon worden onderworpen.

Het KB nr 225

De eerste titel van het KB nr. 225 bepaalt: Zijn hypothecair, in den zin van en met het oog op de toepassing van dit besluit, de lening tegen interest en de kredietopening, gewaarborgd hetzij door hypotheek op een in België gelegen onroerend goed of op een in België geïmmatriculeerd zee- of binnenschip, hetzij door verpanding van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering. Het KB doelt zo op de lening op interest en de kredietopening die door een hypotheek of verpanding van een schuldvordering gewaarborgd door een hypotheek.

Het betreft een zogenaamd kapitalisatiekrediet, m.a.w. het krediet dat wordt terugbetaald door de ontlener, in tegenstelling tot het circulatiekrediet (ofwel eenvoudiger: de commerciële kredieten) waarvan de terugbetaling wordt verzekerd door de cash-flow of de inkomsten van een activiteit (M.b.t. de definitie van het kapitalisatiekrediet beoogd door het KB: Brussel, 28 september 1987, R.D.C., p.783). Het tweede paragraaf van art. 1 van het KB sluit de kredieten uit waarbij de hypotheek ten accessoire titel tussenkomt. Enkel de kredieten gepaard gaand met een hypothecaire inschrijving worden geviseerd maar geen kredieten die worden gewaarborgd door een hypothecair mandaat of een belofte tot hypotheek.

Tussen 22 oktober 1991 (datum van de inwerkingtreding van art. 3 van de WCK) tot de inschrijving als hypothecaire kredietgever in toepassing van art. 43 van de wet van 4 augustus 1992 en ten laatste tot 31 december 1994 (einde van de transitperiode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 4 augustus 1992), heeft de kredietgever het op de consument toegekende kredieten toe te passen wettelijk kader in de zin van de wet moeten vaststellen (natuurlijke persoon die leent voor essentieel privédoeleinden).

Als het toegekende krediet een kapitalisatiekrediet met hypotheek was, diende hij het KB nr. 225 toe te passen. Hierdoor zal het KB nr. 225 tot hun einddatum op de kredieten van toepassing blijven. Art. 55 van de wet van 4 augustus 1992 verduidelijkt hieromtrent: het KB nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen en de besluiten tot uitvoering ervan, blijven van toepassing op de hypothecaire ondernemingen voor hun contracten die gesloten zijn in toepassing van Titel I van dit besluit.

Sinds 1 januari 1995, kan een kredietgever die beroepsmatig handelt, geen enkel krediet met hypothecaire inschrijving toekennen onder het regime van KB nr. 225 aan een consument die geld leent voor essentieel privé noden. Dit krediet, naargelang het doel, viel ofwel onder het toepassingsgebied van de WCK ofwel onder het toepassingsgebied van de WHK.

Een vonnis van de vrederechter van Beveren d.d. 1.03.2005 die een onderneming die KB nr. 225 inriep m.b.t. een krediet dat in 2001 werd toegekend en dat niet werd onderworpen aan de WHK noch aan de WCK, heeft bestraft, herinnert ons hieraan. De hoofddoelstelling van het krediet in beschouwing genomen – met name een investering in financiële instrumenten ten belope van 185.000 eur op een krediet ten belope van een totaalbedrag van bijna 250.000 eur- oordeelt de vrederechter dat het er niet hoofdzakelijk om gaat om onroerende rechten te bekomen of te bewaren. Hij heeft zodus toepassing gemaakt van de WCK (Vred. Beveren, 1er maart 2005, Jaarboek Kredietrecht 2005, 9 en noot J. VAN LYSEBETTENS Jaarboek Kredietrecht 2005, 17) (zie eveneens: m.b.t. een gelijkaardig geval: Vred. Oudenaarde-Kruishoutem, 13 februari 2014, T. Vred., 2015, p. 437 dat de toepassing van KB nr. 225 weigert).

Dit koninklijk besluit werd ingetrokken bij artikel 53, 1° van de wet van 19 april 2017 houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen.

De verhoudingen tussen de Wet Consumenten Krediet en de Wet Hypothecair Krediet voor de kredietovereenkomsten die werden toegekend tussen 1 januari 1995 en 1 april 2015.

Om te bepalen welke wet van toepassing is op een krediet dat met een hypothecaire inschrijving wordt toegekend , dient men te vertrekken vanuit de WCK die het gemeen recht uitmaakt. De wet is inderdaad van toepassing op alle kredieten die door een kredietgever in de zin van de wet, aan de consument, natuurlijke persoon die handelt met een hoofdzakelijk privé-doel worden toegekend, ongeacht of er een zakelijke zekerheid, zoals een hypotheek wordt verstrekt.

