Debetrentevoet

 

 

Definitie

 

Artikel I.9, 44° - Debetrentevoet

De rentevoet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of veranderlijk percentage op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen en berekend aan de hand van de elementen die de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt, desgevallend met inbegrip van de berekeningsmethode van de hieraan verbonden nalatigheidsinteresten;
"Bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming is de debetrentevoet op jaarbasis I het resultaat van de vergelijking:
(1 + i)n = (1 + I),
waarbij i de periodieke rentevoet is en n het aantal periodes begrepen in het jaar.

Commentaar

  • De evolutie in het kort

De eerste zin van de definitie neemt de definitie over zoals ze in de WCK stond. Aanvankelijk was de debetrentevoet de uitkomst van een wiskundige vergelijking uitgedrukt als een percentage van het kredietbedrag. Na de omzetting van richtlijn 2008/48/EG in 2010 is het de rentevoet waarmee de kredietgever de rentebedragen berekent (zie De debetrentevoet als uitkomst van een wiskundige vergelijking (van 12 juni 1991 tot 12 juni 2010)

Sinds 1 december 2010 is de debetrentevoet niet langer het resultaat van de wiskundige formule waarmee ook het JKP kan worden berekend. De debetrentevoet wordt gedefinieerd als de rentevoet die de kredietgever toepast, zoals letterlijk bepaald in de definitie van de richtlijn 2008/48/EG (de Koning kan de definitie echter aanpassen). Gezien de verschillende berekeningsmethoden en –periodes, is de debetrentevoet dus niet langer een vergelijkingsinstrument. Vandaar ook de noodzaak om de toegepaste berekeningsmethode in de overeenkomst op te nemen (artikel VII.78, § 2, 7°). Zonder die verduidelijking zou de consument kunnen denken dat de debetrentevoeten vergelijkbaar zijn en zou het voor hem ook onmogelijk zijn om zelf de verschuldigde interesten te berekenen.

De methoden om de rentebedragen te berekenen, verschillen voornamelijk op het vlak van het kapitalisatieritme van de interesten (bijv. dagelijks, maandelijks, driemaandelijks…). Alleen als de interesten dagelijks gekapitaliseerd worden over een jaar van 365 of 366 dagen is de toegepaste rentevoet gelijk aan de debetrentevoet die de uitkomst is van de wiskundige formule voorzien door de Wet. De administratie spreekt in dat geval van een “actuariële” berekeningsmethode en een “actuariële” debetrentevoet, naar het begrip dat gebruikt wordt voor de wiskundige vergelijking die wordt gebruikt voor de berekening van het JKP en de vroegere debetrentevoet. In het Engels spreekt men van een “effective rate percentage”, een begrip dat ook voorkomt in de Franse uitdrukking voor het jaarlijkse kostenpercentage: “taux annuel effectif global”. Elk ander ritme van kapitalisatie (bijv. maandelijks, driemaandelijks) wordt “nominaal” genoemd.

.
 

  • Analyse van de verschillende elementen uit de definitie

De rentevoet

Het percentage waarmee de interesten berekend worden. De debetrente is slechts één onderdeel van de kosten en één onderdeel van de totale kosten van het krediet. De debetrente is dan ook uitsluitend een vergoeding voor het kunnen beschikken over kapitaal en kan dus geen kosten vergoeden die in werkelijkheid niet afhankelijk zijn van het verschuldigd blijvend saldo (opgenomen kapitaal), zoals eenmalige kosten. Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat een JKP – dat de totale kosten van het krediet uitdrukt in een percentage op jaarbasis - gelijk is aan de debetrentevoet.

Debet rente Vs Periodieke rentevoet

De debetrentevoet moet worden uitgedrukt in een percentage op jaarbasis. Hij mag dus niet worden uitgedrukt in een percentage van een andere periodiciteit dan een jaar.

