Artikel XV.6/1

§ 1. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben gekregen bij de uitoefening van hun taken, niet onthullen, aan welke persoon of autoriteit ook.
In afwijking van het eerste lid mogen deze ambtenaren vertrouwelijke informatie meedelen:
1° in beknopte of samengevoegde vorm, op voorwaarde dat individuele natuurlijke of rechtspersonen niet kunnen worden geïdentificeerd;
2° ingeval de mededeling van dergelijke informatie wordt voorgeschreven of toegestaan door of krachtens dit Wetboek;
3° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken;
4° voor de aangifte van andere strafrechtelijke misdrijven dan deze bedoeld in dit Wetboek en haar uitvoeringsbesluiten, bij de gerechtelijke autoriteiten;
5° aan andere overheidsdiensten en -instellingen, indien dit kadert in het opsporen, vervolgen en sanctioneren van inbreuken op de wetgevingen die tot hun bevoegdheden behoort.
§ 2. De inbreuken op paragraaf 1 worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.

Back to top