De wet van 4 augustus 1992 inzake het hypothecair krediet onttrekt van de toepassing van de WCK, de kredieten die door een kredietgever aan een consument worden toegekend, onder de dubbele voorwaarde dat het gaat om een krediet gepaard gaand met een hypothecaire zekerheid en dat het doel van dit krediet strekt tot de financiering van de aanwerving of bewaring van de onroerende rechten.

In toepassing van art. 3, § 1,7° van de WCK, worden de kredietverrichtingen die onder het toepassingsgebied van de wet van 4 augustus 1992 vallen uitgesloten van het toepassingsgebied van de WCK. Er bestond echter een discordantie tussen de definitie van de consument in deze twee wetten. De aanvankelijke tekst van de wet van 4 augustus 1992 definieerde de consument als een natuurlijke persoon die uitsluitend handelt met een doel dat als vreemd aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten kan beschouwd worden. Het gemengde doel (privé en beroeps, maar hoofdzakelijk privé) was dus uitgesloten van de hypotheekwet hoewel het wel onder het toepassingsgebied van de WCK viel. De wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet heeft dus het woord “exclusief“ dat in art. 1 van de wet van 4 augustus 1992 wordt vermeld, vervangen door “hoofdzakelijk”.

Zo zijn de toepassingsgebieden van de twee wetgevingen,, sinds 1 januari 2004, perfect geharmoniseerd voor wat betreft de beoogde consumenten.

De verrichtingen die geviseerd worden door de wet van 4 augustus 1992

De kredieten die door de wet van 4 augustus 1992 worden beoogd zijn de kredieten die de financiering van de verwerving of bewaring van de zakelijke onroerende rechten tot doel hebben (artikel 1). Het betreft hoofdzakelijk kredieten die als voorwerp de financiering van de aankoop, transformatie of herstelling van een onroerend goed tot doel hebben.

De wet is niet alleen van toepassing op de kredieten met een hypotheek maar ook op kredieten die het recht op een hypothecaire waarborg eisen, zelfs als dit recht wordt voorzien in een afzonderlijke akte, m.a.w. de kredieten met een hypothecair mandaat zelfs een eenvoudige hypotheekbelofte bij onderhandse akte (Lettany, op.cit., p. 19).

De kredieten met hypotheek (of mandaat) die worden toegekend in de vorm van een borg aan een derde worden ook gedekt door de WHK wanneer deze verrichting er toe strekt om zakelijke roerende rechten te waarborgen. Deze verrichtingssoort kan zich bijvoorbeeld voordoen bij de aanwerving of de oprichting van een tweede verblijf in het buitenland. De kredieten met een hypothecaire inschrijving die de financiering van de verwerving van een goed dat geen onroerend goed is, tot doel hebben, vallen echter onder de toepassing van de WCK (investering in roerende waarden zoals bv. aandelen van een immobiliënbedrijf, aankoop van een boot – de hypotheek op een schipvalt niet onder het toepassingsgebied van de WCK – of een luxewagen enz.) of andere verrichtingen (belangrijke gezondheidszorgen, studies, hergroepering van schulden, …).

Een consumentenkrediet, een hypotheek investering of een hypothecair krediet dat gekoppeld is aan een verzekeringsproduct verbonden aan een investeringsfonds die niet hoofdzakelijk strekt tot de financiering van de verwerving of bewaring van zakelijke rechten m.b.t. onroerende goederen wordt niet geacht onder het regime van de WCK te vallen en valt dus niet onder het toepassingsgebied van de wet op het hypothecair krediet (Vred. Oudenaarde-Kruishoutem, 13 februari 2014, T. Vred., 2015, p. 437).

Het nieuwe regime, naar aanleiding van de omzetting van richtlijn 2014/17/EU

Artikel I.9, 53/3, WER definieert het hypothecair krediet als het krediet dat zowel een hypothecair krediet met een roerende als een onroerende bestemming kan uitmaken. Deze definitie met dubbele toegang wordt door de richtlijn 2014/17/EU, die twee vormen van hypothecair krediet onderscheidt naar gelang het doel van het krediet, opgelegd.

  • Het hypothecair krediet met onroerende bestemming beoogt twee gevallen:
  1. Het krediet dat wordt gewaarborgd door een hypothecaire zekerheid en dat tot doel heeft de aanwerving of bewaring (hierbij inbegrepen de renovatie) van zakelijke onroerende rechten te financieren (zoals in het regime van de wet van 4 augustus 1992);;
  2. Het krediet dat wordt toegekend zonder een hypothecaire zekerheid en
    1. dat tot doel heeft de aanwerving of de bewaring van zakelijke onroerende rechten te financieren (hoewel dit in het vorig regime een consumentenkrediet was), behalve de renovatie van een onroerend goed (dat een consumentenkrediet blijft) of
    2. dat tot doel heeft de aanwerving of de bewaring van een plezierboot in de zin van de wet van 26 maart 2012 te financieren (hoewel dit in het vorig regime een consumentenkrediet was).
  • Het hypothecair krediet met een roerende bestemming beoogt een krediet dat wordt toegekend met een hypothecaire zekerheid en dat niet de financiering van de aanwerving of bewaring van zakelijke onroerende rechten tot doel heeft (hoewel dit in het vorig regime een consumentenkrediet was).