Wel mag er eventueel een maandelijks percentage naast die jaarlijkse debetrentevoet worden meegedeeld, maar dan zonder verwarring te scheppen. Het maandelijkse percentage mag niet als debetrentevoet worden voorgesteld en mag bijvoorbeeld in de reclame ook niet tussen de standaardinformatie staan die door de wet wordt vereist en meer moet opvallen.

In het hypothecair krediet en in toepassing van art. VII.142, wordt voorzien dat "voor de berekening van het bedrag van de debetrente wordt gerekend met de periodieke rentevoet" en niet met de debetrentevoet. De periodieke rentevoet moet ter kennis gebracht (in het contract) worden (art. VII.134). De conversiemethode van de periodieke rentevoet naar de jaarlijkse rentevoet wordt in fine van de definitie hernomen (zie hieronder).

De toegepaste rentevoet

In de definitie van de richtlijn is er alleen sprake van een rentevoet die wordt toegepast. België heeft de Commissie de vraag gesteld of en in hoeverre de Belgische wetgeving een methode voor de berekening van de debetrentevoet kon opleggen.. Het antwoord van de Commissie op die vraag was dubbelzinnig

De Belgische wetgever heeft besloten om de debetrentevoet te definiëren als een toegepaste rentevoet en niet als de uitkomst van de JKP-formule zonder overige kosten, voornamelijk om geen verwarring te veroorzaken bij consumenten die zouden vergelijken met andere lidstaten die de debetrentevoet niet op die manier definieerden. De definitie laat de Koning echter toe de elementen van de berekening achteraf aan te passen.

Een vast of veranderlijk percentage

De debetrentevoet kan eenvaste debetrentevoet of een variabele debetrentevoet zijn, zoals de definitie bepaalt.

“op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen”

Aangezien de rente uitsluitend de vergoeding voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal is, kan deze alleen worden aangerekend of toegepast op het opgenomen kapitaal. In de richtlijn 2008/48/EG werd noch in de definitie, noch in de overwegingen bepaald op welk bedrag de debetrentevoet moest worden toegepast. De Commissie was van mening dat de lidstaten vrij waren om die materie te regelen. Om te vermijden dat bijv. bij leningen op afbetaling de interesten berekend zouden worden op het kredietbedrag i.p.v. het verschuldigd blijvend saldo, werd deze verduidelijking aan de definitie toegevoegd bij de omzetting.

“berekend aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt”

Het Koninklijk Besluit van14 september 2016 bevat geen precieze regel betreffende de berekeningswijze van de debetrentevoet. De regelsdie momenteeldoor de wet worden bepaald, kunnen als volgt worden samengevat:

  • De berekeningswijze moet worden vermeld in de overeenkomst (artikel VI.78, § 2, 7°, en § 3, 7° en VII.134, § 2, 7° en § 3, 7°).
  • De debetrentevoet en het JKP die eruit voortvloeien, moeten de door de Koning bepaalde maxima (consumentenkrediet en hypothecair krediet met roerende bestemming) respecteren, en in geval van verandering van de debetrentevoet zijn de nieuwe maxima onmiddellijk van toepassing.
  • De veranderlijkheid van de kredietovereenkomsten die geen kredietopeningen zonder hypotheekstelling zijn, kan slechts plaatsvinden op basis van de referte-indexen van de hypotheekwet (artikel VII.86, § 2).
  • De debetrentevoet en de nalatigheidsinterestvoet worden uitgedrukt als een percentage en afgerond op twee decimalen. Als de derde decimaal vijf of meer is, wordt de tweede decimaal naar boven afgerond. In de overige gevallen wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal (artikel 6 van het KB van 14 september 2016).

“met inbegrip van de berekeningsmethode van de hieraan verbonden nalatigheidsinteresten”

Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 14 september 2016 bepaalt dat de nalatigheidsinteresten worden berekend volgens dezelfde methode als die waarin de overeenkomst voorziet, conform artikel VII.78, §§ 2, 7° en 3, 7°, en conform artikel VII.134, § 2, 7° van het Wetboek. De nalatigheidsinteresten worden niet geregeld door richtlijn 2008/48/EG. De nationale wetgever blijft dus bevoegd om de berekeningsmethode, afrondingsregels, enz. te bepalen. De nalatigheidsinterestvoet wordt bepaald door artikel VII.106, § 3 (consumentenkrediet), VII.147/22, § 3 (hypothecair krediet met roerende bestemming) en VII.147/23, § 2,3° (hypothecair krediet met onroerende bestemming) van het Wetboek.