Het nieuwe regime verbreedt het toepassingsgebied van het regime van het hypothecair krediet. De wet van 4 augustus 1992 beoogde de kredieten die de aanwerving of het behoud van zakelijke onroerende rechten tot doel hadden en die door een hypothecaire zekerheid werden gewaarborgd. In het nieuwe regime wordt het woord “en” vervangen door het woord “of”. Het nieuwe regime is van toepassing op kredietovereenkomsten die de financiering van de aanwerving of het behoud van de zakelijke onroerende rechten tot doel hebben of die door een hypothecaire zekerheid worden gewaarborgd.

Het nieuwe regime bevat voor de twee regimes gemeenschappelijke bepalingen en bepalingen die verschillend zijn, afhankelijk van de roerende of onroerende bestemming van het krediet. De wetgever heeft getracht om voor de hypothecaire kredieten met roerende bestemming, de van toepassing zijnde bepalingen op het consumentenkrediet waaraan deze kredieten in het vorig regime onderworpen waren, maximaal te behouden.

Het krediet met meerdere doelstellingen

Bepaalde kredieten zijn toegekend voor verschillende doelen. Bijvoorbeeld kan het gaan om de verwerving van een goed en de financiering van renovatiewerken. Als het krediet zonder een hypothecaire inschrijving wordt toegekend, moet men dan dit krediet beschouwen als een hypothecair krediet met onroerende bestemming (verwerving van zakelijke onroerende rechten) of als een consumentenkrediet (renovatie zonder hypothecaire inschrijving)? Een adequaat antwoord zou kunnen zijn dat er twee afzonderlijke kredieten worden verstrekt. Maar deze oplossing zal niet alle gevallen kunnen regelen, zoals bv. wanneer het gaat om de hergroepering van een geheel van kredieten. De Memorie van toelichting verduidelijkt dat «Er moet gekeken worden naar de doorslaggevende finaliteit in functie van het te herfinancieren kredietbedrag, gaat het in hoofdzaak over de herfinanciering van de gezinswoning: hypothecair krediet met onroerende bestemming, gaat het in hoofdzaak om herfinanciering van allerlei schulden, waaronder consumentenkrediet maar met een hypothecaire zekerheid: dan gaat het om hypothecair krediet met roerende bestemming. Wordt er geen zekerheid gevraagd, dan gaat het in principe om consumentenkrediet, tenzij het in hoofdzaak zou gaan om een krediet met onroerende bestemming zonder hypothecaire zekerheid » (Memorie van toelichting, Parl. St., Kamer, Zitting , 54, 1685/001, p.11).

De gevolgen van het doorglijden van bepaalde kredieten van het consumentenkrediet in het toepassingsgebied van het hypothecair krediet

De consumentenkredieten die door een hypothecaire zekerheid worden gewaarborgd zullen vanaf 1 juli 2017 worden geherkwalificeerd tot hypothecaire kredieten. In het bijzonder betekent dit dat de bepalingen m.b.t. de hypothecaire kredieten waarvan wordt voorzien dat zij onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende contracten, op deze consumentenkredieten die geherkwalificeerd worden tot hypothecaire kredieten van toepassing worden. Bovendien, als het toegekende krediet een krediet van onbepaalde duur is, zijn de kredietgevers er toe gehouden om de lopende contracten aan te passen voor 4 mei 2020 (zie de commentaar op de bepalingen inzake de inwerkingtreding). Tenslotte, wanneer de consument, in het kader van een voorafgaand krediet, een hypothecaire bestemming heeft gesteld voor alle bedragen,zal elke krediet dat na 1 juli 2017 worden toegekend, noodzakelijkerwijze een hypothecair krediet zijn (zie ook de commentaar op de kredietopeningen in het kader van het hypothecair krediet ).

Rechtsleer inzake de verhoudingen tussen de WCK en de WHK

  • Ch. BIQUET-MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire", Rev. Dr. Comm. B. -dossier nr. 2, 1995.
  • Ch. BIQUET-MATHIEU, Aperçu de la loi relative au crédit à la consommation après la réforme du 24 maart 2003, in Chronique de droit à l'usage des juges de paix et de police, cahier n°42, januari 2004, p. 201.
  • Ch. BIQUET MATHIEU, « Le champ d’application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation », in Hypothecair krediet - Crédit hypothécaire, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (ed.), die Keure, 2010, p. 27.
  • P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement règlementé en Belgique, Kluwer, 2009, p. 16.
Back to top