De nalatigheidsinterestvoet moet afgerond worden op 2 decimalen (De nalatigheidsinterestvoet moet afgerond worden op 2 decimalen ( artikel 6 van KB JKP -14/09/2016). Maar indien die bepaald wordt als het wettelijk maximale percentage (artikel VII. 106, § 3 WER), met name als de laatst toegepaste debetrentevoet verhoogd wordt met een coëfficiënt van 10%, dan kan het resultaat leiden tot een derde decimaal die naar boven afgerond zou moeten worden (bijv. x,xx5%). Maar omdat het om het wettelijk maximum gaat, kan het naar boven afgeronde percentage niet toegepast worden, omdat het daarmee het wettelijk maximum op 3 decimalen (bijv. x,xx5) zou overschrijden. In het licht van de duidelijkheid van het contract kan in dergelijk geval het percentage op 3 cijfers na de komma vermeld worden, met daarnaast het afgeronde percentage. In geen geval kan het naar boven afgeronde percentage toegepast worden.

Vóór de omzetting van richtlijn 2008/48/EG en sinds 1 januari 2002 was de nalatigheidsinterest in artikel 1, 20° van de WCK gedefinieerd als “een actuariële interestvoet, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis of op periodieke basis”.Het was niet duidelijk of het volstond om enkel een actuarieel percentage te vermelden (om te kunnen vergelijken met het JKP en de debetrentevoet), of dat de nalatigheidsinteresten “actuarieel” toegepast, en dus dagelijks gekapitaliseerd, mochten worden, wat dat een afwijking van artikel 1154 van het Burgerlijk Wetboek betekende. In elk geval maakte de definitie uit het vroegere artikel 1, 20°, WCK van de nalatigheidsinterest een “actuariële” interestvoet (artikel 27, §3, WCK). Dus ongeacht de berekeningsmethode die de kredietgever toepaste, mochten de nalatigheidsinteresten niet hoger liggen dan de nalatigheidsinteresten berekend door de wettelijk maximale nalatigheidsinterestvoet toe te passen volgens de “actuariële” methode, en dus met dagelijkse kapitalisatie. Dat betekende dat de nalatigheidsinteresten niet berekend mochten worden door de wettelijk maximale nalatigheidsinterestvoet nominaal toe te passen. Wel was het mogelijk om een ander percentage nominaal toe te passen, maar dat percentage moest dan lager liggen dan het actuariële maximale percentage vanwege het lagere kapitalisatieritme.

Sinds 1 september 2011 moet de kredietgever de nalatigheidsinteresten dus dagelijks kapitaliseren met het meegedeelde percentage als hij dat ook met de debetrentevoet doet. Andersom mag hij niet dagelijks kapitaliseren met dat percentage als hij de debetinteresten volgens een ander kapitalisatieritme berekent. Dat ligt ook in de lijn van het feit dat de wettelijk maximale nalatigheidsinterestvoet nu afhankelijk is van de toegepaste debetrentevoet.

De berekeningsmethode voor de omzetting van de periodieke rentevoet in debetrentevoet

Bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming is de debetrentevoet op jaarbasis het resultaat van een wiskundige actuariële omzettingsformule van de toegepaste periodieke rentevoet.

De tweede zin van de definitie geeft de berekeningsmethode voor de omrekening van de periodieke rentevoet (d.w.z. de meegedeelde rentevoet voor periodes van minder dan een jaar) in een debetrentevoet (en dus een jaarlijkse rentevoet). De periodieke rentevoet wordt besproken onder deze definitie.

Back to top